INFECTIEBEHEERSING
Infectiebeheersing
Infectiebeheersing = Verwijst naar alle handelingen in zorginstellingen die ervoor zorgen dat
de opgenomen patiënten geen (extra) infecties oplopen tijdens hun verblijf.
Patiënten met een infectie → zorgverleners: infectie beheersen + niet verspreiden.
Kiemen = virussen, bacteriën, gisten en schimmels
Sepsis = Ontstekingsreactie van het lichaam op een infectie die zo ernstig verloopt dat
weefsels beschadigd raken en orgaanfuncties uitvallen
Zorginfecties
Microbiota van de huid
Microbiota v/d huid = Verzameling van diverse micro-organismen zoals bacteriën, virussen,
schimmels, parasieten en mijten.
80-90% Huidoppervlak
10-20% Epidermis (opperhuid)
Haarfollikels
Zweetklieren
Microbiota bestaat uit 2 groepen:
1) Residente microbiota
2) Transiente microbiota
Residente microbiota
Resident microbiota resideren (wonen) op onze huid. We hebben deze nodig voor een
gezonde huid.
Resident microbiota: Commensalen = beschermende flora
Commensalen hebben een laag virulent (ziekmakend) karakter
↳ Veroorzaken hierdoor zelden infecties
↳ Uitzondering:
1) Steriele plaats binnengebracht via een invasieve procedure (heelkunde, punctie,
katheterisatie)
2) Personen met een verzwakt immuunsysteem door ziekte of behandeling
➢ Commensalen zijn dus conditioneel pathogeen! (voorwaardelijk ziekteverwekkend)
,Residente microbiota:
- Hangt af van persoon tot persoon (leeftijd, geslacht…)
- Bevindt zich huidoppervlakken, huidplooien, talgklieren, haarfollikels
- Groeien oppervlakte toe + vermengen zich met 2de soort huidmicrobiota (transiënte)
- Lage virulentie (schade) (behalve op steriel weefsel)
- Conditioneel pathogene kiemen
- Overleven & vermenigvuldigen
→ paarse bolletjes: residente microbiota
Plaatsen residente kiemen:
- Haren
- Oksels
- Liezen
- Perineum (bekkenholte)
- Onder vingernagels
Microbiologie:
- Bacteriën:
o Voornamelijk GRAM + (Bv. proteobacteria, staphylococcus spp) op drogere
plaatsen. (huid)
o Ook GRAM - (Bv. acinetobacter spp) op vochtige plaatsen (oksel, liesplooi)
- Virussen
- Schimmels
⇒ Na ontsmetting/ handen wassen komt de residente microbiota terug
Transiënte microbiota
Gele bolletjes: transiënte microbiota
Transiënte microbiota bestaat uit:
- Residente microbiota
- Micro-organismen uit de omgeving
Transiënte microbiota
- Huidoppervlakte (vaak op afschilferend epitheel)
- Conditioneel pathogeen → ziekmakend vermogen afhankelijk van soort en aantal
kiemen, virulentie (ziekmakend vermogen) en gastheer
- Vermenigvuldigen zich niet of nauwelijks op de huid
→ behalve als het ecologisch evenwicht v/d huid verstoord is (beschadiging v/d huid of hoge
vochtigheidsgraad)
,Microbiologie:
- Bacteriën:
o Voornamelijk GRAM + (Bv. proteobacteria, staphylococcus spp) op drogere
plaatsen. (huid)
o Ook GRAM - (Bv. acinetobacter spp) op vochtige plaatsen (oksel, liesplooi)
- Virussen
- Schimmels
- Mijten
→ Door contact krijgen we deze kiemen!
Begrippen
Besmetting (contaminatie) = Het overgaan van een micro-organisme vanuit een bron via een
weg naar iets of iemand. Bij een besmetting worden kiemen v/e bron overgedragen naar de
omgeving (persoon, voorwerp).
Bv. Ik ververs op stage incontinentiemateriaal bij iemand die last heeft van diarree. De kiemen
van deze persoon komen op mijn hand terecht.
→ Niet perse ziek na aanraking kiemen!
Kolonisatie = Na besmetting verblijven en vermenigvuldigen micro-organismen zich bij de
mens. Zonder nadelige gevolgen worden micro-organismen onderdeel v/d microbiota
Bv. Daarna eet ik mijn boterhammen zonder eerst handhygiëne toe te passen, waardoor deze
kiemen in mijn maagdarmstelsel terecht komen en gaan overleven en vermenigvuldigen
→ Niet perse ziek na aanraking kiemen!
Infectie = Als de kiemen zich koloniseren en er wordt geen actie ondernomen dan kunnen er
op een bepaald moment ziekteverschijnselen ontstaan. (ziekteverschijnselen → infectie!)
Na een besmetting wordt je ziek
Bv. Ik word ‘s nachts wakker met nausea (diarree) klachten.
Ziekteverschijnselen bij een infectie:
• Rubor → roodheid
• Calor → warmte (merk strijkijzer)
• Dolor → pijn (frans douleur)
• Tumor → zwelling
• Pus → etter
• Turgor → hogere druk
⇒ Een infectie is altijd een besmetting, maar een besmetting is niet altijd een infectie!
, Zorginfectie
= nosocomiale infectie
= ziekenhuisinfectie
= hospital acquired infection (HAI)
- Infectie vindt plaats min. 48 uur na opname in de instelling (ziekenhuis, WZC…)
- De besmetting trad dus op tijdens opname
- Opgevolgd door dienst infectiepreventie v/h ziekenhuis
Soorten zorginfecties
Endogene infecties = Oorsprong van infectie is endogeen (auto infectie/ zelf infectie)
- MO is reeds bij zorgvrager aanwezig bij opname
- MO die behoren tot eigen microbiota v/d ZV:
o Maagdarmstelsel
o Bovenste luchtwegen
o Huid
o Genitale streek (vrouwen)
- Bij daling weerstand of behandeling met antibiotica of geneesmiddelen die
immuunsysteem onderdrukken → kunnen MO infectie veroorzaken
- Actie: Selectieve decontaminatie indien mogelijk = selectief dekoloniseren (synoniem)
- Selectief dekolonisatie/ decontamineren = Selectief gewerkt om de besmettingsgraad
zo laag mogelijk te houden waardoor er kiemen nooit tot infectieniveau geraken
Bv. Mondtoilet: Als een patiënt in coma gehouden wordt en de patiënt wordt beademd, dan is
de hoestreflex onderdrukt. Het trilhaarepitheel is eveneens verstoord in zijn werking waardoor
fluimen ter plaatse blijven. Kiemen kunnen overwoekeren.
Bv. Blaasontsteking: we zitten in een zone waar kiemen zitten. Je gaat heel weinig drinken en
plassen. Kiemen kunnen naar boven gaan in urinebuis en ervoor zorgen dat je een ontsteking
hebt.
Exogene infecties = oorsprong infectie is exogeen (= kruisinfectie)
- Besmetting van de ZV met MO uit het zorgmilieu
o Zorgomgeving
o Personeel
o Andere patiënten
o Voorwerpen/ oppervlakken
o Voornaamste bron: geïnfecteerde ZV
- Besmetting van zone bij de ZV met MO uit andere besmette zone bij de ZV
Bv. patiënt is drager van MRSA t.h.v. neus, keel en rectum (endeldarm) → een initieel niet
besmette wonde raakt besmet door onvoldoende HH door zorgverlener.
Infectiebeheersing
Infectiebeheersing = Verwijst naar alle handelingen in zorginstellingen die ervoor zorgen dat
de opgenomen patiënten geen (extra) infecties oplopen tijdens hun verblijf.
Patiënten met een infectie → zorgverleners: infectie beheersen + niet verspreiden.
Kiemen = virussen, bacteriën, gisten en schimmels
Sepsis = Ontstekingsreactie van het lichaam op een infectie die zo ernstig verloopt dat
weefsels beschadigd raken en orgaanfuncties uitvallen
Zorginfecties
Microbiota van de huid
Microbiota v/d huid = Verzameling van diverse micro-organismen zoals bacteriën, virussen,
schimmels, parasieten en mijten.
80-90% Huidoppervlak
10-20% Epidermis (opperhuid)
Haarfollikels
Zweetklieren
Microbiota bestaat uit 2 groepen:
1) Residente microbiota
2) Transiente microbiota
Residente microbiota
Resident microbiota resideren (wonen) op onze huid. We hebben deze nodig voor een
gezonde huid.
Resident microbiota: Commensalen = beschermende flora
Commensalen hebben een laag virulent (ziekmakend) karakter
↳ Veroorzaken hierdoor zelden infecties
↳ Uitzondering:
1) Steriele plaats binnengebracht via een invasieve procedure (heelkunde, punctie,
katheterisatie)
2) Personen met een verzwakt immuunsysteem door ziekte of behandeling
➢ Commensalen zijn dus conditioneel pathogeen! (voorwaardelijk ziekteverwekkend)
,Residente microbiota:
- Hangt af van persoon tot persoon (leeftijd, geslacht…)
- Bevindt zich huidoppervlakken, huidplooien, talgklieren, haarfollikels
- Groeien oppervlakte toe + vermengen zich met 2de soort huidmicrobiota (transiënte)
- Lage virulentie (schade) (behalve op steriel weefsel)
- Conditioneel pathogene kiemen
- Overleven & vermenigvuldigen
→ paarse bolletjes: residente microbiota
Plaatsen residente kiemen:
- Haren
- Oksels
- Liezen
- Perineum (bekkenholte)
- Onder vingernagels
Microbiologie:
- Bacteriën:
o Voornamelijk GRAM + (Bv. proteobacteria, staphylococcus spp) op drogere
plaatsen. (huid)
o Ook GRAM - (Bv. acinetobacter spp) op vochtige plaatsen (oksel, liesplooi)
- Virussen
- Schimmels
⇒ Na ontsmetting/ handen wassen komt de residente microbiota terug
Transiënte microbiota
Gele bolletjes: transiënte microbiota
Transiënte microbiota bestaat uit:
- Residente microbiota
- Micro-organismen uit de omgeving
Transiënte microbiota
- Huidoppervlakte (vaak op afschilferend epitheel)
- Conditioneel pathogeen → ziekmakend vermogen afhankelijk van soort en aantal
kiemen, virulentie (ziekmakend vermogen) en gastheer
- Vermenigvuldigen zich niet of nauwelijks op de huid
→ behalve als het ecologisch evenwicht v/d huid verstoord is (beschadiging v/d huid of hoge
vochtigheidsgraad)
,Microbiologie:
- Bacteriën:
o Voornamelijk GRAM + (Bv. proteobacteria, staphylococcus spp) op drogere
plaatsen. (huid)
o Ook GRAM - (Bv. acinetobacter spp) op vochtige plaatsen (oksel, liesplooi)
- Virussen
- Schimmels
- Mijten
→ Door contact krijgen we deze kiemen!
Begrippen
Besmetting (contaminatie) = Het overgaan van een micro-organisme vanuit een bron via een
weg naar iets of iemand. Bij een besmetting worden kiemen v/e bron overgedragen naar de
omgeving (persoon, voorwerp).
Bv. Ik ververs op stage incontinentiemateriaal bij iemand die last heeft van diarree. De kiemen
van deze persoon komen op mijn hand terecht.
→ Niet perse ziek na aanraking kiemen!
Kolonisatie = Na besmetting verblijven en vermenigvuldigen micro-organismen zich bij de
mens. Zonder nadelige gevolgen worden micro-organismen onderdeel v/d microbiota
Bv. Daarna eet ik mijn boterhammen zonder eerst handhygiëne toe te passen, waardoor deze
kiemen in mijn maagdarmstelsel terecht komen en gaan overleven en vermenigvuldigen
→ Niet perse ziek na aanraking kiemen!
Infectie = Als de kiemen zich koloniseren en er wordt geen actie ondernomen dan kunnen er
op een bepaald moment ziekteverschijnselen ontstaan. (ziekteverschijnselen → infectie!)
Na een besmetting wordt je ziek
Bv. Ik word ‘s nachts wakker met nausea (diarree) klachten.
Ziekteverschijnselen bij een infectie:
• Rubor → roodheid
• Calor → warmte (merk strijkijzer)
• Dolor → pijn (frans douleur)
• Tumor → zwelling
• Pus → etter
• Turgor → hogere druk
⇒ Een infectie is altijd een besmetting, maar een besmetting is niet altijd een infectie!
, Zorginfectie
= nosocomiale infectie
= ziekenhuisinfectie
= hospital acquired infection (HAI)
- Infectie vindt plaats min. 48 uur na opname in de instelling (ziekenhuis, WZC…)
- De besmetting trad dus op tijdens opname
- Opgevolgd door dienst infectiepreventie v/h ziekenhuis
Soorten zorginfecties
Endogene infecties = Oorsprong van infectie is endogeen (auto infectie/ zelf infectie)
- MO is reeds bij zorgvrager aanwezig bij opname
- MO die behoren tot eigen microbiota v/d ZV:
o Maagdarmstelsel
o Bovenste luchtwegen
o Huid
o Genitale streek (vrouwen)
- Bij daling weerstand of behandeling met antibiotica of geneesmiddelen die
immuunsysteem onderdrukken → kunnen MO infectie veroorzaken
- Actie: Selectieve decontaminatie indien mogelijk = selectief dekoloniseren (synoniem)
- Selectief dekolonisatie/ decontamineren = Selectief gewerkt om de besmettingsgraad
zo laag mogelijk te houden waardoor er kiemen nooit tot infectieniveau geraken
Bv. Mondtoilet: Als een patiënt in coma gehouden wordt en de patiënt wordt beademd, dan is
de hoestreflex onderdrukt. Het trilhaarepitheel is eveneens verstoord in zijn werking waardoor
fluimen ter plaatse blijven. Kiemen kunnen overwoekeren.
Bv. Blaasontsteking: we zitten in een zone waar kiemen zitten. Je gaat heel weinig drinken en
plassen. Kiemen kunnen naar boven gaan in urinebuis en ervoor zorgen dat je een ontsteking
hebt.
Exogene infecties = oorsprong infectie is exogeen (= kruisinfectie)
- Besmetting van de ZV met MO uit het zorgmilieu
o Zorgomgeving
o Personeel
o Andere patiënten
o Voorwerpen/ oppervlakken
o Voornaamste bron: geïnfecteerde ZV
- Besmetting van zone bij de ZV met MO uit andere besmette zone bij de ZV
Bv. patiënt is drager van MRSA t.h.v. neus, keel en rectum (endeldarm) → een initieel niet
besmette wonde raakt besmet door onvoldoende HH door zorgverlener.