2020-2021 Ondersteuningsmodellen en praktijken
ONDERSTEUNINGSMODELLEN EN
PRAKTIJKEN: LES 1, 2 & 3:
HOOFDSTUK 1: BEELDVORMING, CLASSIFICATIE EN DIAGNOSIE:
1.1 BEELDVORMING:
Genotype = erfelijke informatie opgeslagen in ons DNA (genen).
Fenotype = hoe erfelijke informatie tot uiting komt en zichtbaar is. Andere gedrags- en
omgevingskenmerken spelen hierin een rol.
1.2 CLASSIFICATIE:
1.2.1 WAT?
Classificatiemodel = is een raamwerk met gestandaardiseerd begrippenapparaat voor het
beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarbij kunnen optreden
om aldus te komen tot een systematische ordening.
Classificatie = Is het systematisch ordenen en groeperen van gedragsproblemen op basis van
gelijke eigenschappen en onderlinge relaties. Het is niet hetzelfde als diagnose.
2 soorten classificatiesystemen:
è Klinisch-psychiatrische classificatiesystemen bv. DSM-5
è Empirisch-statistische classificatiesystemen bv. ASEBA
1.2.2 WAAROM?
Waarom classificeren?
• Onderbrengen in categorieën = Orde scheppen, structureren.
• Wetenschappelijk onderzoek en klinische praktijk vooruit helpen (zie pathologie)
• Gemeenschappelijke taal hanteren
Psychopathologie = Een leer van psychische ziektes/aandoeningen.
è Classificatie binnnen psychopathologie:
Communicatiemiddel/onderzoeksinstrument met oog op:
• Voorkomen en verspreiding van stoornissen = epidemiologie
• Ontstaan stoornissen = etiologie
1
, 2020-2021 Ondersteuningsmodellen en praktijken
• Ontwikkeling stoornissen = pathogenese
• Beloop stoornissen = prognose
• Beïnvloedbaarheid stoornissen = preventie/therapie
1.2.3 SOORTEN CLASSIFICATIE:
1.2.3.1 DESCRIPTIEVE CLASSIFICATIE:
= Stoornissen worden geclassificreerd door “goodness of fit” tussen klinisch beeld patiënt en
diagnostische prototypes (beschrijving persoon met stoornis), prototypische diagnostiek.
è Wordt niet meer gebruikt.
Bv. Hysterie
1.2.3.2 CATEGORIALE CLASSIFICATIE:
= Stoornissen verdelen is gebaseerd op 1 of meer sleutelkenmerken die onveranderlijk
aanwezig zijn bij alle leden van dezelfde categorie.
Onderscheid in categorieën. Ziek of gezond, stoornis of geen stoornis. Geen ruimte voor
nuance.
Voordeel: praktische bruikbaarheid van de checklistbenadering
Bv. DSM-5 = klinisch-psychiatrische classificatiesystemen
1.2.3.3 DIMENSIONALE CLASSIFICATIE:
= Stoornis wordt besproken aan de hand van het meer of minder voorkomen van bepaalde
eigenschappen op een continuüm.
Eigenschappen van stoornis op continuüm. Individu neemt plaats in tov normgroep. (bv.
Angstig, depressieve stemming, agressie,…)
Bv. ASEBA = empirische-statistische classificatiesysteem
2
ONDERSTEUNINGSMODELLEN EN
PRAKTIJKEN: LES 1, 2 & 3:
HOOFDSTUK 1: BEELDVORMING, CLASSIFICATIE EN DIAGNOSIE:
1.1 BEELDVORMING:
Genotype = erfelijke informatie opgeslagen in ons DNA (genen).
Fenotype = hoe erfelijke informatie tot uiting komt en zichtbaar is. Andere gedrags- en
omgevingskenmerken spelen hierin een rol.
1.2 CLASSIFICATIE:
1.2.1 WAT?
Classificatiemodel = is een raamwerk met gestandaardiseerd begrippenapparaat voor het
beschrijven van het menselijk functioneren en de problemen die daarbij kunnen optreden
om aldus te komen tot een systematische ordening.
Classificatie = Is het systematisch ordenen en groeperen van gedragsproblemen op basis van
gelijke eigenschappen en onderlinge relaties. Het is niet hetzelfde als diagnose.
2 soorten classificatiesystemen:
è Klinisch-psychiatrische classificatiesystemen bv. DSM-5
è Empirisch-statistische classificatiesystemen bv. ASEBA
1.2.2 WAAROM?
Waarom classificeren?
• Onderbrengen in categorieën = Orde scheppen, structureren.
• Wetenschappelijk onderzoek en klinische praktijk vooruit helpen (zie pathologie)
• Gemeenschappelijke taal hanteren
Psychopathologie = Een leer van psychische ziektes/aandoeningen.
è Classificatie binnnen psychopathologie:
Communicatiemiddel/onderzoeksinstrument met oog op:
• Voorkomen en verspreiding van stoornissen = epidemiologie
• Ontstaan stoornissen = etiologie
1
, 2020-2021 Ondersteuningsmodellen en praktijken
• Ontwikkeling stoornissen = pathogenese
• Beloop stoornissen = prognose
• Beïnvloedbaarheid stoornissen = preventie/therapie
1.2.3 SOORTEN CLASSIFICATIE:
1.2.3.1 DESCRIPTIEVE CLASSIFICATIE:
= Stoornissen worden geclassificreerd door “goodness of fit” tussen klinisch beeld patiënt en
diagnostische prototypes (beschrijving persoon met stoornis), prototypische diagnostiek.
è Wordt niet meer gebruikt.
Bv. Hysterie
1.2.3.2 CATEGORIALE CLASSIFICATIE:
= Stoornissen verdelen is gebaseerd op 1 of meer sleutelkenmerken die onveranderlijk
aanwezig zijn bij alle leden van dezelfde categorie.
Onderscheid in categorieën. Ziek of gezond, stoornis of geen stoornis. Geen ruimte voor
nuance.
Voordeel: praktische bruikbaarheid van de checklistbenadering
Bv. DSM-5 = klinisch-psychiatrische classificatiesystemen
1.2.3.3 DIMENSIONALE CLASSIFICATIE:
= Stoornis wordt besproken aan de hand van het meer of minder voorkomen van bepaalde
eigenschappen op een continuüm.
Eigenschappen van stoornis op continuüm. Individu neemt plaats in tov normgroep. (bv.
Angstig, depressieve stemming, agressie,…)
Bv. ASEBA = empirische-statistische classificatiesysteem
2