College 1: introductie
Biologische diversiteit moet serieuzer genomen worden als global resource om ‘geïndexeerd’ en nog
belangrijker, om behouden te blijven. 3 omstandigheden:
1. Menselijke overbevolking leidt tot degrading environment op steeds sneller tempo (vooral in de tropen)
2. De wetenschap ontdekt nieuwe toepassingen voor biological diversity op manieren die zowel menselijk
lijden als verstoring van het milieu kunnen verlichten -> resistentie bijvoorbeeld.
3. Veel diversiteit gaat onomkeerbaar verloren door uitsterving, caused by the distruction of natural
habitats (vooral in de tropen)
We zitten vast in een race: we moeten ons haasten om kennis te verwerven waarop een wijs beleid van
instandhouding en ontwikkeling kan worden gebaseerd voor de komende eeuwen.
Er is vaak nieuws over de slechte dingen die met de aarde gebeuren -> werkt verlammend voor de mensen.
Kunnen er toch niks aan doen dus maakt draagvlak kleiner.
Verhaal van de Otter. Zij eten zee egels. Toen er weinig otters waren kwam er een zee egel boost ->
grazing intensity van kelp (zee egel eet kelp). -> zee olifanten zijn afhankelijk van kelp: kelpwouden
beschermen jongen tegen aanvallen van haaien en ze verkiezen stranden met kelp als paar- en
zooglocaties.
Grote vissen -> otter -> zee egel -> kelp
Kelp heeft veel nut: ecosysteemdiensten -> K-productie, medicijnen, vegan/vega voeding, effect op
golfslag (minder kusterosie), habitat van commercieel oogstbate vis, toerisme voor duikers/bootsporten.
Wilsons stormvogeltje, heel klein, met hele zwermen op het water. Ze huppelen op het water en niemand
weet waarom. Verkwist massa’s energie. Albatrossen sterven uit.
Ecosysteembeheer: het beheren ven ecosystemen in de zeer brede zin met als doel een bijdrage te
leveren aan het algemene doel van het behoud van biodiversiteit.
Definitie: beheer dat bepaald wordt door expliciete doelen, en uitgevoerd wordt via beleid, overeenkomsten
en praktische uitvoering en die aanpasbaar op basis van monitoring en onderzoek, gebaseerd op onze
beste inzichten in de ecologische interacties en processen nodig om de ecosysteem samenstelling,
structuur en functies te behouden.
-> Biodiversteit van twee verschillende gebieden met elkaar vergelijken. Examen!
Ecosysteembeheer is een benadering voor het behoud en/of herstel van de samenstelling, de structuur en
de functie van natuurlijke of gewijzigde ecosystemen met als doel een lange termijn behoud. Het is
gebaseerd op een gemeenschappelijke ontwikkelingsvisie van een gewenste toekomstige situatie die zowel
ecologische, socio-economische als institutionele perspectieven integreert, en toegepast wordt binnen een
geografische context die in de eerste plaats gedefinieerd is door natuurlijke ecologische grenzen.
- Ecologisch perspectief: biotische en abiotische factoren
- Institutioneel perspectief: wetten en organisatie
- Socio-economisch perspectief: stakeholders, waarden, issues
-> Doel van ecosysteembeheer zit hier precies tussen.
1.1) Beheer: nemen van maatregelen om het bereiken van een bepaald doel, zoals:
1. beheersmaatregelen in een reservaat om bepaalde soorten te behouden (vegetaties, individuele
soorten)
2. Inrichtingsmaatregelen: natuurontwikkeling, grootschalige ingrepen om bepaalde condities te creëren
om het voorkomen van soorten/gemeenschappen te bevorderen. Natuurtechnische Milieubouw
(NTMB): kleinschaliger maatregelen om bepaalde infrastructuur werken een ecologische meerwaarde te
geven
1.2) Het uitwerken van doelstellingen: alle beheer en inrichting is (of zou moeten) gericht zijn op het
bereiken van bepaalde doelstellingen, maar hoe bepaal je doelstellingen? Voorbeelden:
- Streven om nu en in de toekomst voldoende natuur op aarde veilig te stellen
,- Handhaving en bevordering van een zo groot mogelijke genetische en biologische diversiteit en de
daarmee verbonden biologische processen en patronen die kenmerkend zijn voor een bepaald milieu
- Beschermen van inheemse plant- en diersoorten
- Nastreven van een zo groot mogelijke diversiteit.
1.3) Uitwerken van een visie, een strategie: achter het realiseren van de doelstellingen moet een visie/
strategie zitten, een groter kader waarbinnen alles moet passen en dat toelaat om de nodige afwegingen te
maken. Vlaams ecologisch netwerk
2. Ecosysteem: een patroon, een dynamische en functionele eenheid van organismen in een bepaald
gebied, hun onderlinge wisselwerkingen en wisselwerking met de omgeving. De natuur is dynamisch en dat
dynamische karakter moet ingecalculeerd worden in de visie. Het is geen activisme maar de wetenschap
die de wisselwerking tussen componenten in de natuur bestudeert.
Natuur: alle structuren, omstandigheden en processen die spontaan (zonder toedoen van de mens)
ontstaan zijn en al dan niet door de mens beïnvloed worden, maar niet volgens menselijke doelstellingen
- Abiotisch: niet levend
- Biotisch: levend
100% (ongerepte) natuur bestaat nergens meer in België, enige stukken natuur in Europa zijn ergens in
Polen. Alles is al een keer gekapt geweest in België (secundair).
Natuur is een zeer breed begrip, ook spontane vestiging van plant- en diersoorten en hun spontane adoptie
aan menselijke activiteiten worden tot natuur gerekend. VB: huismussen zijn er in grote getalen omdat
mensen hun elke dag zaadjes geven. Brandnetels zijn met stikstofverspreiding overal terecht gekomen.
Zinkviooltje groeit op verontreinigde grond door zink (zinkmijnen); heeft een aparte kleur.
Cultuur: alle structuren, omstandigheden en processen in het milieu die geheel of grotendeels door
toedoen van de mens ontstaan zijn en bepaald worden.
-> Systemen ingericht volgens menselijke doeleinden (akkers, hydrocultuur), zowel abiotisch (aanpassing
omgeving) als biotisch (gedomesticeerde organismen (koe, kip, mais), via kruising, veredeling,
biotechnologische middelen.
Overgang tussen natuurlijk milieu en
cultuurlijk milieu:
Natuur: spontane processen overheersen
- Natuurlijke levensgemeenschappen
(natuurbos)
- Halfnatuurlijke levensgemeenschappen
(cultuurbos, heide, schraal grasland)
Cultuur: antropogene processen
overheersen
- Cultuurlijke levensgemeenschappen
(akker, cultuurgrasland, populieren
plantage)
- Stedelijke levensgemeenschappen
(muurbegroeiing, tuin, industrieterrein)
Soorten landschapen:
Natuurlijk landschap: flora en fauna geheel spontaan, structuur en processen niet door de mens beïnvloed
Nagenoeg natuurlijke landschappen: flora en fauna geheel spontaan, structuur wel enigszins beïnvloed
maar niet ingrijpend gewijzigd (vb: duinen id Westhoek).
Halfnatuurlijke landschappen: flora en fauna grotendeels spontaan, structuur (vegetatiebeeld) sterk door
menselijke ingrepen gewijzigd (vb: heide, hooiland, hakhout). Gestuurd door ontginning.
Natuurlijke componenten in cultuurlandschap en de urbane sfeer: lineaire en puntvormige structuren
met spontane vestiging van planten en dieren of levensgemeenschappen (landschapsecologische
infrastructuur)
Verschil natuurbeheer en ecosysteembeheer. Natuurbeheer: de natuur op zich als doel.
Ecosysteembeheer: natuur als doel maar de mens staat centraal: de natuur zodanig beschermen dat ze
nuttig is voor de mens.
,The ecosystem approach: plaatste menselijke noden centraal in beheer van de biodiversiteit. Beoogt
ecosystemen te beheren met het oog op diverse functies die ecosystemen vervullen en de verschillende
gebruiksvormen voor die functies. - Beoogt evenwel geen korte termijn economische baten, maar het
optimaliseren van het gebruik van een ecosysteem zonder het te beschadigen. -> draagvlak creëren om iets
te realiseren.
Ecosysteembeheer zal niet slagen indien: ecologische perspectieven het menselijke welzijn uitsluiten,
economische beschouwingen een ecologische beheer onmogelijk maken, instellingen zo rigide zijn dat ze
geen alternatieven of andere ideeën accepteren.
Ecosysteembeheer is gebaseerd op:
- duurzaamheid (uitgangspunt),
- concrete doelen (gewenst toekomstig traject/gedrag),
- ecologisch inzicht en modellen (elk niveau van organisatie (individu-gemeenschap) verschillende
schaalniveaus (landschapsniveau)
Ecosysteembeheer houdt rekening met:
- complexiteit van het systeem en onderlinge verbondenheid
- Dynamisch karakter van ecosystemen: duurzaamheid ≠ bevriezen van systeem in huidige situatie
- Context en schaal: onderdeel van een geheel, ruimtelijke en temporele schalen
- De mens als onderdeel van het ecosysteem
- Aanpasbaarheid en verantwoordelijkheid
Adaptive management: flexibel zijn; beheer moet aangepast worden aan nieuwe omstandigheden.
Ecosysteembeheer vereist een veel grotere mate van partnership tussen verschillende stakeholders: NGO’s,
bedrijfswereld, overheden, wetenschappers.
Ecosysteembeheer is een concept (manier van denken), opvatting over hoe we met onze omgeving moeten
omgaan -> niet waardevrij, omvat maatschappelijke keuzes, moet gebaseerd zijn op de best beschikbare
wetenschappelijke kennis.
Productenten: planten. Worden opgegeten door herbivoren -> worden opgegeten door roofdieren.
Ontbinders: paddestoelen, vruchten van zwammen -> zwammen zorgen ervoor dat organisch materiaal
afgebroken wordt tot de abiotische componenten.
Elk ecosysteem is gekenmerkt door een zekere draagkracht (carrying capacity (CC) voor bepaalde
organismen. De draagkracht van een ecosysteem is de mogelijkheid om een zekere hoeveelheid van
populaties en menselijke activiteiten te onderhouden.
De curve van draagkracht begint laag, gaat dan stijl om hoog en zwakt dan af tot een plateau. De Pearl-
Verhulst vergelijking. K= niveau van plateau, bepaalt de grootte van de populatie; voor een hogere
populatie is er geen draagkracht.
-> Rattencurve: ratten komen snel aan hun CC; als ratten een hoeveelheid voedsel vinden dan gaan ze zich
heel snel voortplanten en uitbreiden; een rat heeft altijd honger.
Elk ecosysteem is gekenmerkt door een zekere
draagkracht (cc) voor bepaalde organismen, ook voor
de mens.
Draagkracht wordt bepaald door:
- de hoeveelheid water en voedsel
- De mogelijkheid om te schuilen
- Algemene leefomstandigheden (bijv klimaat)
Ecosysteemdiensten geven draagkracht. Voorzienende
diensten (provisioning): voedsel, water, hout,
(hernieuwbare) brandstof. Draagkracht is gestegen
maar: droogte, overstromingen, vervuiling, habitat
verlies, gezondheid -> heeft weer een negatieve invloed
op de draagkracht.
, Evolutie van de bevolking: bevolkingsexplosie als gevolg van de toename van de welvaart (demografische
transitie); zal de welvaart blijven toenemen? Zal de bevolking daarbij ook mee toe blijven nemen? Docent
denkt dat er een versnelling komt (corona?).
College 2: biodiversiteit (deel 1)
Biodiversiteit: de variabiliteit binnen alle levende organismen, dat wil zeggen terrestrische, marine, en
andere aquatische organismen en de complexen waarvan ze deel uitmaken. Dit omvat diversiteit binnen
soorten, tussen soorten en van ecosystemen. -> de variëteit van het leven in al zijn vormen.
- Verschillende niveau’s van organisatie
- Verschillende ruimtelijke en temporele patronen
Algemene opsplitsing:
- Genetische
- Populatie/soort
- Ecosysteem
- Landschap
- Ecologische diversiteit: biomen (tropisch regenwoud/woestijnen), bioregionen, landschappen,
ecosystemen, habitats, niches (plaats waar de soort zich thuisvoelt, dieren met dezelfde niche zijn
concurrenten en die gaan onderling vechten; natuur vermijdt conflicten), populaties
- Genetische diversiteit: populaties, individuen, chromosomen, genen, nucleotiden (onderdelen van
genen)
- Organismal diversity (door de mens ingedeeld; indeling in ordes op vorm en uitzicht): kingdoms, phyla,
families, genera, species, subspecies, populations, individuals
Hoe wordt biodiversiteit gemeten? Vaststellen op een locatie. Kunnen vergelijken met andere habitats/
systemen. Of vergelijken in de tijd (vroeger-nu).
-> Meest simpele manier: tellen van soorten op een plek.
-> Over het algemeen zijn er in een tropisch oerwoud meer soorten dan in de Alpen. Als dat niet zo is, kun
je denken dat er iets met dat tropisch oerwoud aan de hand is.
Beschreven soorten: hoeveel verschillende soorten zijn er beschreven
Geschatte soorten: hoeveel verschillende soorten worden er geschat in totaal te zijn.
Biodiversiteit meten; diversiteitsindices
-> Shannon Wiener index: wat is de dominantie? De biodiversiteit een correctiefactor geven; waarde=0
betekent dat er slechts 1 soort is; welke ligt zelden hoger van 4.
Ni: aantal soorten
Pi: het relatieve voorkomen van soort i, uitgedrukt als aantal individuen van die soort gedeeld door het
totaal aantal individuen van alle soorten samen.
-> gewogen indices, vaak gebruikt om gemeenschappen te karakteriseren of veranderingen in
gemeenschappen te beschrijven: vereisen kwantitatieve data! Tellen.
Biodiversiteit opsplitsen in 4 componenten
1. Punt rijkdom: hoeveel soorten zijn er op 1 punt
2. α diversiteit: hoeveel soorten in een kleine homogene zone
3. β diversiteit: snelheid van verandering in soortensamenstelling tussen habitats; over verschillende
habitats kijken, habitatoverschreidend
4. γ diversiteit: snelheid van verandering in soortensamenstelling over grotere landschapsgradienten; hele
grote eenheid, regio.
Als je het aantal soorten en individuen weet dan kan je een grafiek maken van het aantal indviduen voor het
aantal soorten. Dan zie je dat een aantal soorten heel veel individuen heeft; vorm van de grafiek. Alternatief
voor Shannon Wiener.
Zeldzaamheid (rarity). Kijken naar de geografische range van een soort. Als je een soort hebt met een grote
populatie en een grote geografische range en een brede habitat specificiteit -> de soort is waarschijnlijk
algemeen; die zitten overal (bijvoorbeeld een vlieg).
Biologische diversiteit moet serieuzer genomen worden als global resource om ‘geïndexeerd’ en nog
belangrijker, om behouden te blijven. 3 omstandigheden:
1. Menselijke overbevolking leidt tot degrading environment op steeds sneller tempo (vooral in de tropen)
2. De wetenschap ontdekt nieuwe toepassingen voor biological diversity op manieren die zowel menselijk
lijden als verstoring van het milieu kunnen verlichten -> resistentie bijvoorbeeld.
3. Veel diversiteit gaat onomkeerbaar verloren door uitsterving, caused by the distruction of natural
habitats (vooral in de tropen)
We zitten vast in een race: we moeten ons haasten om kennis te verwerven waarop een wijs beleid van
instandhouding en ontwikkeling kan worden gebaseerd voor de komende eeuwen.
Er is vaak nieuws over de slechte dingen die met de aarde gebeuren -> werkt verlammend voor de mensen.
Kunnen er toch niks aan doen dus maakt draagvlak kleiner.
Verhaal van de Otter. Zij eten zee egels. Toen er weinig otters waren kwam er een zee egel boost ->
grazing intensity van kelp (zee egel eet kelp). -> zee olifanten zijn afhankelijk van kelp: kelpwouden
beschermen jongen tegen aanvallen van haaien en ze verkiezen stranden met kelp als paar- en
zooglocaties.
Grote vissen -> otter -> zee egel -> kelp
Kelp heeft veel nut: ecosysteemdiensten -> K-productie, medicijnen, vegan/vega voeding, effect op
golfslag (minder kusterosie), habitat van commercieel oogstbate vis, toerisme voor duikers/bootsporten.
Wilsons stormvogeltje, heel klein, met hele zwermen op het water. Ze huppelen op het water en niemand
weet waarom. Verkwist massa’s energie. Albatrossen sterven uit.
Ecosysteembeheer: het beheren ven ecosystemen in de zeer brede zin met als doel een bijdrage te
leveren aan het algemene doel van het behoud van biodiversiteit.
Definitie: beheer dat bepaald wordt door expliciete doelen, en uitgevoerd wordt via beleid, overeenkomsten
en praktische uitvoering en die aanpasbaar op basis van monitoring en onderzoek, gebaseerd op onze
beste inzichten in de ecologische interacties en processen nodig om de ecosysteem samenstelling,
structuur en functies te behouden.
-> Biodiversteit van twee verschillende gebieden met elkaar vergelijken. Examen!
Ecosysteembeheer is een benadering voor het behoud en/of herstel van de samenstelling, de structuur en
de functie van natuurlijke of gewijzigde ecosystemen met als doel een lange termijn behoud. Het is
gebaseerd op een gemeenschappelijke ontwikkelingsvisie van een gewenste toekomstige situatie die zowel
ecologische, socio-economische als institutionele perspectieven integreert, en toegepast wordt binnen een
geografische context die in de eerste plaats gedefinieerd is door natuurlijke ecologische grenzen.
- Ecologisch perspectief: biotische en abiotische factoren
- Institutioneel perspectief: wetten en organisatie
- Socio-economisch perspectief: stakeholders, waarden, issues
-> Doel van ecosysteembeheer zit hier precies tussen.
1.1) Beheer: nemen van maatregelen om het bereiken van een bepaald doel, zoals:
1. beheersmaatregelen in een reservaat om bepaalde soorten te behouden (vegetaties, individuele
soorten)
2. Inrichtingsmaatregelen: natuurontwikkeling, grootschalige ingrepen om bepaalde condities te creëren
om het voorkomen van soorten/gemeenschappen te bevorderen. Natuurtechnische Milieubouw
(NTMB): kleinschaliger maatregelen om bepaalde infrastructuur werken een ecologische meerwaarde te
geven
1.2) Het uitwerken van doelstellingen: alle beheer en inrichting is (of zou moeten) gericht zijn op het
bereiken van bepaalde doelstellingen, maar hoe bepaal je doelstellingen? Voorbeelden:
- Streven om nu en in de toekomst voldoende natuur op aarde veilig te stellen
,- Handhaving en bevordering van een zo groot mogelijke genetische en biologische diversiteit en de
daarmee verbonden biologische processen en patronen die kenmerkend zijn voor een bepaald milieu
- Beschermen van inheemse plant- en diersoorten
- Nastreven van een zo groot mogelijke diversiteit.
1.3) Uitwerken van een visie, een strategie: achter het realiseren van de doelstellingen moet een visie/
strategie zitten, een groter kader waarbinnen alles moet passen en dat toelaat om de nodige afwegingen te
maken. Vlaams ecologisch netwerk
2. Ecosysteem: een patroon, een dynamische en functionele eenheid van organismen in een bepaald
gebied, hun onderlinge wisselwerkingen en wisselwerking met de omgeving. De natuur is dynamisch en dat
dynamische karakter moet ingecalculeerd worden in de visie. Het is geen activisme maar de wetenschap
die de wisselwerking tussen componenten in de natuur bestudeert.
Natuur: alle structuren, omstandigheden en processen die spontaan (zonder toedoen van de mens)
ontstaan zijn en al dan niet door de mens beïnvloed worden, maar niet volgens menselijke doelstellingen
- Abiotisch: niet levend
- Biotisch: levend
100% (ongerepte) natuur bestaat nergens meer in België, enige stukken natuur in Europa zijn ergens in
Polen. Alles is al een keer gekapt geweest in België (secundair).
Natuur is een zeer breed begrip, ook spontane vestiging van plant- en diersoorten en hun spontane adoptie
aan menselijke activiteiten worden tot natuur gerekend. VB: huismussen zijn er in grote getalen omdat
mensen hun elke dag zaadjes geven. Brandnetels zijn met stikstofverspreiding overal terecht gekomen.
Zinkviooltje groeit op verontreinigde grond door zink (zinkmijnen); heeft een aparte kleur.
Cultuur: alle structuren, omstandigheden en processen in het milieu die geheel of grotendeels door
toedoen van de mens ontstaan zijn en bepaald worden.
-> Systemen ingericht volgens menselijke doeleinden (akkers, hydrocultuur), zowel abiotisch (aanpassing
omgeving) als biotisch (gedomesticeerde organismen (koe, kip, mais), via kruising, veredeling,
biotechnologische middelen.
Overgang tussen natuurlijk milieu en
cultuurlijk milieu:
Natuur: spontane processen overheersen
- Natuurlijke levensgemeenschappen
(natuurbos)
- Halfnatuurlijke levensgemeenschappen
(cultuurbos, heide, schraal grasland)
Cultuur: antropogene processen
overheersen
- Cultuurlijke levensgemeenschappen
(akker, cultuurgrasland, populieren
plantage)
- Stedelijke levensgemeenschappen
(muurbegroeiing, tuin, industrieterrein)
Soorten landschapen:
Natuurlijk landschap: flora en fauna geheel spontaan, structuur en processen niet door de mens beïnvloed
Nagenoeg natuurlijke landschappen: flora en fauna geheel spontaan, structuur wel enigszins beïnvloed
maar niet ingrijpend gewijzigd (vb: duinen id Westhoek).
Halfnatuurlijke landschappen: flora en fauna grotendeels spontaan, structuur (vegetatiebeeld) sterk door
menselijke ingrepen gewijzigd (vb: heide, hooiland, hakhout). Gestuurd door ontginning.
Natuurlijke componenten in cultuurlandschap en de urbane sfeer: lineaire en puntvormige structuren
met spontane vestiging van planten en dieren of levensgemeenschappen (landschapsecologische
infrastructuur)
Verschil natuurbeheer en ecosysteembeheer. Natuurbeheer: de natuur op zich als doel.
Ecosysteembeheer: natuur als doel maar de mens staat centraal: de natuur zodanig beschermen dat ze
nuttig is voor de mens.
,The ecosystem approach: plaatste menselijke noden centraal in beheer van de biodiversiteit. Beoogt
ecosystemen te beheren met het oog op diverse functies die ecosystemen vervullen en de verschillende
gebruiksvormen voor die functies. - Beoogt evenwel geen korte termijn economische baten, maar het
optimaliseren van het gebruik van een ecosysteem zonder het te beschadigen. -> draagvlak creëren om iets
te realiseren.
Ecosysteembeheer zal niet slagen indien: ecologische perspectieven het menselijke welzijn uitsluiten,
economische beschouwingen een ecologische beheer onmogelijk maken, instellingen zo rigide zijn dat ze
geen alternatieven of andere ideeën accepteren.
Ecosysteembeheer is gebaseerd op:
- duurzaamheid (uitgangspunt),
- concrete doelen (gewenst toekomstig traject/gedrag),
- ecologisch inzicht en modellen (elk niveau van organisatie (individu-gemeenschap) verschillende
schaalniveaus (landschapsniveau)
Ecosysteembeheer houdt rekening met:
- complexiteit van het systeem en onderlinge verbondenheid
- Dynamisch karakter van ecosystemen: duurzaamheid ≠ bevriezen van systeem in huidige situatie
- Context en schaal: onderdeel van een geheel, ruimtelijke en temporele schalen
- De mens als onderdeel van het ecosysteem
- Aanpasbaarheid en verantwoordelijkheid
Adaptive management: flexibel zijn; beheer moet aangepast worden aan nieuwe omstandigheden.
Ecosysteembeheer vereist een veel grotere mate van partnership tussen verschillende stakeholders: NGO’s,
bedrijfswereld, overheden, wetenschappers.
Ecosysteembeheer is een concept (manier van denken), opvatting over hoe we met onze omgeving moeten
omgaan -> niet waardevrij, omvat maatschappelijke keuzes, moet gebaseerd zijn op de best beschikbare
wetenschappelijke kennis.
Productenten: planten. Worden opgegeten door herbivoren -> worden opgegeten door roofdieren.
Ontbinders: paddestoelen, vruchten van zwammen -> zwammen zorgen ervoor dat organisch materiaal
afgebroken wordt tot de abiotische componenten.
Elk ecosysteem is gekenmerkt door een zekere draagkracht (carrying capacity (CC) voor bepaalde
organismen. De draagkracht van een ecosysteem is de mogelijkheid om een zekere hoeveelheid van
populaties en menselijke activiteiten te onderhouden.
De curve van draagkracht begint laag, gaat dan stijl om hoog en zwakt dan af tot een plateau. De Pearl-
Verhulst vergelijking. K= niveau van plateau, bepaalt de grootte van de populatie; voor een hogere
populatie is er geen draagkracht.
-> Rattencurve: ratten komen snel aan hun CC; als ratten een hoeveelheid voedsel vinden dan gaan ze zich
heel snel voortplanten en uitbreiden; een rat heeft altijd honger.
Elk ecosysteem is gekenmerkt door een zekere
draagkracht (cc) voor bepaalde organismen, ook voor
de mens.
Draagkracht wordt bepaald door:
- de hoeveelheid water en voedsel
- De mogelijkheid om te schuilen
- Algemene leefomstandigheden (bijv klimaat)
Ecosysteemdiensten geven draagkracht. Voorzienende
diensten (provisioning): voedsel, water, hout,
(hernieuwbare) brandstof. Draagkracht is gestegen
maar: droogte, overstromingen, vervuiling, habitat
verlies, gezondheid -> heeft weer een negatieve invloed
op de draagkracht.
, Evolutie van de bevolking: bevolkingsexplosie als gevolg van de toename van de welvaart (demografische
transitie); zal de welvaart blijven toenemen? Zal de bevolking daarbij ook mee toe blijven nemen? Docent
denkt dat er een versnelling komt (corona?).
College 2: biodiversiteit (deel 1)
Biodiversiteit: de variabiliteit binnen alle levende organismen, dat wil zeggen terrestrische, marine, en
andere aquatische organismen en de complexen waarvan ze deel uitmaken. Dit omvat diversiteit binnen
soorten, tussen soorten en van ecosystemen. -> de variëteit van het leven in al zijn vormen.
- Verschillende niveau’s van organisatie
- Verschillende ruimtelijke en temporele patronen
Algemene opsplitsing:
- Genetische
- Populatie/soort
- Ecosysteem
- Landschap
- Ecologische diversiteit: biomen (tropisch regenwoud/woestijnen), bioregionen, landschappen,
ecosystemen, habitats, niches (plaats waar de soort zich thuisvoelt, dieren met dezelfde niche zijn
concurrenten en die gaan onderling vechten; natuur vermijdt conflicten), populaties
- Genetische diversiteit: populaties, individuen, chromosomen, genen, nucleotiden (onderdelen van
genen)
- Organismal diversity (door de mens ingedeeld; indeling in ordes op vorm en uitzicht): kingdoms, phyla,
families, genera, species, subspecies, populations, individuals
Hoe wordt biodiversiteit gemeten? Vaststellen op een locatie. Kunnen vergelijken met andere habitats/
systemen. Of vergelijken in de tijd (vroeger-nu).
-> Meest simpele manier: tellen van soorten op een plek.
-> Over het algemeen zijn er in een tropisch oerwoud meer soorten dan in de Alpen. Als dat niet zo is, kun
je denken dat er iets met dat tropisch oerwoud aan de hand is.
Beschreven soorten: hoeveel verschillende soorten zijn er beschreven
Geschatte soorten: hoeveel verschillende soorten worden er geschat in totaal te zijn.
Biodiversiteit meten; diversiteitsindices
-> Shannon Wiener index: wat is de dominantie? De biodiversiteit een correctiefactor geven; waarde=0
betekent dat er slechts 1 soort is; welke ligt zelden hoger van 4.
Ni: aantal soorten
Pi: het relatieve voorkomen van soort i, uitgedrukt als aantal individuen van die soort gedeeld door het
totaal aantal individuen van alle soorten samen.
-> gewogen indices, vaak gebruikt om gemeenschappen te karakteriseren of veranderingen in
gemeenschappen te beschrijven: vereisen kwantitatieve data! Tellen.
Biodiversiteit opsplitsen in 4 componenten
1. Punt rijkdom: hoeveel soorten zijn er op 1 punt
2. α diversiteit: hoeveel soorten in een kleine homogene zone
3. β diversiteit: snelheid van verandering in soortensamenstelling tussen habitats; over verschillende
habitats kijken, habitatoverschreidend
4. γ diversiteit: snelheid van verandering in soortensamenstelling over grotere landschapsgradienten; hele
grote eenheid, regio.
Als je het aantal soorten en individuen weet dan kan je een grafiek maken van het aantal indviduen voor het
aantal soorten. Dan zie je dat een aantal soorten heel veel individuen heeft; vorm van de grafiek. Alternatief
voor Shannon Wiener.
Zeldzaamheid (rarity). Kijken naar de geografische range van een soort. Als je een soort hebt met een grote
populatie en een grote geografische range en een brede habitat specificiteit -> de soort is waarschijnlijk
algemeen; die zitten overal (bijvoorbeeld een vlieg).