7.9 VOOR HET BENOEMEN VAN SKELETSPIEREN WORDEN BESCHRIJVENDE
TERMEN GEBRUIKT
✓ Ongeveer 700 spieren
✓ Axiale spieren:
▪ Aanhechting aan het axiale skelet
▪ Positioneren het hoofd en de wervelkolom
▪ Zorgen voor het bewegen van de ribbenkast --> zorgt voor de ademhaling
✓ Appendiculaire spieren:
▪ Zorgen voor de stabilisatie en de beweging van de onderdelen van het
appendiculair skelet (de botten van de ledematen)
9.1 ORIGO, INSERTIO EN FUNCTIE
✓ Origo: het begin, de oorsprong van de spier → blijft op dezelfde plaats
✓ Insertie: waar de spier eindigt → wordt verplaatst
✓ Functie:
▪ Een spier trekt samen om een functie te verrichten: de bepaling is meestal
gebaseerd op bewegingen vanuit de anatomische positie – de beweging
waarvoor de spier zorgt bv.:
Flexie Buiging van een gewricht, waarbij de hoek
kleiner wordt
Extensie Strekking van een gewricht, waarbij de
hoek groter wordt
Adductie Beweging van een lichaamsdeel naar de
middenlijn van het lichaam toe
Abductie Beweging van een lichaamsdeel weg van de
middenlijn van het lichaam
Protractie Het naar voren bewegen van een
lichaamsdeel
Retractie Het naar achteren bewegen van een
lichaamsdeel
Elevatie Het omhoog bewegen van een
lichaamsdeel
Depressie Het naar beneden bewegen van een
lichaamsdeel
Rotatie Het draaien van een lichaamsdeel om zijn
as
Circumductie Een cirkelvormige beweging van een
lichaamsdeel
, Pronatie Het draaien van de onderarm of voet, zodat
de handpalm of voetzool naar beneden of
naar buiten draait
Supinatie Het draaien van de onderarm of voet, zodat
de handpalm of voetzool naar boven of
binnen draait
Inversie Het naar binnen draaien van de voet,
waarbij de voetzool naar de middenlijn
wijst
Eversie Het naar buiten draaien van de voet,
waarbij de voetzool weg van de middenlijn
wijst
▪ Kan op 2 manieren beschreven worden
1. De spierfunctie met betrekking tot het bot dat bij de beweging is
betrokken bv. m. biceps → flexie van de onderarm
2. De spierfunctie met betrekking tot het gewricht dat bij de beweging is
betrokken bv. m. biceps → flexie van de elleboog
1.1 Primaire functie
Spieren kunnen ook aan de hand van hun primaire functie beschreven worden.
✓ Agonist: spier die primair verantwoordelijk is voor bepaalde beweging bv. m. biceps
→ flexie elleboog
✓ Antagonist: spier waarvan de functie tegengesteld is aan de beweging die door een
andere spier wordt veroorzaakt bv. m. triceps brachii → extensie elleboog dus
antagonist van de m. biceps
✓ Synergist: spier die agonist helpt bij zijn primaire functie bv. m. supraspinatus is een
synergist van m. deltoideus
✓ Fixator: spier die de origo van een agonist stabiliseert
9.2 Namen van skeletspieren
✓ Spier = musculus
▪ Voor alle spieren behalve platysma en diafragma
▪ afkorting is m.
✓ Vaak wijst het eerste deel op origo en het tweede deel op insertie bv. musculus
sternohyoideus = borstbeenspier
Namen kunnen betrekking hebben tot:
✓ Positie, richting of rangschikking van de spierbundels
▪ m. rectus abdominis = rechte buikspier
✓ Plaats of specifiek gedeelte van het lichaam
▪ m. temporalis = slaapspier
, ✓ Structurele kenmerken
▪ Vorm, lengte, omvang, zichtbaarheid vanaf het lichaamsoppervlak
▪ m. biceps brachii = tweehoofdige spier van de bovenarm
✓ Primaire functie
▪ m. extensor carpi radialis = polsstrekker
Abductor Beweging naar buiten
Adductor Beweging naar binnen
Depressor Beweging omlaag
Levator Beweging omhoog
Flexor Buigbeweging
Extensor Strekbeweging
Pronator Draaien naar buikligging
Supinator Draaien naar rugligging
Tensor Spier wordt aangespannen
Buccinator 1 Trompetspeler
Risorius 2 Lacher
Sartorius 3 Als een kleermaker