Internationaal recht:
Inleiding
❑ DEFINITIE
Wat?
Rechtssubject = entiteiten of personen die de bekwaamheid bezitten om deel te nemen
aan het rechtsverkeer in de internationale rechtsorde; die internationale
rechtspersoonlijkheid bezitten.
Concreet: iemand die in het internationaal recht rechtssubjectiviteit bevat kan:
- Internationale rechtshandelingen verrichten (bv. verdragen sluiten)
- Internationale rechten bezitten
- Internationale verplichtingen hebben
- Rechten op internationaal niveau afdwingen (bv. een vordering instellen voor
het internationaal gerechtshof)
- Internationaalrechtelijk aansprakelijk worden gesteld wegens schenden van
zijn verplichtingen
Staten Niet-statelijke
actoren
➢ Tot ver in de 20ste ➢ Internationale
eeuw enkel staten organisaties
➢ Volledige ➢ Individuen
rechtssubjectiviteit
➢ Multinationals
➢ Primaire
➢ Heilige stoel
rechtssubjecten
➢ Beperkte
rechtssubjectiviteit
➢ Afgeleide
rechtssubjecten
,Staten
❑ DEFINITIE
Staat = een entiteit die soeverein is en beschikt over een bevolking, een grondgebied en
een regering.
CONSTITUTIEVE BESTANDDELEN van een staat
1. Grondgebied:
= de ruimte waarover een staat daadwerkelijk, geldig en op exclusieve wijze zijn
bevoegdheden uitoefent (= territoriale soevereiniteit). Betreft de volgende elementen:
- Grond
- Ondergrond
- Binnenwateren
- Territoriale zee
- Luchtruim erboven
- Grootte van een staat speelt geen rol. Ook kleine gebieden kunnen een
staat zijn:
o Bv. Andorra, Liechtenstein
- Grondgebied moet voldoende bepaalbaar zijn. Grenzen moeten niet volledig
vastliggen. Want nog veel grensconflicten.
o Bv. de koerilen: conflict tussen Rusland en Japan over exacte grens
o Bv. de Senkaku eilanden: conflict tussen China en Japan
2. Bevolking
= het geheel van personen dat op duurzame wijze met een staat is verbonden door de
rechtsband van de nationaliteit
- Moet permanent zijn
- Geen minimumaantal vereist
- Moet geen homogene groep zijn (homogeen = te weinig variatie)
- Personen moeten de nationaliteit van de staat hebben (≠ Vreemdeling)
,Staten: CONSTITUTIEVE BESTANDDELEN van een staat
3. Er bestaat een overheid die effectief gezag uitoefent (gezagsstructuur)
• Interne dimensie: de overheid moet in staat zijn om alle staatsfuncties uit te
oefenen ten aanzien van zijn bevolking en binnen zijn grondgebied. In principe is
de staat vrij dit te organiseren zoals hij wenst maar er zijn toch beperkingen
(mensenrechten).
• Externe dimensie: de overheid moet bekwaam zijn om betrekkingen met andere
staten te onderhouden en internationale verplichtingen na te komen
Yasser Arafat
Staten: FUNDAMENTELE KENMERKEN van een staat
1. Soevereiniteit
= Een staat heeft exclusief gezag ten aanzien van zijn grondgebied en de daar levende
bevolking en dit onafhankelijk van enig ander gezag.
2. Gelijkheid
= Alle staten hebben gelijke rechten en plichten (bv. in de algemene vergadering van de
VN: zowel de USA als België hebben elk één stem)
- Maar: Juridische gelijkheid ≠ politieke gelijkheid
Staten: EENHEID VAN STAAT
= Rechtssubjectiviteit komt toe aan de gehele staat. Hoewel elke staat bestaat uit
onderdelen (deelstaten, provincies etc.) is dit een interne aangelegenheid. Het
internationaal recht houdt daar geen rekening mee.
Toch kunnen onderdelen van staten een zelfstandige bevoegdheid hebben om
internationale rechtsbetrekkingen aan te gaan.
Bv. de gemeenschappen en gewesten kunnen verdragen sluiten over materie die
tot hun bevoegdheden behoren.
, Staten: Staatsvorming
Hoe komt een staat tot stand?
1. Dekolonisatie
- Jaren ‘60
- Recht op zelfbeschikking
Bestaan er nog Kolonies?
Ja maar weinig.
o Bv. the Falkland Islands
2. Ontbinding
= Uiteenvallen van een staat in 2 of meer nieuwe staten waarvan geen enkel
geacht wordt de identiteit van de vorige over te nemen, tenzij hierover een
akkoord bestaat
o Vb. ‘91: uiteenvallen Sovjet-Unie
o Vb. ‘89 uiteenvallen Tsjechoslowakije
o Vb. ‘92 uiteenvallen voormalig Joegoslavië:
3. Fusie – aaneensluiting
= 2 of meer staten vormen samen een nieuwe staat en houden daarbij zelf
op te bestaan.
• Soms gaat de ene staat op in de andere
4. Afscheiding
= Een staat scheidt zich af van een andere staat, de moederstaat
- Indien mét de toestemming van de moederstaat: legaal. Gebeurt meestal via
cessieverdragen
- Indien zonder toestemming van de moederstaat: illegaal want schending van
de territoriale integriteit. Uitzonderlijk wordt dit toch aanvaard door de
internationale gemeenschap.
Bv. Kosovo 2008
Inleiding
❑ DEFINITIE
Wat?
Rechtssubject = entiteiten of personen die de bekwaamheid bezitten om deel te nemen
aan het rechtsverkeer in de internationale rechtsorde; die internationale
rechtspersoonlijkheid bezitten.
Concreet: iemand die in het internationaal recht rechtssubjectiviteit bevat kan:
- Internationale rechtshandelingen verrichten (bv. verdragen sluiten)
- Internationale rechten bezitten
- Internationale verplichtingen hebben
- Rechten op internationaal niveau afdwingen (bv. een vordering instellen voor
het internationaal gerechtshof)
- Internationaalrechtelijk aansprakelijk worden gesteld wegens schenden van
zijn verplichtingen
Staten Niet-statelijke
actoren
➢ Tot ver in de 20ste ➢ Internationale
eeuw enkel staten organisaties
➢ Volledige ➢ Individuen
rechtssubjectiviteit
➢ Multinationals
➢ Primaire
➢ Heilige stoel
rechtssubjecten
➢ Beperkte
rechtssubjectiviteit
➢ Afgeleide
rechtssubjecten
,Staten
❑ DEFINITIE
Staat = een entiteit die soeverein is en beschikt over een bevolking, een grondgebied en
een regering.
CONSTITUTIEVE BESTANDDELEN van een staat
1. Grondgebied:
= de ruimte waarover een staat daadwerkelijk, geldig en op exclusieve wijze zijn
bevoegdheden uitoefent (= territoriale soevereiniteit). Betreft de volgende elementen:
- Grond
- Ondergrond
- Binnenwateren
- Territoriale zee
- Luchtruim erboven
- Grootte van een staat speelt geen rol. Ook kleine gebieden kunnen een
staat zijn:
o Bv. Andorra, Liechtenstein
- Grondgebied moet voldoende bepaalbaar zijn. Grenzen moeten niet volledig
vastliggen. Want nog veel grensconflicten.
o Bv. de koerilen: conflict tussen Rusland en Japan over exacte grens
o Bv. de Senkaku eilanden: conflict tussen China en Japan
2. Bevolking
= het geheel van personen dat op duurzame wijze met een staat is verbonden door de
rechtsband van de nationaliteit
- Moet permanent zijn
- Geen minimumaantal vereist
- Moet geen homogene groep zijn (homogeen = te weinig variatie)
- Personen moeten de nationaliteit van de staat hebben (≠ Vreemdeling)
,Staten: CONSTITUTIEVE BESTANDDELEN van een staat
3. Er bestaat een overheid die effectief gezag uitoefent (gezagsstructuur)
• Interne dimensie: de overheid moet in staat zijn om alle staatsfuncties uit te
oefenen ten aanzien van zijn bevolking en binnen zijn grondgebied. In principe is
de staat vrij dit te organiseren zoals hij wenst maar er zijn toch beperkingen
(mensenrechten).
• Externe dimensie: de overheid moet bekwaam zijn om betrekkingen met andere
staten te onderhouden en internationale verplichtingen na te komen
Yasser Arafat
Staten: FUNDAMENTELE KENMERKEN van een staat
1. Soevereiniteit
= Een staat heeft exclusief gezag ten aanzien van zijn grondgebied en de daar levende
bevolking en dit onafhankelijk van enig ander gezag.
2. Gelijkheid
= Alle staten hebben gelijke rechten en plichten (bv. in de algemene vergadering van de
VN: zowel de USA als België hebben elk één stem)
- Maar: Juridische gelijkheid ≠ politieke gelijkheid
Staten: EENHEID VAN STAAT
= Rechtssubjectiviteit komt toe aan de gehele staat. Hoewel elke staat bestaat uit
onderdelen (deelstaten, provincies etc.) is dit een interne aangelegenheid. Het
internationaal recht houdt daar geen rekening mee.
Toch kunnen onderdelen van staten een zelfstandige bevoegdheid hebben om
internationale rechtsbetrekkingen aan te gaan.
Bv. de gemeenschappen en gewesten kunnen verdragen sluiten over materie die
tot hun bevoegdheden behoren.
, Staten: Staatsvorming
Hoe komt een staat tot stand?
1. Dekolonisatie
- Jaren ‘60
- Recht op zelfbeschikking
Bestaan er nog Kolonies?
Ja maar weinig.
o Bv. the Falkland Islands
2. Ontbinding
= Uiteenvallen van een staat in 2 of meer nieuwe staten waarvan geen enkel
geacht wordt de identiteit van de vorige over te nemen, tenzij hierover een
akkoord bestaat
o Vb. ‘91: uiteenvallen Sovjet-Unie
o Vb. ‘89 uiteenvallen Tsjechoslowakije
o Vb. ‘92 uiteenvallen voormalig Joegoslavië:
3. Fusie – aaneensluiting
= 2 of meer staten vormen samen een nieuwe staat en houden daarbij zelf
op te bestaan.
• Soms gaat de ene staat op in de andere
4. Afscheiding
= Een staat scheidt zich af van een andere staat, de moederstaat
- Indien mét de toestemming van de moederstaat: legaal. Gebeurt meestal via
cessieverdragen
- Indien zonder toestemming van de moederstaat: illegaal want schending van
de territoriale integriteit. Uitzonderlijk wordt dit toch aanvaard door de
internationale gemeenschap.
Bv. Kosovo 2008