1. Voedingsleer
1.1 Voedingsstoffen: inleiding
Macronutriënten
o Eiwitten
o Vetten
o Koolhydraten
o Water
Micronutriënten
o Vitaminen
o Mineralen en spoorelementen
Tekort aan voedingsstoffen kan leiden tot deficiëntie
Latente deficiëntie
= Klein tekort aan voedingsstoffen, randwaarden in het bloed
Bij infectie trager herstel
Manifeste deficiëntie
= Groot tekort aan voedingsstoffen, duidelijk aantoonbaar in het bloed
Ziektebeeld door ontregelde stofwisseling
Teveel aan voedingsstoffen kan leiden tot welvaartziekten
1.2 Energie en stofwisseling
1.2.1 Waarvoor het je energie nodig?
Energie nodig voor
Lichamelijke arbeid
Handhaven lichaamstemperatuur
Groei & onderhoud van weefsels
1.2.2 Hoe voorziet een mens zich van de nodige energie?
Plantaardige voedingsmiddelen
Verschaffen veel dagelijkse energie
Onvolwaardig voor groei en ontwikkeling
Dierlijke voedingsmiddelen
Verschaffen aanvullende energie
=> Overwogen combinatie van beide is aangeraden
1.2.3 Waarvoor dienen de aangebrachte energiebronnen?
Koolhydraten Leveren glucose
Brandstof van het lichaam
In lever opgeslagen
Vetten Leveren energie
Worden afgebroken tot vetzuren
Voorraad opgeslagen in onderhuids vetweefsel
Eiwitten Dienen als bouwstof
Opgebouwd uit aminozuren
Aminozuren kunnen omgezet worden om brandstof te leveren wanneer koolhydraten en
vetten niet voldoende zijn
, 1.2.4 Hoeveel energie levert elke bron?
1g koolhydraten 4 kcal 17 kJ
1g eiwitten 4 kcal 17 kJ
1g vetten 9 kcal 37 kJ
1g alcohol 7 kcal 30 kJ
1 kcal = 4,2 kJ 1 kJ = 0,24 kcal
1.2.5 Wat is stofwisseling
Stofwisseling = Proces waarbij het lichaam energie vrijmaakt uit voedingsmiddelen en daaruit nieuwe stoffen
maakt die ons lichaam nodig heeft
Katabole reactie= Reactie waarbij energie vrijkomt (afbraakreactie)
Anabole reactie = Reactie waarbij nieuwe stoffen door het lichaam worden aangemaakt (opbouwreactie)
Essentiële voedingsstoffen Via voeding opnemen
Niet-essentiële voedingsstoffen Lichaam kan ze zelf aanmaken
1.2.6 Wat zijn de energiebehoeften?
=> Hoeveelheid energie die ons lichaam via voeding nodig heeft
Hangt af van verschillende zaken
Basaal metabolisme
o = Energie die nodig is om de basale fysiologische functies te verzekeren
o = Grondstofwisseling
o bv. hartslag, ademhaling, lichaamstemperatuur
o 45-70% van energiebehoefte
Thermisch effect van voedsel
o Thermogenese = Energieverbruik van het lichaam neemt toe wanneer we eten
o bv. vertering, absorptie, transport, uitwisseling
o 10% van energiebehoefte
Behoefte voor lichaamsbeweging
o Hoe intensiever de sport, hoe hoger de energiebehoefte
o 15-20%
o PAL-waarde Berekenen van energie nodig voor lichaamsbeweging
o Energiebehoefte = ruststofwisseling x PAL
o Rekening houden met leeftijd, geslacht, BMI…
Energieverhogende situaties
o bv. zwangerschap, lactatieperiode, kinderen in groei, personen die herstellen van ziekte
1.2.7 Gezond lichaamsgewicht bepalen
Body Mass Index gewicht (kg) / (lengte (m) x lengte (m))
Ondergewicht = lager dan 18,5
Normaal gewicht = tussen 18,5 en 24,9
Overgewicht = tussen 25 en 29,9
Obesitas = tussen 30 en 39,9
Morbide obesitas = hoger dan 40
=> Bruikbaar voor mensen tussen 19 en 59 jaar
Middelomtrek indicator van opstapeling van vet in de buik
Appel-type = veel viscerale vetopstapeling (in buik)
VERHOOGD CARDIAAL RISICO
Peer-type = veel vetopstapeling ter hoogte van heupen
1.1 Voedingsstoffen: inleiding
Macronutriënten
o Eiwitten
o Vetten
o Koolhydraten
o Water
Micronutriënten
o Vitaminen
o Mineralen en spoorelementen
Tekort aan voedingsstoffen kan leiden tot deficiëntie
Latente deficiëntie
= Klein tekort aan voedingsstoffen, randwaarden in het bloed
Bij infectie trager herstel
Manifeste deficiëntie
= Groot tekort aan voedingsstoffen, duidelijk aantoonbaar in het bloed
Ziektebeeld door ontregelde stofwisseling
Teveel aan voedingsstoffen kan leiden tot welvaartziekten
1.2 Energie en stofwisseling
1.2.1 Waarvoor het je energie nodig?
Energie nodig voor
Lichamelijke arbeid
Handhaven lichaamstemperatuur
Groei & onderhoud van weefsels
1.2.2 Hoe voorziet een mens zich van de nodige energie?
Plantaardige voedingsmiddelen
Verschaffen veel dagelijkse energie
Onvolwaardig voor groei en ontwikkeling
Dierlijke voedingsmiddelen
Verschaffen aanvullende energie
=> Overwogen combinatie van beide is aangeraden
1.2.3 Waarvoor dienen de aangebrachte energiebronnen?
Koolhydraten Leveren glucose
Brandstof van het lichaam
In lever opgeslagen
Vetten Leveren energie
Worden afgebroken tot vetzuren
Voorraad opgeslagen in onderhuids vetweefsel
Eiwitten Dienen als bouwstof
Opgebouwd uit aminozuren
Aminozuren kunnen omgezet worden om brandstof te leveren wanneer koolhydraten en
vetten niet voldoende zijn
, 1.2.4 Hoeveel energie levert elke bron?
1g koolhydraten 4 kcal 17 kJ
1g eiwitten 4 kcal 17 kJ
1g vetten 9 kcal 37 kJ
1g alcohol 7 kcal 30 kJ
1 kcal = 4,2 kJ 1 kJ = 0,24 kcal
1.2.5 Wat is stofwisseling
Stofwisseling = Proces waarbij het lichaam energie vrijmaakt uit voedingsmiddelen en daaruit nieuwe stoffen
maakt die ons lichaam nodig heeft
Katabole reactie= Reactie waarbij energie vrijkomt (afbraakreactie)
Anabole reactie = Reactie waarbij nieuwe stoffen door het lichaam worden aangemaakt (opbouwreactie)
Essentiële voedingsstoffen Via voeding opnemen
Niet-essentiële voedingsstoffen Lichaam kan ze zelf aanmaken
1.2.6 Wat zijn de energiebehoeften?
=> Hoeveelheid energie die ons lichaam via voeding nodig heeft
Hangt af van verschillende zaken
Basaal metabolisme
o = Energie die nodig is om de basale fysiologische functies te verzekeren
o = Grondstofwisseling
o bv. hartslag, ademhaling, lichaamstemperatuur
o 45-70% van energiebehoefte
Thermisch effect van voedsel
o Thermogenese = Energieverbruik van het lichaam neemt toe wanneer we eten
o bv. vertering, absorptie, transport, uitwisseling
o 10% van energiebehoefte
Behoefte voor lichaamsbeweging
o Hoe intensiever de sport, hoe hoger de energiebehoefte
o 15-20%
o PAL-waarde Berekenen van energie nodig voor lichaamsbeweging
o Energiebehoefte = ruststofwisseling x PAL
o Rekening houden met leeftijd, geslacht, BMI…
Energieverhogende situaties
o bv. zwangerschap, lactatieperiode, kinderen in groei, personen die herstellen van ziekte
1.2.7 Gezond lichaamsgewicht bepalen
Body Mass Index gewicht (kg) / (lengte (m) x lengte (m))
Ondergewicht = lager dan 18,5
Normaal gewicht = tussen 18,5 en 24,9
Overgewicht = tussen 25 en 29,9
Obesitas = tussen 30 en 39,9
Morbide obesitas = hoger dan 40
=> Bruikbaar voor mensen tussen 19 en 59 jaar
Middelomtrek indicator van opstapeling van vet in de buik
Appel-type = veel viscerale vetopstapeling (in buik)
VERHOOGD CARDIAAL RISICO
Peer-type = veel vetopstapeling ter hoogte van heupen