Sport 3
Volleybal
4.1 Theoretische achtergronden
Enkele tientallen jaren geleden stelde men vast dat de volleybalopleiding van jongeren in de zes-
tegen-zesvorm niet de gewenste resultaten gaf. Deze vaststelling gaf aanleiding tot de
minivolleybalspel- en oefenvormen, waarbij op een kleiner speelveld minder spelers oefenden met
een lichtere bal en een lager net.
Belangrijke factoren om door te stromen naar het volwassen stadium=
- (Opslag)
- Perceptie van de balbaan
- Motorische vaardigheid
4.1.1 Anticipatie = ‘verschaft de middelen om tijdelijk ruimtelijke voorspellingen te maken.’
➔ Het komt erop neer dat je bij het vangen van bewegende objecten (handbal, volleybal,
tennisbal, pluim …) de toekomstige positie van het voorwerp kunt bepalen en jezelf hierop
voorbereiden.
Stimulus gebonden:
1. De snelheid vd stimulus
2. De richting en de baan vd stimulus
Subjectgebonden:
1. Leeftijd en ontwikkeling
2. Geslacht
3. Verschil in ervaring
4.1.2 De motorische basiseigenschappen
KLUSCE (kracht, lenigheid, uithouding, snelheid, coördinatie (evenwicht))
→ Gerelateerd aan volleybal: de bovenhandse worp en verplaatsingssnelheid.
➔ Motorische basisvaardigheden bereiken hun volwassen stadium rond 18jaar.
De chronologische leeftijd bepaalt de spelvorm die het kind zal moeten spelen. Er wordt dus GEEN
rekening gehouden met de biologische leeftijd en het niveau van de kinderen. Bijgevolg ook niet met
zijn behoeften.
4.2 Spelvormen 1-1 en 2-2
1) Spelvormen 1-1
2) Spelvormen 2-2
3) Spelvormen 3-3
Voor elk van deze categorieën wordt eerst een aantal algemene regels geformuleerd, gevolgd door
de algemene en specifieke doelstellingen die met de betreffende oefeningen worden nagestreefd.
Vervolgens worden de concrete oefeningen weergegeven, waarbij naast een omschrijving eveneens
de organisatie van de spelvorm wordt geformuleerd, eventueel aangevuld met bemerkingen die van
belang zijn voor het goede verloop van de spelvorm.
➔ Bevorderen spelbeleving kinderen + een goede opleiding
, 4.2.2 Het ‘voor-tijdens-na’ principe
Dit principe is gebaseerd op het feit dat de eigenlijke actie steeds uitgevoerd wordt als een
schakel in een lange keten van bewegingen. Het volstaat dus niet de technieken (bv. het
bovenhands spelen) geïsoleerd aan te bieden. De spelvormen moeten echter toelaten dat de
speelsters/spelers de bewegingen leren inpassen in de omstandigheden die kenmerkend zijn
voor het normale spelverloop.
4.2.3 De puntentelling
Een eenvoudige manier om dit te realiseren bestaat erin slechts punten toe te kennen indien de
speelsters/spelers in staat zijn de oefening gedurende een vooropgesteld aantal keren zonder
onderbreking uit te voeren. Zo kan er bijvoorbeeld telkens een punt toegekend worden indien de
bal vijfmaal over het net is gespeeld. Op deze wijze kunnen de speelsters/spelers nog altijd in een
soort wedstrijd betrokken worden met andere groepen die eveneens volgens deze puntentelling
spelen.
4.2.4 Het bovenhands versus het onderhands spelen van de bal
Samenvattend kan er dus gesteld worden dat, ondanks het feit dat het de moeite loont om het
bovenhands spelen een prioritaire rol te geven in de beginfase van het aanleerproces, deze
prioritaire rol niet mag inhouden dat het onderhands spelen als een minderwaardige techniek
wordt afgedaan. Integendeel, een uitgebalanceerd aanleerproces zal gekenmerkt zijn door
trainingsinhouden waarin beide technieken aan bod komen.
2redenen:
Ten eerste. Een correcte timing van een juist uitgevoerd bewegingspatroon is vereist. De spelers
moeten dus net zoals voor het bovenhands spelen in staat zijn om een juiste predictie te maken
van de plaats waar de bal terecht zal komen.
Ten tweede. Een argument ten voordele van het onderhands spelen houdt verband met de
stelling dat technieken aanzien kunnen worden als middelen om bepaalde spelproblemen op te
lossen. → betere spelbeheersing.
4.2.5.2 Spelvorm 2-2
- Puntentelling verloopt volgens een ‘tie-breaksysteem’.
- Drieslagspel
- Aanleren verbale vaardigheden
Bij het 1 tegen 1 spelen ligt het accent voornamelijk op het beoordelen en het spelen van ballen die
recht op de spelers afkomen. Bij de spelvormen van 2 tegen 2 verschuift dit naar het spelen en het
beoordelen van ballen die onder verschillende hoeken toegespeeld worden. De speler die de eerste
bal ontvangt (speler A), moet deze in een hoek naar speler B toetsen. Speler B moet deze bal
opnieuw in een hoek evenwijdig aan het net naar speler A toetsen die de bal vervolgens overspeelt.
Volleybal
4.1 Theoretische achtergronden
Enkele tientallen jaren geleden stelde men vast dat de volleybalopleiding van jongeren in de zes-
tegen-zesvorm niet de gewenste resultaten gaf. Deze vaststelling gaf aanleiding tot de
minivolleybalspel- en oefenvormen, waarbij op een kleiner speelveld minder spelers oefenden met
een lichtere bal en een lager net.
Belangrijke factoren om door te stromen naar het volwassen stadium=
- (Opslag)
- Perceptie van de balbaan
- Motorische vaardigheid
4.1.1 Anticipatie = ‘verschaft de middelen om tijdelijk ruimtelijke voorspellingen te maken.’
➔ Het komt erop neer dat je bij het vangen van bewegende objecten (handbal, volleybal,
tennisbal, pluim …) de toekomstige positie van het voorwerp kunt bepalen en jezelf hierop
voorbereiden.
Stimulus gebonden:
1. De snelheid vd stimulus
2. De richting en de baan vd stimulus
Subjectgebonden:
1. Leeftijd en ontwikkeling
2. Geslacht
3. Verschil in ervaring
4.1.2 De motorische basiseigenschappen
KLUSCE (kracht, lenigheid, uithouding, snelheid, coördinatie (evenwicht))
→ Gerelateerd aan volleybal: de bovenhandse worp en verplaatsingssnelheid.
➔ Motorische basisvaardigheden bereiken hun volwassen stadium rond 18jaar.
De chronologische leeftijd bepaalt de spelvorm die het kind zal moeten spelen. Er wordt dus GEEN
rekening gehouden met de biologische leeftijd en het niveau van de kinderen. Bijgevolg ook niet met
zijn behoeften.
4.2 Spelvormen 1-1 en 2-2
1) Spelvormen 1-1
2) Spelvormen 2-2
3) Spelvormen 3-3
Voor elk van deze categorieën wordt eerst een aantal algemene regels geformuleerd, gevolgd door
de algemene en specifieke doelstellingen die met de betreffende oefeningen worden nagestreefd.
Vervolgens worden de concrete oefeningen weergegeven, waarbij naast een omschrijving eveneens
de organisatie van de spelvorm wordt geformuleerd, eventueel aangevuld met bemerkingen die van
belang zijn voor het goede verloop van de spelvorm.
➔ Bevorderen spelbeleving kinderen + een goede opleiding
, 4.2.2 Het ‘voor-tijdens-na’ principe
Dit principe is gebaseerd op het feit dat de eigenlijke actie steeds uitgevoerd wordt als een
schakel in een lange keten van bewegingen. Het volstaat dus niet de technieken (bv. het
bovenhands spelen) geïsoleerd aan te bieden. De spelvormen moeten echter toelaten dat de
speelsters/spelers de bewegingen leren inpassen in de omstandigheden die kenmerkend zijn
voor het normale spelverloop.
4.2.3 De puntentelling
Een eenvoudige manier om dit te realiseren bestaat erin slechts punten toe te kennen indien de
speelsters/spelers in staat zijn de oefening gedurende een vooropgesteld aantal keren zonder
onderbreking uit te voeren. Zo kan er bijvoorbeeld telkens een punt toegekend worden indien de
bal vijfmaal over het net is gespeeld. Op deze wijze kunnen de speelsters/spelers nog altijd in een
soort wedstrijd betrokken worden met andere groepen die eveneens volgens deze puntentelling
spelen.
4.2.4 Het bovenhands versus het onderhands spelen van de bal
Samenvattend kan er dus gesteld worden dat, ondanks het feit dat het de moeite loont om het
bovenhands spelen een prioritaire rol te geven in de beginfase van het aanleerproces, deze
prioritaire rol niet mag inhouden dat het onderhands spelen als een minderwaardige techniek
wordt afgedaan. Integendeel, een uitgebalanceerd aanleerproces zal gekenmerkt zijn door
trainingsinhouden waarin beide technieken aan bod komen.
2redenen:
Ten eerste. Een correcte timing van een juist uitgevoerd bewegingspatroon is vereist. De spelers
moeten dus net zoals voor het bovenhands spelen in staat zijn om een juiste predictie te maken
van de plaats waar de bal terecht zal komen.
Ten tweede. Een argument ten voordele van het onderhands spelen houdt verband met de
stelling dat technieken aanzien kunnen worden als middelen om bepaalde spelproblemen op te
lossen. → betere spelbeheersing.
4.2.5.2 Spelvorm 2-2
- Puntentelling verloopt volgens een ‘tie-breaksysteem’.
- Drieslagspel
- Aanleren verbale vaardigheden
Bij het 1 tegen 1 spelen ligt het accent voornamelijk op het beoordelen en het spelen van ballen die
recht op de spelers afkomen. Bij de spelvormen van 2 tegen 2 verschuift dit naar het spelen en het
beoordelen van ballen die onder verschillende hoeken toegespeeld worden. De speler die de eerste
bal ontvangt (speler A), moet deze in een hoek naar speler B toetsen. Speler B moet deze bal
opnieuw in een hoek evenwijdig aan het net naar speler A toetsen die de bal vervolgens overspeelt.