INTRODUCTIE
2 ASPECTEN IN HET VAK
Theorie
Oefeningen
Theorie
▪ Bespreking van belangrijkste gespreks- en relationele vaardigheden
▪ Aspecten van de client-hulpverlenersrelatie
▪ Specifieke situaties
Overzicht inhoud
Model van probleem-identificatie & evidence-based denken en werken
Basisvaardigheden: empathie, echtheid, respect
Ingrediënten effectieve therapeutische relatie: persoon HV – waarden/ethiek – vertrouwen –
wederzijdse beïnvloeding…
Gespreksvaardigheden: luister/actieresponsen - betekenis van non-verbaal gedrag
Als praten moeilijk loopt: weerstand, motiverende gespreksvoering, doetalen
Praten met meerdere cliënten tegelijk: partijdigheid, meerpersoonsrelatie
Praten met ouders (ouderbegeleiding)
Praten bij seksueel misbruik (kinderen/volwassenen verstandelijke beperking)
Cursusmateriaal
Slides – ufora (cf. examen)
Syllabus – ufora (achtergrond)
Aanbevolen literatuur: zie referentielijst + lessen = geen leerstof
Oefeningen
▪ Omzetten kennis naar vaardigheid (praktijk)
▪ 4 werkcolleges
EXAMEN
THEORIE(14/20)
Examen: open vragen (kennisvragen + inzichtsvragen)
OEFENINGEN (6/20)
Practicum-examen (4/20)
- videofragmenten & toepassingsvragen
Practicum = Procesevaluatie/permanente evaluatie (2/20)
- aanwezigheid & medewerking
- oefeningen + opdrachten
- zie praktische informatie op UFORA
Examen van theorie en practicum valt samen.
Zie syllabus blz. 4-5
,KLINISCH PSYCHOLOGISCHE VAARDIGHEDEN
VISIE OP HULVERLENER: INLEIDING
Syllabus blz. 6 – 8
“HELPING INTERACTION”
= hulpverleningscontact
Klinisch-psychologische gespreksvaardigheden in context van hulpverlening(scontact)
4 componenten in hulpverleningscontact:
▪ Iemand die hulp zoekt (de client/ het cliëntsysteem)
▪ Iemand die hulp wil bieden (de hulpverlener)
▪ Die ‘iemand’ is bekwaam of getraind (deskundig)
▪ In een setting die toelaat dat hulp wordt geboden en gekregen
- Specificiteit setting bepaalt deels interventies
Een hulpverlener = iemand die de exploratie en het aanpakken of oplossen van problemen bij een
cliënt/cliëntsysteem faciliteert
▪ Inspanningsverbintenis
▪ Geen resultaatsverbintenis
Niet de problemen oplossen voor mensen, maar ze ondersteunen en aanmoedigen om het zelf
op te lossen
PROCES VAN HULPVERLENIG – FASERING
Fasering/Stadia in HV:
1. Opbouwen van een therapeutische relatie en exploratie van problemen
2. Assessment (case-formulation)
3. HV doelstellingen, selecteren/implementeren interventie
4. Evaluatie en beëindigen (of recontracting)
Arbitraire, maar zinvolle ordening
In werkelijkheid niet zo lineair
WAAROM DEZE FASERING?
Arbitrair
▪ Therapeutische effecten van bij het begin
▪ Procesmatig werken (behandeling/ assessment kan je later nog bijstellen)
Zinvol
▪ Geeft houvast en temporiseren
▪ Eerst assessmentmandaat, dan pas beslissen tot behandeling (= mandaat om probleem te
exploreren)
,KLINISCH PSYCHOLOGISCHE VAARDIGHEDEN
FASERING/ STADIA
1. Opbouwen van een therapeutische relatie en exploratie van moeilijkheden/ hulpvraag
▪ Noodzakelijke fase
▪ Druk van cliënt: oplossen probleem
▪ Druk van setting: snel tot diagnose/behandeling overgaan (wachtlijsten)
▪ Bepaalt mee het succes van volgende fasen
▪ Noodzakelijk, maar niet afdoende => Er zijn nog interventies nodig nadien
Het is een noodzakelijke fase, maar er wordt vaak te snel overgegaan. Wanneer de client dit
voelt, kan de motivatie dalen.
“Ik-moet-iets-doen-syndroom” (blz.6)
Dat zowel de hulpverlener als de client zicht krijgen op moeilijkheden en sterktes van client
2. Assessment
▪ Niet enkel diagnostiek (=classificatie, DSM, ….)
▪ Een geïndividualiseerd onderzoek bij een persoon/cliëntsysteem met als bedoeling een zorg
op maat te indiceren en te evalueren => telkens aangepast aan client
▪ Uniek, gedetailleerd beeld van cliënt en zijn context
3. Therapiedoelstellingen, selecteren/implementeren interventie
▪ Zorg op maat
▪ Werkt samen een behandeling uit
▪ ruimte voor bijsturen
4. Evaluatie en beëindigen (of recontracting)
VISIE OP HULPVERLENING: POSTMODERNISCH
NIET één overheersend “waar” therapeutisch model (er is geen objectieve waar)
▪ WEL meer en minder bruikbare modellen/hypothesen
- Beschrijven
- Verklaren
- Behandelen problemen
▪ Samenwerking
- Collaboratieve dialoog tussen hulpverlener en client
- Cliënt is expert van het probleem
- HV is expert van het proces
NIET empirisch onderzoek = waarheid
WEL sociaal geconstrueerde reflecties van wetenschappers
Werpen licht op bruikbaarheid beschrijvingen, verklaringen en behandelingen voor specifieke
problemen in specifieke contexten
Maar handelen is wel evidence based
, KLINISCH PSYCHOLOGISCHE VAARDIGHEDEN
EVIDENCE BASED PRAKTIJK
Vraagt de integratie van individuele klinische expertise (klinisch oordeel) met de beste externe
beschikbare gegevens van systematisch onderzoek (fundamenteel onderzoek, uitkomstonderzoek,
procesonderzoek, methodeonderzoek,..)
(APA, American Psychologist, 2006)
Fundamenteel onderzoek => Hoe kunnen we bepaalde fenomenen begrijpen?
Uitkomstonderzoek => Welke interventies zorgen voor goede uitkomsten? Welke behandelingen
hebben effect?
Proces-onderzoek => Welke mechanismen onderliggen bepaalde interventies?
Methode-onderzoek => Welke methoden hebben we nodig?
Onderzoeksevidentie kan klinische praktijk informeren, maar kan klinische ervaring niet vervangen
▪ Wetenschappelijke kennis statuut geven van superieure of allesomvattende kennis is
pretentieus
▪ Het negeren van wetenschappelijke kennis is dat evenzeer
Fysieke mishandeling/ verwaarlozing dia 23 – 31
Het ene werkt niet zonder het ander.
Belangrijk concept!!