Banga, A., Poelmans, P., Sweep, J., & Verhagen, V. (2022). Handboek taalkunde.
Hoofdstuk 7: Taalverwerving
7.5 Zelftoets (p265)
1. Als een kindje van 8 maanden ‘mama’ zegt, wordt dit brabbelen genoemd. Er is
dan nog geen sprake van het gebruik van het woord ‘mama’. Leg uit wat het
verschil is tussen brabbelen en het produceren van een woord.
Brabbelen is het produceren van lettergreepreeksen. Een lettergreepreeks is geen
woord, omdat het niet steeds dezelfde referent heeft.
Brabbelen is een voorstadium van het spreken en heeft vooral te maken met het
oefenen van de taalvaardigheden. Het gebruik van een woord zoals "mama" is een
bewuste handeling waarbij het kindje een bepaalde betekenis aan het woord geeft en
het gebruikt om te communiceren.
2. Geef een definitie en een voorbeeld van overextensie.
overextensie = het toekennen van een ruime betekenis aan een woord.
Een bepaald woord toepassen op een grotere groep voorwerpen of situaties dan
waarvoor het woord eigenlijk bedoeld is.
Alles wat rond is een bal noemen.
3. Noem vijf kenmerken van kindgerichte spraak.
- een hogere toonhoogte
- een nadrukkelijkere intonatie
- een langzamer spreektempo
- herhaling van woorden
- meer mimiek
4. Waarom is het gebruik van kindgerichte spraak bevorderlijk voor
moedertaalverwerving?
Kindgerichte spraak houdt de aandacht van baby’s tussen de drie en vijftien maanden
langer vast dan gewone spraak. Dit maakt het makkelijker voor hen om zich te
concentreren op de boodschap, de taal wordt begrijpelijker.
5. Wat wordt bedoeld met een eerste taal (T1) en een tweede taal (T2)?
T1 / eerste taal / moedertaal = de taal die een kind vanaf de geboorte leert. De taal die
thuis gesproken wordt en die het kind verwerft zonder formeel taalonderwijs.
T2 / tweede taal = de taal van het taalgebied waarin de leerder zich gevestigd heeft
, Een Syriër die in Vlaanderen woont, NL als tweede taal: NT2
6. Wat is het verschil tussen het leren van een vreemde taal en het leren van een
tweede taal?
We spreken van een vreemde taal als de leerder zich buiten het taalgebied van die taal
bevindt: de betreffende taal is er niet de omgangstaal. Het leren van een vreemde taal
gebeurt vaak in een formele context, zoals op school, en is meer gericht op grammatica
en schriftelijke vaardigheden.
Een tweede taal is wanneer de leerder zich in het taalgebied van de taal gevestigd
heeft en een nieuwe taal leert. Het leren van een tweede taal gebeurt vaak in een meer
natuurlijke context, bijvoorbeeld door contact met sprekers van die taal.
7. Wat is het verschil tussen simultane en successieve tweetaligheid?
simultane tweetaligheid = eerste en tweede taal ongeveer gelijktijdig verwerven
Beide talen worden gelijktijdig verworven en kunnen beide als moedertaal beschouwd
worden. Het kind maakt in het begin vaak geen onderscheid tussen de talen en mengt
ze door elkaar.
Voorbeeld: Een kind waarvan de ene ouder Nederlands spreekt en de andere ouder
Frans.
successieve (of sequentiële) tweetaligheid = het later aanleren van een andere taal
op school of werk, taalkennis van T1 kan bewust ingezet worden bij het aanleren
Voorbeeld: Een kind dat thuis Nederlands spreekt en op school Engels leert.
8. Wat is het verschil tussen gestuurde en ongestuurde taalverwerving?
gestuurde taalverwerving = als de leerder T2 verwerft door zich hier bewust voor in te
zetten, bijvoorbeeld door taallessen te volgen en leermateriaal te gebruiken
ongestuurde (of natuurlijke) taalverwerving = de taal oppikken uit de omgeving
zonder dat de regels expliciet worden behandeld
Gestuurde taalverwerving Ongestuurde taalverwerving
Focus Omgeving en interactie Aangeboren vermogen
Imitatie, bekrachtiging, actief Zelfontdekking, patronen
Leerproces onderwijs herkennen
Rol van de
omgeving Cruciaal Ondersteunend
Hoofdstuk 7: Taalverwerving
7.5 Zelftoets (p265)
1. Als een kindje van 8 maanden ‘mama’ zegt, wordt dit brabbelen genoemd. Er is
dan nog geen sprake van het gebruik van het woord ‘mama’. Leg uit wat het
verschil is tussen brabbelen en het produceren van een woord.
Brabbelen is het produceren van lettergreepreeksen. Een lettergreepreeks is geen
woord, omdat het niet steeds dezelfde referent heeft.
Brabbelen is een voorstadium van het spreken en heeft vooral te maken met het
oefenen van de taalvaardigheden. Het gebruik van een woord zoals "mama" is een
bewuste handeling waarbij het kindje een bepaalde betekenis aan het woord geeft en
het gebruikt om te communiceren.
2. Geef een definitie en een voorbeeld van overextensie.
overextensie = het toekennen van een ruime betekenis aan een woord.
Een bepaald woord toepassen op een grotere groep voorwerpen of situaties dan
waarvoor het woord eigenlijk bedoeld is.
Alles wat rond is een bal noemen.
3. Noem vijf kenmerken van kindgerichte spraak.
- een hogere toonhoogte
- een nadrukkelijkere intonatie
- een langzamer spreektempo
- herhaling van woorden
- meer mimiek
4. Waarom is het gebruik van kindgerichte spraak bevorderlijk voor
moedertaalverwerving?
Kindgerichte spraak houdt de aandacht van baby’s tussen de drie en vijftien maanden
langer vast dan gewone spraak. Dit maakt het makkelijker voor hen om zich te
concentreren op de boodschap, de taal wordt begrijpelijker.
5. Wat wordt bedoeld met een eerste taal (T1) en een tweede taal (T2)?
T1 / eerste taal / moedertaal = de taal die een kind vanaf de geboorte leert. De taal die
thuis gesproken wordt en die het kind verwerft zonder formeel taalonderwijs.
T2 / tweede taal = de taal van het taalgebied waarin de leerder zich gevestigd heeft
, Een Syriër die in Vlaanderen woont, NL als tweede taal: NT2
6. Wat is het verschil tussen het leren van een vreemde taal en het leren van een
tweede taal?
We spreken van een vreemde taal als de leerder zich buiten het taalgebied van die taal
bevindt: de betreffende taal is er niet de omgangstaal. Het leren van een vreemde taal
gebeurt vaak in een formele context, zoals op school, en is meer gericht op grammatica
en schriftelijke vaardigheden.
Een tweede taal is wanneer de leerder zich in het taalgebied van de taal gevestigd
heeft en een nieuwe taal leert. Het leren van een tweede taal gebeurt vaak in een meer
natuurlijke context, bijvoorbeeld door contact met sprekers van die taal.
7. Wat is het verschil tussen simultane en successieve tweetaligheid?
simultane tweetaligheid = eerste en tweede taal ongeveer gelijktijdig verwerven
Beide talen worden gelijktijdig verworven en kunnen beide als moedertaal beschouwd
worden. Het kind maakt in het begin vaak geen onderscheid tussen de talen en mengt
ze door elkaar.
Voorbeeld: Een kind waarvan de ene ouder Nederlands spreekt en de andere ouder
Frans.
successieve (of sequentiële) tweetaligheid = het later aanleren van een andere taal
op school of werk, taalkennis van T1 kan bewust ingezet worden bij het aanleren
Voorbeeld: Een kind dat thuis Nederlands spreekt en op school Engels leert.
8. Wat is het verschil tussen gestuurde en ongestuurde taalverwerving?
gestuurde taalverwerving = als de leerder T2 verwerft door zich hier bewust voor in te
zetten, bijvoorbeeld door taallessen te volgen en leermateriaal te gebruiken
ongestuurde (of natuurlijke) taalverwerving = de taal oppikken uit de omgeving
zonder dat de regels expliciet worden behandeld
Gestuurde taalverwerving Ongestuurde taalverwerving
Focus Omgeving en interactie Aangeboren vermogen
Imitatie, bekrachtiging, actief Zelfontdekking, patronen
Leerproces onderwijs herkennen
Rol van de
omgeving Cruciaal Ondersteunend