College 2
Recapitulatie en intro
Intro: Vorig college hebben we een aantal zaken herhaald die in de vorige jaren gezien zijn en die relevant zijn voor dit jaar.
Dit college is een inleiding op de rest van de lessen van dit vak.
Eerst bespreken we 2 preliminaire weerstanden tegen elk psychotherapeutisch project, zaken die mensen ervan
weerhouden om in therapie te gaan.
Daarna stellen we ons de vraag hoe we de psychische ervaring iets concreter kunnen voorstellen en hoe we psychische
behandeling iets concreter kunnen voorstellen.
Theorie college 2: Inleiding
Over de term ‘therapie’
Slide: Over de term “therapie”
- Psychoanalytische therapie (?)
- Therapie = genezing van ziekte
- Subject = patiënt of mens die iets gezegd wil krijgen?
- Symptomen = stoornis of gebrekkig spreken
- Toch ook lijden – patiënt – therapie
- Vignet: Diagnose ‘stoornis’ als erkenning
1e weerstand sluit aan bij de term ‘therapie’: we staan even stil bij de implicaties van die term.
Mensen die in het klinische veld gaan werken zullen zich allemaal ‘therapeut’ noemen en zullen therapie gaan beoefenen.
Als je zegt dat je therapie geeft impliceert dat dat degene die bij jou komt aan een bepaalde “ziekte” leidt waarvoor hij
moet behandeld worden. Als het een ‘psychotherapeut is, moet er een psychisch probleem zijn, of in DSM-termen: een
psychische stoornis. Voor veel mensen is dit een serieuze/onneembare drempel om naar een therapeut te gaan! Naar een
therapeut gaan impliceert dat men zich identificeert met het dragen van een psychische stoornis. Sommige mensen
weigeren dat.
Je zou kunnen zeggen dat dat intellectueel juist is: psychische symptomen en klachten zijn eigenlijk altijd een gebrekkige
poging om iets te zeggen. Ze zijn een manier van spreken. Zo getuigen ze van iets dat heel normaal is, iets dat heel
essentieel is voor het menselijk wezen. De persoon die bij jou komt met zijn psychische klachten en symptomen richt zich
eigenlijk gewoon tot een ander mens in een poging om via spreken, via het woord iets gezegd te krijgen over zichzelf. Daar
is niets abnormaals aan, niets ziekelijks aan, niets dat wijst in de richting van waanzin of gekheid. Het is eigenlijk het meest
eigene van het menselijk wezen dat daar verschijnt.
In dat opzicht is één van de belangrijkste kenmerken van een goede therapeut het vermogen om de zaken vanuit dat
perspectief te bekijken: een houding kunnen aannemen die eruit bestaat dat je de Ander die bij jou komt, het subject dat bij
jou komt spreken het gevoel kan geven “eigenlijk is er niets verkeerd met jou, je wil iets gezegd krijgen, en ik ga je de tijd
geven om het gezegd te krijgen. Ik ga een ruimte creëren waarin je tijd krijgt om te leren iets zeggen over datgene wat je nu
gebrekkig zegt aan de hand van je symptomen”. Zo’n houding is niet enkel redelijk en intellectueel correct, maar ook
1