Neonatale (intensieve) zorgen – wie, wat, waarom, hoe?.......................................................... 3
Terminologie ............................................................................................................................................... 3
Vroeggeboorte ............................................................................................................................................ 3
Determinanten outcome ............................................................................................................................ 7
IUGR: Intra-Uteriene GroeiRestrictie .......................................................................................... 8
Asymmetrische groeirestrictie ................................................................................................................... 9
Symmetrische groeirestrictie ...................................................................................................................10
Complicaties – prognose..........................................................................................................................10
IUGR – specifieke neonatale complicaties .............................................................................................12
Hematologische problemen in de neonatale periode ............................................................. 13
Hematologisch systeem ...........................................................................................................................13
Hematologische problemen in de neonatale periode .........................................................................13
Neonatale anemie .....................................................................................................................................14
Neonatale polycythemie ..........................................................................................................................19
Bloedingsneiging in de neonatale fase .................................................................................... 20
Bloedplaatjesproblemen..........................................................................................................................20
Vitamine K deficiëntie (stolling) ...............................................................................................................22
Deficiëntie aan stollingsfactoren (zeldzaam) .........................................................................................23
DIC (ziek) ....................................................................................................................................................23
Leverfalen (ziek).........................................................................................................................................24
Verhoogde neiging tot trombose ...........................................................................................................24
Thermoregulatie van de pasgeborene ..................................................................................... 25
Fysiologie van de thermoregulatie .........................................................................................................25
Thermale behandelingsstrategieën ........................................................................................................28
Neonatale glucose homeostase ............................................................................................... 29
Energiehuishouding neonataal ...............................................................................................................29
Hypoglycemie............................................................................................................................................31
Virale infecties bij foetus en neonatus ..................................................................................... 32
Neonatale sepsis en meningitis................................................................................................ 40
Early onset sepsis – EOS ...........................................................................................................................40
Neonatale bacteriële meningitis .............................................................................................................42
,Health Care Associated Infections............................................................................................ 43
Nosocomiale infecties ..............................................................................................................................43
Necrotiserende Enterocolitis (NEC) .......................................................................................... 44
Perinatale asfyxie en hypoxische Ischemische Encefalopathie (HIE) ...................................... 48
Geboorte .................................................................................................................................. 51
Neonatale reanimatie ...............................................................................................................................51
Geboorte transitieproces .........................................................................................................................54
Verdediging in utero hypoxie ..................................................................................................................56
,Neonatale (intensieve) zorgen – wie, wat, waarom, hoe?
Terminologie
Termen die je iets zeggen over gewicht:
• LBW (Low Birth Weight): < 2500 g
• VLBW (Very Low Birth Weight): <1500 g
• ELBW (Extremely Low Birth Weight): < 1000 g
Termen die iets zeggen over zwangerschapsduur (PML/GA)
• Early term 37-38 w (ET)
• Prematuriteit < 37 w
Laat prematuur: > 34 w - < 37 w (LPT)
Zeer prematuur: < 32 w
Extreem prematuur: < 28 w
• Term 37 – 416
• Verlengd > 41 w
• Postterm > 42 w
Gewicht in verhouding tot PML/GA:
• AGA: Appropriate for Gestational Age - Dit verwijst naar een geboortegewicht dat
tussen de 10e en 90e percentiel ligt voor de zwangerschapsduur.
• LGA: Large for Gestational Age - Dit verwijst naar een geboortegewicht dat boven
het 90e percentiel ligt voor de zwangerschapsduur.
• SGA: Small for Gestational Age - Dit verwijst naar een geboortegewicht dat onder
het 10e percentiel ligt voor de zwangerschapsduur. Dit kan ook worden aangeduid
als "dysmatuur".
Vroeggeboorte
Vroeggeboorte is een situatie waarin een baby wordt geboren voordat de zwangerschap
de volledige termijn heeft bereikt, wat meestal 37 weken is. Het is een belangrijk
gezondheidsprobleem wereldwijd, met meer dan 10% van de baby's die wereldwijd
geboren worden voordat ze de volledige termijn bereiken. In Vlaanderen is het
percentage vroeggeboorten iets lager, ongeveer 8%.
• > 50 % laat preterm (>2500 kinderen/j in Vlaanderen)
• > 15 % early term (> 10000 kinderen/j in Vlaanderen)
• Gezien de grote patiëntengroep (LPT en ET) hebben zelfs kleine verschillen in
uitkomst een veel groter maatschappelijk impact.
4 oorzaken:
• Premature arbeid
• PROM, premature rupture of membranes = vroegtijdig breken van de vliezen
• Maternale verwikkelingen zoals pre-eclampsie, lupus bij de moeder,
niertransplantatie en hartafwijkingen kunnen leiden tot een vroegtijdige bevalling.
, • Foetale verwikkelingen zoals problemen met de navelstreng en samentrekkingen
worden gemonitord met behulp van een cardiotocograaf om de hartslag van de
foetus tijdens de bevalling te meten. Een daling van de hartslag tijdens
samentrekkingen kan een indicatie zijn voor een keizersnede.
Behandeling
Behandeling (Prenataal)
Preventie
Oxytocine – en prostaglandine inhibitoren, AB, cerclage, chirurgie,...
Vaak onmogelijk
Mechanisme arbeid?
Levensbedreigende problemen bij moeder of foetus
Prenatale behandeling: bevorderen van foetale maturatie
Transmaternale foetale endocriene behandeling
b-methasone/dexamethasone
Prenatale behandeling kan gericht zijn op het bevorderen
van de rijping van de foetus. Dit kan worden bereikt door
middel van transmaternale foetale endocriene
behandeling, waarbij medicijnen zoals β-methason of
dexamethason worden gebruikt. Deze medicijnen zijn
vormen van cortison die de foetale rijping bevorderen
zonder dat cortisol, dat normaal gesproken niet door de
placenta gaat, rechtstreeks wordt gebruikt.
Na de bevalling kunnen niveaus van gelukshormonen zoals oxytocine en prostaglandine
stijgen. Als een vrouw zonder duidelijke reden in arbeid gaat en zowel de baby als de
moeder zich nog goed voelen, kunnen remmers van prostaglandine en oxytocine worden
overwogen. Bovendien kan AB worden gegeven, omdat een aanzienlijk percentage van
vrouwen die vroeg in arbeid gaan, een onderliggende infectie vertonen. In gevallen van
een onvoldoende baarmoederhalsfunctie, die bekend kan zijn door eerdere
zwangerschappen, kan een cerclageprocedure worden uitgevoerd om de
baarmoederhals te ondersteunen. Chirurgie kan ook nodig zijn in situaties waarbij er
bijvoorbeeld sprake is van een myoom of glioom.
Behandeling (Postnataal)
• Substitutie van intra-uterien milieu: Na de geboorte wordt geprobeerd het intra-
uteriene milieu zo goed mogelijk na te bootsen.
o Thermoregulatie: Het handhaven van een geschikte lichaamstemperatuur
voor de pasgeborene.
o Voeding: Dit kan parenteraal (via een infuus) of enteraal (via de mond of
een sonde) worden toegediend.
, o Ventilatie: Methoden omvatten zuurstoftherapie, nCPAP (nasale continue
positieve luchtwegdruk), SIMV (synchronized intermittent mandatory
ventilation), HFOV (high-frequency oscillatory ventilation), en exogeen
surfactant om de ademhaling te ondersteunen en alelectase te voorkomen.
o Endocriene substitutie: Het kan nodig zijn om hormonen zoals
schildklierhormonen en bijnierhormonen aan te vullen, aangezien deze
belangrijk zijn voor de normale ontwikkeling en functie.
Surfactant, dat de oppervlaktespanning in de longblaasjes verlaagt en alelectase
voorkomt, kan rechtstreeks in de longen worden toegediend via een endotracheale
sonde. Belangrijke hormonen, zoals die van de schildklieras en de bijnieras, worden
normaliter afgescheiden door de placenta en kunnen indien nodig worden aangevuld.
Hoe vroeg is te vroeg?
• A term: een zwangerschapsduur van 39 tot 41 weken.
• Early term: een zwangerschapsduur van 37 tot 38 weken.
• Late preterm: een zwangerschapsduur van 34 tot 36 weken.
• Very preterm: een zwangerschapsduur van minder dan 32 weken.
• Extremely preterm: een zwangerschapsduur van minder dan 28 weken.
De uitkomst van de zwangerschap is omgekeerd evenredig met de zwangerschapsduur,
wat betekent dat naarmate de zwangerschapsduur afneemt, het risico op complicaties en
slechte uitkomsten toeneemt. Dus, hoe vroeger een baby wordt geboren, hoe groter het
risico op problemen en complicaties. (Outcome omgekeerd evenredig met GA)
ET > 15 % geboortes à 37 – 38 w & LPT 4-5 % geboortes à 34 – 36 w
Outcome ET
• Mortaliteit
• Neonatale morbiditeit
o Ook bij electieve ET geboorte met bewezen mature longen
o > Respiratory Distress Syndrome (RDS): Een aandoening waarbij de longen
van de baby niet voldoende zijn gerijpt à ademhalingsproblemen.
o > Hyperbilirubinemie: Een aandoening waarbij het bilirubinegehalte in het
bloed van de baby verhoogd is, wat geelzucht kan veroorzaken.
• Lange termijnuitkomst
o Psychomotorische ontwikkeling 37-416 : vertraagde psychomotorische
ontwikkeling in vergelijking met kinderen geboren op volledige termijn.
o MDI 12 m + 0.8 punt/w: Mentale Development Index (MDI) op 12 maanden:
De MDI kan lager zijn bij kinderen geboren in de ET-periode, met een
gemiddelde daling van 0.8 punt per week vroeggeboorte.
o PDI 12 m + 1.4 punt/w: Psychomotorische Deveopment Index (PDI) op 12
maanden: Ook de PDI kan lager zijn bij kinderen geboren in de ET-periode,
met een gemiddelde daling van 1.4 punt per week vroeggeboorte.
,Outcome LPT
• Mortaliteit: verhoogd risico op overlijden i.v.m geboorten op volledige termijn.
• Respiratoire problemen:
o HMZ (Hyaliene Membranen Ziekte)
o TTN (Transient Tachypnea of the Newborn)
o PPHN (Persistent Pulmonary Hypertension of the Newborn)
o PTX (Pneumothorax)
o BPD (Bronchopulmonale Dysplasie)
• Cardiorespiratoire immaturiteit kan resulteren in apneu (ademstilstand) en
bradycardie (verlaagde hartslag).
• Immatuur drinkgedrag: LPT baby's kunnen moeite hebben met succesvolle
borstvoeding, wat kan leiden tot een verminderd aantal gezondheidsvoordelen
geassocieerd met borstvoeding.
• Metabole immaturiteit: LPT baby's kunnen metabole problemen ervaren, zoals:
o Hypoglycemie (lage bloedsuikerspiegel)
o Hypocalcemie (lage calciumspiegels)
o Hypothermie (lage lichaamstemperatuur)
o Meer uitgesproken hyperbilirubinemie: LPT baby's kunnen een verhoogd
risico hebben op ernstige geelzucht.
• Verlengde hospitalisatieduur: -
• Heropnames en hyperreactiviteit van de luchtwegen/RSV: een verhoogd risico op
heropnames in het ziekenhuis en complicaties zoals hyperreactiviteit van de
luchtwegen en infectie met het respiratoir syncytieel virus (RSV).
• Cognitieve uitkomst: Hoewel de cognitieve uitkomst over het algemeen goed kan
zijn, is er een verhoogd risico op leerproblemen en gedragsproblemen op latere
leeftijd bij LPT baby's in vergelijking met baby's geboren op volledige termijn.
De ideale timing voor verlossing
Eenling
•>39 w
•< 39 w: spontane arbeid voor geplande sectio caesarea
•Catecholamines en corticostroiden
•Surfactant productie en vrijzetting
•Longvochtresorptie
Meerling
•Monochoriale tweeling
•> 36 w
•Dichoriale tweeling
•> 37 w
•Drieling
•> 35 w
Voor 39 weken zwangerschap wordt het aanbevolen om een proefarbeid te overwegen.
Bij deze proefarbeid moeten de longen van de foetus worden geklaard van TTE (Transient
,Tachypnea of the Newborn), wat een vertraagde longdrainage is. Tijdens de bevalling kan
de baby ervoor zorgen dat de longen niet optimaal droog worden gelegd, wat kan leiden
tot meer ademhalingsonderbrekingen (apnoes) bij de baby.
Het vocht in de longen is niet afkomstig van vruchtwater, maar wordt geproduceerd door
de longcellen zelf. Tijdens de stress van de arbeid en bevalling stoppen de longcellen met
het produceren van vocht als gevolg van de vrijzetting van stresshormonen. Deze
hormonen, zoals catecholamines en corticosteroïden, zorgen ervoor dat de productie van
vocht in de longen stopt en bevorderen de drainage. Ze stimuleren ook de vrijzetting van
surfactant, wat essentieel is voor de longfunctie van de foetus.
Hoe laat is te laat?
Prolonged - verlengd à > 41 w à Start monitoring
Post term = > 42 w à > Placentaire insufficiëntie
• Urgente sectio caesarea: In gevallen waarin een spoedige keizersnede nodig is om
de gezondheid van de moeder of de baby te beschermen, kan de perinatale
mortaliteit toenemen.
• MAS (meconium aspiratie syndroom): Als een baby bij de geboorte meconium (het
eerste ontlasting van de baby) inademt, kan dit leiden tot ademhalingsproblemen
en zelfs tot perinatale mortaliteit.
• Peripartale asfyxie: Zuurstoftekort rond de geboorte kan ernstige gevolgen
hebben, waaronder perinatale mortaliteit.
• Neonatale opname: De behoefte aan intensieve zorg en opname van de baby in
een neonatale intensive care unit (NICU) kan ook de kans op perinatale mortaliteit
vergroten.
Vanaf 41 weken & 3 dagen à inductie.
Determinanten outcome
GA - continuum
Placentaire insufficiëntie – IUGR
Infectie - inflammatie
< goede cognitieve outcome
<< prematuur
<< postterm
Placentaire insufficiëntie en intra-uteriene groeirestrictie (IUGR): Wanneer de placenta niet
goed functioneert, kan dit leiden tot een verminderde bloedtoevoer en voedingsstoffen
naar de foetus, wat resulteert in intra-uteriene groeirestrictie en een verhoogd risico op
complicaties.
,Infectie en inflammatie: Infectie tijdens de zwangerschap kan leiden tot inflammatie en
schade aan de foetus. Cytokines die tijdens een infectie worden uitgescheiden, kunnen
neurologische schade veroorzaken en de ontwikkeling van de foetus beïnvloeden.
Goede cognitieve uitkomst: Een langere zwangerschapsduur wordt over het algemeen
geassocieerd met een betere cognitieve ontwikkeling van de baby.
IUGR: Intra-Uteriene GroeiRestrictie
IUGR (Intra-uteriene groeirestrictie) wordt onderverdeeld in twee hoofdcategorieën, die
verschillende patronen van groeivertraging (gewicht, lengte en schedelomtrek) vertonen:
1. Asymmetrische IUGR: Dit type IUGR wordt gekenmerkt door een disproportionele
groeivertraging, waarbij bepaalde delen van het lichaam van de foetus meer worden
beïnvloed dan andere. Typisch zien we dat de buikomvang van de foetus kleiner is in
verhouding tot de hoofdomvang en de lengte van de foetus. Asymmetrische IUGR wordt
vaak geassocieerd met placentaire insufficiëntie in het derde trimester van de
zwangerschap, waarbij de foetus prioriteit geeft aan de groei van vitale organen zoals de
hersenen ten koste van minder essentiële organen zoals de buikorganen. Enkel de PM
gewicht ligt onder het percentiel, de andere PM zijn normaal.
2. Symmetrische IUGR: Bij deze vorm van IUGR is de groeivertraging gelijkmatiger
verdeeld over het hele lichaam van de foetus. Zowel de hoofdomvang, de lengte als de
buikomvang van de foetus zijn verminderd. Symmetrische IUGR wordt vaak geassocieerd
met factoren die de ontwikkeling van de foetus in een vroeger stadium van de
zwangerschap beïnvloeden, zoals genetische factoren, blootstelling aan infecties of
toxines tijdens de zwangerschap, of structurele afwijkingen bij de foetus zelf.
E
ASYMMETRISCH
Foetussen die beginnen met groeien rond percentiel 50 week per week kwam de baby
met een continue hoeveelheid bij naar de latere weken toe kwam de baby minder bij
waardoor we kunnen spreken over een groeivertraging .
,Asymmetrische groeirestrictie
Bij aanvang normale groei
Later vertraagde groei of groeistop
Brain sparing
Gß, L ß of =, HO =
Oorzaak vaak placentaire insufficiëntie
"Brain sparing" is het fenomeen waarbij de foetus bij verminderde bloedtoevoer
prioriteit geeft aan het voorzien van zuurstof en voedingsstoffen aan de hersenen,
zelfs als dit ten koste gaat van andere lichaamssystemen. Dit is een beschermend
mechanisme om de vitale functies van de hersenen te handhaven, zelfs onder
moeilijke omstandigheden tijdens de zwangerschap.
1. Placentaire insufficiëntie à verminderde toevoer van glucose naar de foetus.
2. Als reactie daalt het insulinegehalte en stijgt het groeihormoon in het bloed
3. Verminderd insulinegehalte leidt tot glycogenolyse in de lever, waarbij
opgeslagen glycogeen wordt afgebroken tot glucose.
4. Tegelijkertijd stimuleert het verhoogde groeihormoon lipolyse, waarbij
vetweefsel wordt afgebroken tot vrije vetzuren, die als alternatieve energiebron
kunnen dienen.
5. De vrijgekomen glucose en vrije vetzuren worden preferentieel gebruikt voor de
hersenen van de foetus om een voldoende energievoorziening te garanderen.
6. Dit proces van glycogenolyse en lipolyse zorgt ervoor dat zo veel mogelijk
suikers beschikbaar zijn voor de hersenen van de foetus, zelfs bij verminderde
glucoseaanvoer als gevolg van placentaire insufficiëntie.
, Symmetrische groeirestrictie
Constante maar vertraagde groeisnelheid van alle groeiparameters
• Gewicht
• Lengte
• Hoofdomtrek
Oorzaak vaak bij de foetus: beschadigde groeipotentiaal
Complicaties – prognose
De relatie tussen IUGR en SGA, en de voorspelbaarheid van hun uitkomsten, kan complex
zijn:
IUGR en SGA zijn geen synoniemen:
• SGA verwijst naar een geboortegewicht onder het 10e percentiel voor de
zwangerschapsduur, wat duidt op dysmaturiteit.
• IUGR (Intra-uteriene groeirestrictie) is een aandoening waarbij de foetus niet de
verwachte groei doormaakt tijdens de zwangerschap.
Hoewel IUGR kan leiden tot SGA, is dit niet altijd het geval.
IUGR-AGA baby's (AGA = Appropriate for Gestational Age) kunnen vergelijkbare
complicaties ervaren als IUGR-SGA baby's, maar niet allemaal.
• Zowel IUGR-AGA als IUGR-SGA baby's kunnen uiteenlopende oorzaken hebben,
waaronder utero-placentaire insufficiëntie, congenitale infecties, congenitale
afwijkingen, en constitutionele of raciale factoren.
De uitkomst van IUGR en SGA is moeilijk te voorspellen:
• Ondanks antenatale foetale evaluatiemogelijkheden blijft de uitkomst van IUGR en
SGA vaak moeilijk te voorspellen. De aandoeningen vinden plaats intra-uterien en
kunnen resulteren in verschillende gevolgen voor de baby.
• Het betekent niet altijd dat de baby significant klein zal zijn, vooral in het geval van
asymmetrische groeivertraging.
• Bovendien is niet elke constitutioneel kleine baby een slachtoffer van IUGR,
aangezien sommige baby's genetisch klein zijn.
Deze groeirestrictie kan veroorzaakt worden door verschillende factoren:
• Verminderd aanbod van voedingsstoffen
• Hypoxie: Onvoldoende zuurstoftoevoer naar de foetus kan optreden, wat leidt tot
zuurstoftekort (hypoxie) in de weefsels.
Deze situatie kan chronisch zijn, waarbij de groeirestrictie gedurende een langere periode
aanwezig is, of acuut optreden als gevolg van plotselinge gebeurtenissen, zoals een
abrupte afname van de bloedtoevoer naar de placenta.