samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
Abdomen 1- partim spijsverteringsorganen
H. De Schepper, A. Driessen, S. Franque, etc.
INHOUD
1. Inleiding - Regeling en organisatie digestieve tractus _____________________________________________ 2
2. Histologie gastro-intestinale tractus + organen __________________________________________________ 9
3. Slokdarmpathologie - slokdarmmotiliteit en reflux ______________________________________________ 80
4. Aanpak van de patiënt met ileus en obstructie _________________________________________________ 96
5. Functioneren van de maag + Aanpak van de patiënt met dyspepsie en peptische ulcus _______________ 104
6. De splanchnische circulatie ________________________________________________________________ 126
7. Digestie en absorptie ____________________________________________________________________ 137
8. Malabsorptieve diarree___________________________________________________________________ 147
9. Gastrointestinale hormonen_______________________________________________________________ 163
10. Abdominale pijn _______________________________________________________________________ 170
11. Infectieuze diarree _____________________________________________________________________ 180
12. Fysiologie van de lever __________________________________________________________________ 193
13. Evaluatie van de patiënt met leverziekte ____________________________________________________ 207
14. Icterus en cholestase ___________________________________________________________________ 229
15. Cirrhose en portale hypertensie ___________________________________________________________ 241
16. Klinische aspecten van portale hypertensie en zijn complicaties _________________________________ 249
17. Leverfalen cirrose ______________________________________________________________________ 267
18. Fysiologie en Pathofysiologie van de Pancreassecretie _________________________________________ 273
19. Alcohol en de lever _____________________________________________________________________ 281
20.1 Nucleaire geneeskunde: isotopen van de GI tractus __________________________________________ 300
20.2 Nucleaire geneeskunde: hepatobilaire scintigrafie ___________________________________________ 303
20.3 Nucleaire geneeskunde: PET CT GI cancer __________________________________________________ 306
20.4 Nucleaire geneeskunde: OCTREO NET _____________________________________________________ 310
21. Semiologie van de GI aandoeningen _______________________________________________________ 315
1
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
1. Inleiding - Regeling en organisatie digestieve tractus
Doel
• Digestie (vnl thv dunne darm)
• Absorptie (nutrienten, zouten, elektrolyten, water)
• Barriere (bacterien etc tegehdn)
Controle niveaus
controle verloopt via gut-brain as
= communicatie tssn CZS en effectororg vh maag-darmstelsel
enterisch ZS (kleine hersenen = NIET cerebellum) = kan volledig losgekoppeld
vd hersenen nog een zekere basale activiteit uitoefenen
Regulatie
• Hormonaal
- Endocrien: hormonen beïnvloeden maag-darmsyst via bloedstroom
- Paracrien: hormoonproducerende clln die stoffen vrijgeven die direct op omgeving inwerken
- Neurocrien: cotrolerende hormonen w geprod dr clln vh enterische ZS
• Neuromusculair: zrgt vr continue beweging v oraal nr distaal
⤷ geremd/gas dr controle via extrensiek zs
• Immunologisch: zitten heel veel T clln
• Microbioom: geheel v darmbact (vnl in colon) wrmee wij in symbiose mee samenleven
Hormonen
Endocriene mediatoren - GI hormonen
• Secretie vanuit GI stelsel nr omgeving en bloedbaan
▪ Paracrien (omgeving) - endocrien (bleodbaan)
• Werken in op specifieke receptoren
GI tractus = grootste endocrien orgaan
(ong 4-8m dunne darm en ong 1m dikke)
Effecten GI hormonen
- Motiliteit
- Secretie
- Absorptie
▪ nutriënten
▪ water & elektrolyten
- Groei
- Vrijstelling v andere hormonen
2
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
Prikkel vr vrijstelling
• Neurale activiteit: gastrine - motiline
• luminele distensie (mechanische prikkel)
• Chemische stimulatie (bep pH, samenstelling aan nutrienten)
Enteroendocriene clln
synaptisch: cel produceert hormonen die contact mkn met zenuwuiteinden
onderscheid nrgelang welk hormoon ze produceren:
• Serotonine producende clln
• Gastrine producende: G-clln
• Somatostatine: D-clln
• VIP
• Neuro-endocriene tumoren: enteroendocriene clln knnn ongecontroleerd gaan groeien
→ veel te veel en ongecontroleerd hormonen vrijgesteld
Paracriene mediatoren
• Uit endocriene cellen
• Doelwit dichtbij
• Beperkt effect versus diffuus effect
Voorbeelden:
- Somatostatine prod cel → invloed op G-cel
→ dr prikkel (meestal zuur id maag) gaat D-cel somatostatine (SST) vrijstellen
→ werkt in op receptoren vd G-cel
→ die dan weer zijn inhoud (gastrine) vrijstelt aan bloedbaan
→ gastrine prikkelt de maagzuursecretie
→ zo w zuurproductie gereguleerd
- Histamine
Neurocriene mediatoren
• GI peptiden in zenuwen
• Fysiologisch
- VIP - zrgt vr relaxatie gladde spiercellen
- GRP - vrijstelling gastrine
- Enkefalines - opiaatreceptoren
• Andere: gastrine, somatostatine, neurotensine, substance P
vb: zenuwuiteinden stellen GRP (gastine releasing peptide) vrij → werkt in op receptoren op G-cel
→ gastrine w vrijgesteld → …
3
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
Gastrine
• Produktie dr:
- G-cellen thv maag antrum (uitgang)
- (beetje: dunne darm en pancreas)
• Triggers: Hoge maag pH
• Effecten
- Stimuleert maagzuur secretie
- Groeihormoon effect thv maagmucosa
rechtstreeks: werkt endocrien in op parietaalclln, waar
eigenlijke zuurprod gebeurt
(dr meer aanmaak in parietale clln + meer parietale clln
aanwezig)
onrechstreeks: werkt in op histamineprod clln (onder
maagepitheel) → zetten histamine vrij → histamine doet maagzuursecretie toenemen
• Hypergastrinemie: te veel protonen vrijgesteld
- Chronische maagatrofie (gevolg v chronische ontsteking vd maag)
→ slijmvlies w armer ook → minder zuurproducerende clln
- Zuursecretie remmers
- Zollinger-Ellison syndroom: proliferatie v gastrine prod clln
Cholecystokinine
• Productie: EEC (enteroendocriene cel) proximale jejunum
• Triggers: maaltijdinname
• Effecten
- Galblaascontractie
- Pancreassecretie: produceert lipasen en trypsines die instaan vr vet en eiwitvertereing
verteringcapacitiet neemt toe
- Verzadigingsgevoel w opgewekt
- Maaglediging vertraagd
- Inhibitie maagzuursecretie
Secretine
• Produktie: EEC thv de dunne darm
• Triggers: Acidificatie duodenum
• Effecten
- Pancreassecretie (vocht en bicarbonaat)
- Inhibitie maaglediging
- Inhibitie zuursecretie
4
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
secretine en cholecystokinine zrgn dta vertering kan plaatsvinden en remmen aanvoer v nieuwe
nutrienten af
Vasoactief intestinaal polypeptide (VIP)
• Produvtie: Neuronen enterisch en centraal zenuwstelsel
• Triggers: Hoge maag pH
• Effecten
- Potente vasodilatator
- Stimuleert vocht-en elektrolytensecretie
• VIPoma: endocriene tumor
→ effect: diarree
Somatostatine
• Produktie
- D-cellen maag en dunne darm
- D-cellen pancreas
- Enterische neuronen
• Triggers
- Lage maag pH
- darminhoud
• Effecten
- Inhibitie maagzuur secretie (paracrien effect op G-cellen + ook rechtstreeks op histamine
prod clln)
- Inhibitie pancreassecretie
- Remt maaglediging, stimuleert dunne darm transit
- Reductie splanchnische bloeddoorstroming
Ghreline
• Produktie
▪ EEC thv maagfundus
• Triggers
▪ Spiegel stijgt snel voor een maaltijd en daalt abrupt na maaltijdinname
• Effecten: stimuleert honger
- Stimuleert maaglediging
- Stimuleren eetlust
- Gewichtstoename als overmatig actief (orexigeen effect, tegenovergestelde v anorexigeen)
5
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
Neuromusculair
Extrensieke innervatie van het GI systeem
Autonoom Zenuwstelsel
▪ Extrinsiek Zenuwstelsel
▪ Intrinsiek zenuwstelsel
= Enterisch Zenuwstelsel
Willekeurig Zenuwstelsel (dus mr 2 plekken v eigen controle)
▪ XII (hypoglossus) - IX (glossopharyngeus) → zrgn vr slikken
▪ N. pudendus → innerveert kringspier vd aars
Enterische ZS
• Submucosale plexus van Meisner: tssn mucosa en spierlagen
• Myenterische Plexus van Auerbach: tssn circulaire en longitudinale spierclln
• Secreto-Motorische neuronen: efferente
• Sensorische neuronen: afferente, info van lumen communiceren nr ganglia
• Interneuronen: zitten tussenin, verbinden eff en aff
• Axonen
• Dendrieten
Peristaltiek
enterische zenuwstelsel hft als vrnaamste doel: peristaltiek veroorzaken
peristaltiek = mechanische prikkel zrgt vr contractie boven voedselbolus en relaxatie onder de bolus
Extrensiek ZS: mediatoren
• PS - neurotransmitter: Ach
⤷ daling bloeddruk, … - stimulatie maag-darmstelsel
via n. vagus: slokdarm, maag en dunne darm tot ong halverwege colon
laatste deel L hemicolon en rectum: geinnerveerd dr n. pelvicus (van S2-S4)
• OS - NOR
⤷ meestal stimulerend - vr GI stelsel tegenovergesteld eff
• Andere neurotransmitters
6
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
- Serotonine
- VIP
- NO
- Somatostatine
- Tachykinines
Parasympatische innervatie
• N. vagus (X)
- Efferent motor neuronen bevinden zich in: dorsale motor nucleus n. vagus
- Afferent: ganglion nodosum – nucleus tractus solitarius – DMNV
= vagovagale reflexen
• NN. Splanchnici pelvici (pelvicus) → innerveert onderste deel maar-darmsyst
- Efferent: in sacrale regio ruggenmerg
- Afferent: ganglia spinalia
Sympatische innervatie
• N. splanchnicus major-minor-lumbales-sacrales
- Efferent: thoracolumbaal segment ruggenmerg – prevertebrale ganglia
- Afferente neuronen in: thoracolumbale ganglia spinalia
Acetylcholine
• Cholinerge neuronen, werkt in op:
▪ Muscarine receptoren (vnl op gladde spierclln, zrgn vr contractie)
▪ Nicotine receptoren (op neuronale synapsen, zrgn vr communicatie tssn neuronen)
• Afbraak dr acetylcholinesterase (zodat stimulerende prikkel niet te lang blijft nazinderen)
Catecholamines
• Noradrenaline
• Dopamine
→ inhiberend eff op maag-darm syst
sensorische innervatie vd GI tractus dr intrinsieke en extrinsieke afferenten
info nr parasympatiscus en otrhosympaticus toe: via afferente neuronen (?)
→ zrgn vr perceptie
• Viscerale pijn (thv ingewanden)
- Vaag
- Gerefereerd: pijn w niet perse gevoeld op plaats vd orrzaak
- Polymodaal: zowel mechanische als chemische stimulus kan pijnrespon suitlokken
7
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
- Para: meer wide range en “normale” sensitiviteit
- Ortho: meer pijn en slapende nociceptoren (pijnbanen die in normale omsatndigheden niet
beschikbr z mr geactiveerd w bij pijn)
Spierweefsel GI tractus
• Dwarsgestreept spierweefsel: enkel op plekken v controle (keel en aars)
• Glad spierweefsel (meerendeel maag-darmstelsel)
- Kleiner dan dwars
- Geen sarcomeren
- Geen individuele innervatie
- Elektronisch gekoppeld (syncitium) georchestreeerd door interstitiële celen van Cajal
Contracties glad spierweefsel
• Fasische contracties: vrij snel op en af
• Tonische contracties: continu (vnl thv sphincters)
• Regeling
- Myogeen: dr spieractiviteit
- Cellen van Cajal
- Modulatie: endocrien, paracrien, neurocrien
Immunologisch
Regulatie dr immuunsysteem
• Verdediging tegen indringers - GALT (gut associated lymfoid tissue)
- Oral tolerance: bep bestanddelen w getolereerd en leiden NIET tot immuunrespons
• Cytokines (o.m. interleukines) - immuunregulatie
• Eicosanoïden
- Leukotriënen
- Prostaglandines
• Mastcellen (ontstekingsclln vol met histamine)
- Gevoelig voor neurotransmitters
- Antwoorden op Ag in het lumen
- Effect op gladde spiercellen – epitheliale cellen
Microbioom
Het microbioom
• 1g stoelgang = 100 biljoen microben
- 10 keer meer bacteriën dan lichaamscellen
• Microbiota: geheel van microben in de darm (bacterieën, schimmels, eukaryoten, virussen, fagen)
8
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
- Voornamelijk bacterieel in de GI tractus
• Microbioom: genenpool van de microbiota
- 100 keer meer genen dan in menselijk genoom
Verdeling v bacteriën doorheen de digestieve tractus
- vnl id dikke darm
- ook in maag
- dunne darm (zo weinig mogel: knnn interferen met spijsvertering)
Ontwikkeling en adaptatie van het microbioom
belangrijkste blootstelling aan bact: bevalling
doorheen vaginaal kanaal of huidflora bij keizersnede
2. Histologie gastro-intestinale tractus + organen
Inleiding
• Bovenste GI-tractus
• Onderste GI-tractus
⤷ onderscheid w gmkt dr: Hoek v Treitz/ jejunoduodenale ligament
grote spijsverteringsklieren:
- speekselklieren
- lever
- pancreas
Mondholte
Structuren
- Lippen
- Wangen
- Tanden
- Gingiva
- Tong
- Uvula/huig
9
, samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
- Palatum (harde/zachte)
Lippen
• Extern gedeelte: huid
- Epidermis: verhoornd meerlagig plaveiselepitheel
- Dermis: bindweefsel met zweetklieren, sebumklieren,
haartjes
• Overgangszone - lippenrood: dunne huid
- Epidermis: minder verhoornd
- Dermis: sterke vascularisatie (gft rode kleur lippen) en
innervatie
• Intern gedeelte: mucosa
- Epitheel: niet-verhoornd meerlagig plaveiselepitheel
- Lamina propria: losmazig BW met kleine speekselkliertjes
Centrale as van dwarsgestreept spierweefsel (M) (m. orbicularis oris)
Wangen: zelfde opbouw als de lip met extern huid, intern mucosa met centraal m. buccinator
OM: orale mucosa (intern)
S: huid (extern)
V: overgangszone
Verhoornd meerlagig plaveiselepitheel: geen kernen
Tanden
Melkgebit: 20 tanden (10/tandenboog)
10
Abdomen 1- partim spijsverteringsorganen
H. De Schepper, A. Driessen, S. Franque, etc.
INHOUD
1. Inleiding - Regeling en organisatie digestieve tractus _____________________________________________ 2
2. Histologie gastro-intestinale tractus + organen __________________________________________________ 9
3. Slokdarmpathologie - slokdarmmotiliteit en reflux ______________________________________________ 80
4. Aanpak van de patiënt met ileus en obstructie _________________________________________________ 96
5. Functioneren van de maag + Aanpak van de patiënt met dyspepsie en peptische ulcus _______________ 104
6. De splanchnische circulatie ________________________________________________________________ 126
7. Digestie en absorptie ____________________________________________________________________ 137
8. Malabsorptieve diarree___________________________________________________________________ 147
9. Gastrointestinale hormonen_______________________________________________________________ 163
10. Abdominale pijn _______________________________________________________________________ 170
11. Infectieuze diarree _____________________________________________________________________ 180
12. Fysiologie van de lever __________________________________________________________________ 193
13. Evaluatie van de patiënt met leverziekte ____________________________________________________ 207
14. Icterus en cholestase ___________________________________________________________________ 229
15. Cirrhose en portale hypertensie ___________________________________________________________ 241
16. Klinische aspecten van portale hypertensie en zijn complicaties _________________________________ 249
17. Leverfalen cirrose ______________________________________________________________________ 267
18. Fysiologie en Pathofysiologie van de Pancreassecretie _________________________________________ 273
19. Alcohol en de lever _____________________________________________________________________ 281
20.1 Nucleaire geneeskunde: isotopen van de GI tractus __________________________________________ 300
20.2 Nucleaire geneeskunde: hepatobilaire scintigrafie ___________________________________________ 303
20.3 Nucleaire geneeskunde: PET CT GI cancer __________________________________________________ 306
20.4 Nucleaire geneeskunde: OCTREO NET _____________________________________________________ 310
21. Semiologie van de GI aandoeningen _______________________________________________________ 315
1
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
1. Inleiding - Regeling en organisatie digestieve tractus
Doel
• Digestie (vnl thv dunne darm)
• Absorptie (nutrienten, zouten, elektrolyten, water)
• Barriere (bacterien etc tegehdn)
Controle niveaus
controle verloopt via gut-brain as
= communicatie tssn CZS en effectororg vh maag-darmstelsel
enterisch ZS (kleine hersenen = NIET cerebellum) = kan volledig losgekoppeld
vd hersenen nog een zekere basale activiteit uitoefenen
Regulatie
• Hormonaal
- Endocrien: hormonen beïnvloeden maag-darmsyst via bloedstroom
- Paracrien: hormoonproducerende clln die stoffen vrijgeven die direct op omgeving inwerken
- Neurocrien: cotrolerende hormonen w geprod dr clln vh enterische ZS
• Neuromusculair: zrgt vr continue beweging v oraal nr distaal
⤷ geremd/gas dr controle via extrensiek zs
• Immunologisch: zitten heel veel T clln
• Microbioom: geheel v darmbact (vnl in colon) wrmee wij in symbiose mee samenleven
Hormonen
Endocriene mediatoren - GI hormonen
• Secretie vanuit GI stelsel nr omgeving en bloedbaan
▪ Paracrien (omgeving) - endocrien (bleodbaan)
• Werken in op specifieke receptoren
GI tractus = grootste endocrien orgaan
(ong 4-8m dunne darm en ong 1m dikke)
Effecten GI hormonen
- Motiliteit
- Secretie
- Absorptie
▪ nutriënten
▪ water & elektrolyten
- Groei
- Vrijstelling v andere hormonen
2
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
Prikkel vr vrijstelling
• Neurale activiteit: gastrine - motiline
• luminele distensie (mechanische prikkel)
• Chemische stimulatie (bep pH, samenstelling aan nutrienten)
Enteroendocriene clln
synaptisch: cel produceert hormonen die contact mkn met zenuwuiteinden
onderscheid nrgelang welk hormoon ze produceren:
• Serotonine producende clln
• Gastrine producende: G-clln
• Somatostatine: D-clln
• VIP
• Neuro-endocriene tumoren: enteroendocriene clln knnn ongecontroleerd gaan groeien
→ veel te veel en ongecontroleerd hormonen vrijgesteld
Paracriene mediatoren
• Uit endocriene cellen
• Doelwit dichtbij
• Beperkt effect versus diffuus effect
Voorbeelden:
- Somatostatine prod cel → invloed op G-cel
→ dr prikkel (meestal zuur id maag) gaat D-cel somatostatine (SST) vrijstellen
→ werkt in op receptoren vd G-cel
→ die dan weer zijn inhoud (gastrine) vrijstelt aan bloedbaan
→ gastrine prikkelt de maagzuursecretie
→ zo w zuurproductie gereguleerd
- Histamine
Neurocriene mediatoren
• GI peptiden in zenuwen
• Fysiologisch
- VIP - zrgt vr relaxatie gladde spiercellen
- GRP - vrijstelling gastrine
- Enkefalines - opiaatreceptoren
• Andere: gastrine, somatostatine, neurotensine, substance P
vb: zenuwuiteinden stellen GRP (gastine releasing peptide) vrij → werkt in op receptoren op G-cel
→ gastrine w vrijgesteld → …
3
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
Gastrine
• Produktie dr:
- G-cellen thv maag antrum (uitgang)
- (beetje: dunne darm en pancreas)
• Triggers: Hoge maag pH
• Effecten
- Stimuleert maagzuur secretie
- Groeihormoon effect thv maagmucosa
rechtstreeks: werkt endocrien in op parietaalclln, waar
eigenlijke zuurprod gebeurt
(dr meer aanmaak in parietale clln + meer parietale clln
aanwezig)
onrechstreeks: werkt in op histamineprod clln (onder
maagepitheel) → zetten histamine vrij → histamine doet maagzuursecretie toenemen
• Hypergastrinemie: te veel protonen vrijgesteld
- Chronische maagatrofie (gevolg v chronische ontsteking vd maag)
→ slijmvlies w armer ook → minder zuurproducerende clln
- Zuursecretie remmers
- Zollinger-Ellison syndroom: proliferatie v gastrine prod clln
Cholecystokinine
• Productie: EEC (enteroendocriene cel) proximale jejunum
• Triggers: maaltijdinname
• Effecten
- Galblaascontractie
- Pancreassecretie: produceert lipasen en trypsines die instaan vr vet en eiwitvertereing
verteringcapacitiet neemt toe
- Verzadigingsgevoel w opgewekt
- Maaglediging vertraagd
- Inhibitie maagzuursecretie
Secretine
• Produktie: EEC thv de dunne darm
• Triggers: Acidificatie duodenum
• Effecten
- Pancreassecretie (vocht en bicarbonaat)
- Inhibitie maaglediging
- Inhibitie zuursecretie
4
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
secretine en cholecystokinine zrgn dta vertering kan plaatsvinden en remmen aanvoer v nieuwe
nutrienten af
Vasoactief intestinaal polypeptide (VIP)
• Produvtie: Neuronen enterisch en centraal zenuwstelsel
• Triggers: Hoge maag pH
• Effecten
- Potente vasodilatator
- Stimuleert vocht-en elektrolytensecretie
• VIPoma: endocriene tumor
→ effect: diarree
Somatostatine
• Produktie
- D-cellen maag en dunne darm
- D-cellen pancreas
- Enterische neuronen
• Triggers
- Lage maag pH
- darminhoud
• Effecten
- Inhibitie maagzuur secretie (paracrien effect op G-cellen + ook rechtstreeks op histamine
prod clln)
- Inhibitie pancreassecretie
- Remt maaglediging, stimuleert dunne darm transit
- Reductie splanchnische bloeddoorstroming
Ghreline
• Produktie
▪ EEC thv maagfundus
• Triggers
▪ Spiegel stijgt snel voor een maaltijd en daalt abrupt na maaltijdinname
• Effecten: stimuleert honger
- Stimuleert maaglediging
- Stimuleren eetlust
- Gewichtstoename als overmatig actief (orexigeen effect, tegenovergestelde v anorexigeen)
5
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
Neuromusculair
Extrensieke innervatie van het GI systeem
Autonoom Zenuwstelsel
▪ Extrinsiek Zenuwstelsel
▪ Intrinsiek zenuwstelsel
= Enterisch Zenuwstelsel
Willekeurig Zenuwstelsel (dus mr 2 plekken v eigen controle)
▪ XII (hypoglossus) - IX (glossopharyngeus) → zrgn vr slikken
▪ N. pudendus → innerveert kringspier vd aars
Enterische ZS
• Submucosale plexus van Meisner: tssn mucosa en spierlagen
• Myenterische Plexus van Auerbach: tssn circulaire en longitudinale spierclln
• Secreto-Motorische neuronen: efferente
• Sensorische neuronen: afferente, info van lumen communiceren nr ganglia
• Interneuronen: zitten tussenin, verbinden eff en aff
• Axonen
• Dendrieten
Peristaltiek
enterische zenuwstelsel hft als vrnaamste doel: peristaltiek veroorzaken
peristaltiek = mechanische prikkel zrgt vr contractie boven voedselbolus en relaxatie onder de bolus
Extrensiek ZS: mediatoren
• PS - neurotransmitter: Ach
⤷ daling bloeddruk, … - stimulatie maag-darmstelsel
via n. vagus: slokdarm, maag en dunne darm tot ong halverwege colon
laatste deel L hemicolon en rectum: geinnerveerd dr n. pelvicus (van S2-S4)
• OS - NOR
⤷ meestal stimulerend - vr GI stelsel tegenovergesteld eff
• Andere neurotransmitters
6
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
- Serotonine
- VIP
- NO
- Somatostatine
- Tachykinines
Parasympatische innervatie
• N. vagus (X)
- Efferent motor neuronen bevinden zich in: dorsale motor nucleus n. vagus
- Afferent: ganglion nodosum – nucleus tractus solitarius – DMNV
= vagovagale reflexen
• NN. Splanchnici pelvici (pelvicus) → innerveert onderste deel maar-darmsyst
- Efferent: in sacrale regio ruggenmerg
- Afferent: ganglia spinalia
Sympatische innervatie
• N. splanchnicus major-minor-lumbales-sacrales
- Efferent: thoracolumbaal segment ruggenmerg – prevertebrale ganglia
- Afferente neuronen in: thoracolumbale ganglia spinalia
Acetylcholine
• Cholinerge neuronen, werkt in op:
▪ Muscarine receptoren (vnl op gladde spierclln, zrgn vr contractie)
▪ Nicotine receptoren (op neuronale synapsen, zrgn vr communicatie tssn neuronen)
• Afbraak dr acetylcholinesterase (zodat stimulerende prikkel niet te lang blijft nazinderen)
Catecholamines
• Noradrenaline
• Dopamine
→ inhiberend eff op maag-darm syst
sensorische innervatie vd GI tractus dr intrinsieke en extrinsieke afferenten
info nr parasympatiscus en otrhosympaticus toe: via afferente neuronen (?)
→ zrgn vr perceptie
• Viscerale pijn (thv ingewanden)
- Vaag
- Gerefereerd: pijn w niet perse gevoeld op plaats vd orrzaak
- Polymodaal: zowel mechanische als chemische stimulus kan pijnrespon suitlokken
7
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
- Para: meer wide range en “normale” sensitiviteit
- Ortho: meer pijn en slapende nociceptoren (pijnbanen die in normale omsatndigheden niet
beschikbr z mr geactiveerd w bij pijn)
Spierweefsel GI tractus
• Dwarsgestreept spierweefsel: enkel op plekken v controle (keel en aars)
• Glad spierweefsel (meerendeel maag-darmstelsel)
- Kleiner dan dwars
- Geen sarcomeren
- Geen individuele innervatie
- Elektronisch gekoppeld (syncitium) georchestreeerd door interstitiële celen van Cajal
Contracties glad spierweefsel
• Fasische contracties: vrij snel op en af
• Tonische contracties: continu (vnl thv sphincters)
• Regeling
- Myogeen: dr spieractiviteit
- Cellen van Cajal
- Modulatie: endocrien, paracrien, neurocrien
Immunologisch
Regulatie dr immuunsysteem
• Verdediging tegen indringers - GALT (gut associated lymfoid tissue)
- Oral tolerance: bep bestanddelen w getolereerd en leiden NIET tot immuunrespons
• Cytokines (o.m. interleukines) - immuunregulatie
• Eicosanoïden
- Leukotriënen
- Prostaglandines
• Mastcellen (ontstekingsclln vol met histamine)
- Gevoelig voor neurotransmitters
- Antwoorden op Ag in het lumen
- Effect op gladde spiercellen – epitheliale cellen
Microbioom
Het microbioom
• 1g stoelgang = 100 biljoen microben
- 10 keer meer bacteriën dan lichaamscellen
• Microbiota: geheel van microben in de darm (bacterieën, schimmels, eukaryoten, virussen, fagen)
8
,samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
- Voornamelijk bacterieel in de GI tractus
• Microbioom: genenpool van de microbiota
- 100 keer meer genen dan in menselijk genoom
Verdeling v bacteriën doorheen de digestieve tractus
- vnl id dikke darm
- ook in maag
- dunne darm (zo weinig mogel: knnn interferen met spijsvertering)
Ontwikkeling en adaptatie van het microbioom
belangrijkste blootstelling aan bact: bevalling
doorheen vaginaal kanaal of huidflora bij keizersnede
2. Histologie gastro-intestinale tractus + organen
Inleiding
• Bovenste GI-tractus
• Onderste GI-tractus
⤷ onderscheid w gmkt dr: Hoek v Treitz/ jejunoduodenale ligament
grote spijsverteringsklieren:
- speekselklieren
- lever
- pancreas
Mondholte
Structuren
- Lippen
- Wangen
- Tanden
- Gingiva
- Tong
- Uvula/huig
9
, samenvatting Abdomen 1 - spijsvertering KV - 2de BA SEM 2
- Palatum (harde/zachte)
Lippen
• Extern gedeelte: huid
- Epidermis: verhoornd meerlagig plaveiselepitheel
- Dermis: bindweefsel met zweetklieren, sebumklieren,
haartjes
• Overgangszone - lippenrood: dunne huid
- Epidermis: minder verhoornd
- Dermis: sterke vascularisatie (gft rode kleur lippen) en
innervatie
• Intern gedeelte: mucosa
- Epitheel: niet-verhoornd meerlagig plaveiselepitheel
- Lamina propria: losmazig BW met kleine speekselkliertjes
Centrale as van dwarsgestreept spierweefsel (M) (m. orbicularis oris)
Wangen: zelfde opbouw als de lip met extern huid, intern mucosa met centraal m. buccinator
OM: orale mucosa (intern)
S: huid (extern)
V: overgangszone
Verhoornd meerlagig plaveiselepitheel: geen kernen
Tanden
Melkgebit: 20 tanden (10/tandenboog)
10