Samenvatting Lijst met begrippen, symbolen en formules

4 LIJST MET BEGRIPPEN // SYMBOLEN // FORMULES
Hoofdstuk 2: TOUR OF THE WORLD


SNR Systeem van Nationale Rekeningen
= boekhoudsysteem om de totale economische activiteit te
meten
BBP Bruto Binnenlands Product
= wordt gebruikt als maatstaf voor de geaggregeerde output
BBP (reëele) groei in jaar t GYt
BBP (o.b.v. productie) = som alle opbrengsten uit productie van finale goederen
= som alle output-waardes van gebruikte intermediaire
goederen
BBP (o.b.v. inkomens) = som arbeidsinkomen + inkomen/winsten van een
onderneming
BBP groei in jaar t =
reëel BBP ∈het huidige jaar – reëel BBP ∈het voorgaande jaar ¿ ¿
GYt reëel BBP ∈het v
= (Yt – Yt-1) / Yt-1
 Nominaal BBP De output van een economie binnen een bepaalde periode,
= BBP aan lopende prijzen uitgedrukt in een absolute waarde
= euro BBP
Nominale output in jaar t €Yt
Nominaal BBP (in woorden) = totale aantal geproduceerde finale goederen * de huidige
€Yt prijs in dat jaar
= Q * Pt
 Reëel BBP De output van een economie binnen een bepaalde periode,
= BBP in constante prijzen aangepast aan eventuele inflatie
= BBP in goederentermen
= BBP aangepast voor
inflatie
 Reëel BBP in Houdt rekening met de relatieve prijzen die veranderen
kettingprijzen doorheen de tijd
Reëele output in jaar t Yt
Reëel BBP = hoeveelheid van product in het betreffende jaar * prijs van
het product in basisjaar
Yt = Qt * Pt0
Intermediair goed Goed dat wordt gebruikt in de productie van een ander goed
Finaal goed Goed dat wordt verkocht aan de eindconsument
Hedonische Prijszetting dat rekening houdt met de kwalitatieve
prijszettingsmethode veranderingen aan het product
Totale bevolking Alle mensen in de bevolking van een land
Participatiegraad Ratio om de beroepsbevolking te meten t.o.v. de totale
bevolking
Beroepsbevolking Aantal mensen dat (g)een job heeft (maar wel op zoek is)
Beroepsbevolking L (labour force)
Beroepsbevolking = totale tewerkstelling + aantal werklozen
L =N+U
 Totale tewerkstelling Aantal mensen dat een job heeft
Totale tewerkstelling N
 Werklozen Aantal mensen dat geen job heeft, maar wel op zoek is
(laatste 4 weken)
Aantal werklozen U
Niet tot beroepsbevolking Aantal mensen dat geen job heeft en niet op zoek is
 Ontmoedigden Aantal mensen dat geen job heeft en zoektocht hebben
opgegeven
Werkloosheidsgraad u

,Werkloosheidsgraad = aantal werklozen / beroepsbevolking
u =U/L
Participatiegraad Aantal mensen die werken
Participatiegraad = beroepsbevolking / totale bevolking
… = L / totale bevolking
Inflatie Stijging van het algemeen prijsniveau
Spilindex Prijsevolutie van goederen en diensten die de gezinnen
consumeren. Wanneer de prijzen van goederen en diensten
stijgen, stijgt ook de index
Pure inflatie Proportionele toename van alle prijzen en lonen (komt nooit
voor)
Deflatie Daling van het algemeen prijsniveau
Inflatiegraad Weergave hoeveel het algemeen prijsniveau stijgt/daalt
 stijging: inflatie
 daling: deflatie
Inflatiegraad πt
Inflatiegraad in jaar t = (BBP deflator huidig jaar – BBP deflator vorig jaar) / BBP
πt deflator vorig jaar
= (Pt – Pt-1) / Pt-1
BBP deflator Methode om inflatiegraad te meten, o.b.v. de productie
BBP deflator Pt
BBP deflator in jaar t = nominaal BBPt / reëel BBPt
Pt = €Yt / Yt
Nominale BBP = BBP deflator * reëel BBP
€Yt = P t * Yt
Reëele BBP = nominale BBP / BBP deflator
Yt = €Yt / Pt
Groeivoet van het nominale = inflatiegraad + groeivoet van het reëele BBP
BBP = πt + Yt groeivoet
€Yt groeivoet
Geharmoniseerde Maatstaf voor de levensduurte
consumptieprijsindex
Geharmoniseerde HICP
consumptieprijsindex
Bracket creep Interactie tussen inflatie en belasting (in belastingssysteem)

, Hoofdstuk 3: DE GOEDERENMARKT


Bruto Binnenlands Product = samenstelling van verschillende factoren
BBP = GDP Y
Y = C + I + G + X – IM
Consumptie Aankoop goederen en diensten door consumenten, dat
afhangt van het beschikbare inkomen
Consumptie C
Consumptiefunctie Een gedragsvergelijking gezien ze het gedrag van
consumenten weerspiegelt
Consumptiefunctie C(YD)
Beschikbare inkomen Inkomen dat overblijft na belastingen aan de overheid en
transfers van de overheid
Beschikbare inkomen YD
Marginale consumptiequote Het effect van €1 extra beschikbaar inkomen op het
consumptiegedrag
Marginale consumptiequote c1
Marginale consumptiequote Bij de evenwichtsoutput komt met tot de conclusie dat de
multiplicator toename van de output groter is dan de initiële toename in
beschikbaar inkomen, als gevolg van de multiplicator. Dit
effect kan worden geschat door econometrie.
Effect is groter dan 1.
Marginale consumptiequote 1
multiplicator (groter dan 0, kleiner dan 1)
1−c 1
Econometrie Een set van statistische methodes die gebruikt worden
binnen de economische wetenschap
Consumptie zonder YD Consumptie van mensen wanneer het beschikbare inkomen
gelijk is aan 0
Consumptie zonder YD c0
C = C(YD) = c0 + c1 (YD)
Investeringen Aankoop kapitaalgoederen
≠ aankoop aandelen
≠ aankoop obligaties
Investeringen I=Ī
Kapitaalgoederen = niet-residentiële investeringen + residentiële investeringen
Niet-residentiële Investeringen gemaakt door bedrijven (vb. magazijn,
investeringen machine)
Residentiële investeringen Investeringen gemaakt door particulieren (vb. huis)
Overheidsuitgaven Aankoop goederen en diensten door overheid, die ‘gratis’ ter
beschikking worden gesteld aan de bevolking (vb. onderwijs,
gezondheid)
≠ transfers
≠ intrestbetalingen op overheidsschulden
Overheidsuitgaven G
Export Aankoop goederen en diensten door buitenlanders, productie
in binnenland
Export X
Import Aankoop goederen en diensten door binnenlanders,
productie in buitenland
Import IM
Netto-uitvoer Saldo van de handelsbalans, verschil tussen export en import
Netto-uitvoer (X – IM)
Netto-uitvoer (in woorden) = export – import
Netto-uitvoer (in symbolen) = X – IM
Investeringen in voorraden Verschil tussen de productie en de verkoop
Totale vraag naar goederen Z
Z (open economie) = C + I + G + X – IM