1. Hoofdstuk 1: Lente in de plantenwereld
Leerdoelen:
- Bij plantaardig materiaal de delen herkennen, belangrijke kenmerken en levenswijze beschrijven en
hiervoor de correcte terminologie gebruiken.
- Nauwkeurig kunnen waarnemen en vergelijken van plantaardig materiaal.
- Typische lenteverschijnselen bij zaadplanten (kruidachtige en houtachtige planten) kunnen
beschrijven en verklaren.
- De levenscyclus van zaadplanten kunnen beschrijven.
- Kunnen verwoorden en aanduiden welke kenmerken van het plantaardig materiaal interessant zijn
om met kleuters waar te nemen.
- Eenvoudige activiteiten met planten kunnen uitvoeren, werkwijze verantwoorden en de waarde
ervan voor kleuters kunnen verwoorden.
- Zorgvuldig kruidachtige planten drogen en de eigen waarnemingen vergelijken met de vakliteratuur.
- Actieve werkvormen bedenken om in lente en zomer plantaardig materiaal te laten waarnemen door
kleuters.
- Nauwkeurig de evolutie en groei van planten in de lente kunnen opvolgen en dit verwerken in een
passende verslagsvorm.
1.1. Exploratietocht in februari
(Verslag)
1.2. Bomen en struiken in de lente
1.2.1. Wat moet je weten?
1.2.1.1. Inleiding
Naar gelang de soort en plaats aan de plant zijn er verschillende soorten knoppen:
- Bladknoppen
- Bloemknoppen
- Gecombineerde knoppen
Deze vinden we als eindknoppen of als okselknoppen.
Okselknoppen:
- In het vroege voorjaar
- Kan als reserve dienen als er een blad plotseling verloren gaat
- Gebeurt dit niet dan kan deze knop, indien deze de winter overleeft, uitlopen als takje
Eindknoppen:
- In de zomer en het najaar op de vooral overwinterde houtige gewassen, zoals bomen en struiken
- Van essentieel belang voor de plant
- Hierin wordt in een embryonaal stadium een compleet nieuw twijgje met bladeren en bloemen
aangelegd
- In het komende voorjaar zullen deze uitgoeien tot volwassen takken met bladeren
Bekijken van meerjarige tak: je kan de stukken tak onderscheiden die ieder jaar zijn aangelegd en gegroeid.
-> Op de plaats waar de knop gezeten heeft vinden we de littekens van de knopschubben.
1
, 1.2.1.2. Studie van een kale tak
Eindknop is een gemengde knop: (1)
Hieruit zal een nieuw twijgje groeien met bladeren en bloementros
Omgeven door kleverige knopschubben die de kwetsbare inhoud van de knop beschermen
Zijknoppen of okselknoppen zijn bladknoppen: (2)
Hieruit zal een nieuw twijgje met bladeren groeien
Bladlitteken: (3)
Bij paardenkastanje hoefijzervormig
Onder de okselknoppen
Litteken van het afgevallen blad
Stippen op het litteken: vaatbundels die zorgden voor transport van en naar de bladeren
(suikers opgelost in water van blad naar rest van de boom/ mineralen opgelost in water van
wortels en stam naar bladeren)
Kurkporiën: (4)
Openingen langs waar gassen uitgewisseld worden: zuurstof en koolstofdioxide. Deze stoffen
zijn betrokken in fotosynthese en ademhaling
Ringvormig litteken: (5)
Litteken van de knopschubben die rond de eindknop zaten
Slapende knoppen: (6)
Boven het ringvormig litteken in de afbeelding zie je 2 slapende knoppen
Deze zullen niet uitlopen, enkel in noodsituaties bv als de boom geknot wordt (zie wilgen)
1.2.1.3. Uitlopende takken
De knoppen lopen uit:
1.2.1.4. Bloeiende katjes
Bij sommige struiken en bomen verschijnen eerst bloemen, bij anderen is de bloei minder opvallend.
Katjes van hazelaar en els: Hazelaar
- Vroeg in het voorjaar vinden we al bloeiende katjes
- Bloeiwijze bevat ofwel de mannelijke, ofwel de vrouwelijke bloempjes
- Els en hazalaar zijn eenhuizig Els
- Katjes worden reeds in het najaar gevormd
- Mannelijke katjes:
o Lang, hangen naar beneden en zijn zeer beweeglijk
o Bestaan uit meeldraden die gegroepeerd zijn onder schutblaadjes
o Schutblaadjes zitten vast op een centrale as
o Als de meeldraden rijpen, worden de katjes langer
o Meeldraden vormen massa’s zeer licht, glad stuifmeel dat door de wind meegenomen wordt
2
, Hazelaar
- Vrouwelijke katjes: (stamperkatjes)
o Veel kleiner en vallen niet op
o Bij de els: rode knopjes die in groepjes bij elkaar staan
Schubben die een vruchtbeginsel omgeven
Als ze bloeien steken de stempels boven de schubben uit
Schubben worden houtig en vormen de ‘elzenprop’ na bevruchting Els
o Bij de hazelaar: Hier en daar groene bolletjes waar rode draadjes uit steken
Draadjes zijn lange stempels die het stuifmeel moeten opvangen
Groeien uit tot hazelnoten met een bladachtig omhulsel
o Na de bevruchtig groeien de vrouwelijke katjes sterk uit
Mannelijk
Wilgenkatjes:
- Zilverachtige, viltige knoppen
- Bloeiende katjes: geel of groen gekleurd
o Geel: meeldraadkatjes
o Groen: stamperkatjes
- Tweehuizig: mannelijke en vrouwelijke katjes komen niet op dezelfde boom voor
Vrouwelijk
- In de katjes zitten veel honingklieren -> kleverige stuifmeel wordt door insecten overgebracht
- Na bevruchting: vrouwelijke katje begint te groeien
o Stampertjes worden vruchtjes, gevuld met pluizige zaadjes
o In juni zijn deze rijp en worden dan door de wind vervoerd.
1.2.2. Activiteiten met takken
Zet takken van de paardenkastanje in verschillende potten met water. Zet iedere pot in een anders verwarmd
vertrek. Op de warmste en lichtse plekken zullen de bladeren het snelst groeien.
1.3. Kruidachtige planten in de lente
1.3.1. Wat moet je weten?
1.3.1.1. Overzicht van de verschillende groepen
Eenjarige planten
- Sterven in de herfst volledig af, zowel bovengronds als ondergronds
- Einde van groeiseizoen -> plant heeft zaden gevormd die overwinteren in de grond
- In de lente komen kiemplantjes tevoorschijn
- Groeien en bloeien vlug
- Voorbeelden: afrikaantjes, petunia
Tweejarige planten
- Levenscyclus omvat 2 jaar
- Eerste jaar: uit de zaden groeit plant die geen bloemen vormt, er worden wortels, bladeren en een heel
korte stengel gevormd.
-> hierdoor zitten de bladeren in een krans net boven de grond (rozet). Zo overwintert de plant
- In de lente: plant groeit verder uit, vaak met een forse stengel waaraan bloemen en vruchten komen
- Als de zaden gevormd zijn sterft de plant volledig af
- Tijdens eerste jaar -> slaan heel veel voedsel op dat in 2 de jaar gebruikt wordt.
- Aantal groenten en veevoedergewassen (wortels, koolsoorten) zijn tweejarige planten
o Oogsten na het 1ste jaar
o Gebruiken opgeslagen voedsel voor onszelf of voor het vee
- Voorbeelden: vergeet-me-nietje, viooltje
Meerjarige planten
Bij een aantal meerjarige planten sterven in de zomer of de herfst de bovengrondse delen af. In de
ondergrondse delen is gedurende de groeiperiode reservevoedsel opgeslagen waardoor de planten in het
voorjaar snel kunnen uitgroeien.
3