Hoofdstuk 1: Psychologie als wetenschap
Wat is psychologie (en wat niet)
- Definitie: Psychologie is de wetenschap van gedrag en mentale processen, gebaseerd op
systematische, empirische observaties, niet op speculatie of volkswijsheden.
- Geen pseudowetenschap: Psychologie verwerpt ongefundeerde beweringen (zoals
grafologie) en baseert zich op de wetenschappelijke methode.
- Verschil met psychiatrie: Psychologen (Master/Doctor in psychologie) mogen geen
medicatie voorschrijven; psychiaters (arts/specialisatie psychiatrie) wel.
Soorten psychologen
- Fundamenteel (onderzoeks-)psychologen: Voeren basisonderzoek uit, vaak aan
universiteiten of onderzoeksinstellingen.
- Toegepaste psychologen: Gebruiken psychologische kennis om praktische problemen op te
lossen in domeinen als arbeid & organisatie, klinische psychologie, forensische psychologie,
schoolpsychologie, sportpsychologie, gezondheidspsychologie, enz.
- APA-divisies: Er zijn 54 divisies binnen de American Psychological Association, variërend van
experimentelen tot community-psychologie en psychofarmacologie.
Methoden van onderzoek
1. Empirisch onderzoek & wetenschappelijke methode
o Vijf stappen:
§ Hypothese formuleren
§ Specificeren van voorspellingen (operationalisering)
§ Objectieve data verzamelen
§ Resultaten analyseren (statistisch toetsen)
§ Publiceren, peer review, replicatie.
2. Onderzoeksdesigns:
o Gevalstudies: Detailonderzoek van één individu of fenomeen; geen causale
conclusies mogelijk.
o Correlationele studies: Meten verband tussen variabelen (correlatiecoëfficiënt r van
−1 tot +1), zonder causaliteit.
o Experimentele studies: Manipulatie van een onafhankelijke variabele, met
controlecondities en randomisatie, om causaliteit te onderzoeken.
3. Verstorende factoren & blindering: vertekening vermijden
o Enkel-blind en dubbel-blind procedures om verwachtingseffecten van deelnemers én
onderzoekers te minimaliseren.
4. Validiteit:
o Interne validiteit: Mate waarin effecten aan de manipulatie toe te schrijven zijn.
o Externe validiteit: Generaliseerbaarheid naar andere personen, situaties of maten.
5. Ethiek:
o Belang van informed consent, debriefing, verantwoording bij dierproeven, en respect
voor erfelijkheid vs. omgeving.
1
, Historische wortels
- Structuralisme (Wundt, Titchener): Onderzoek naar basisstructuren van de geest via
introspectie (1879).
- Functionalisme (William James): Focus op adaptieve functies van mentale processen.
- Gestaltpsychologie (Koffka, Köhler): Studie van perceptuele gehelen (“het geheel is meer
dan de som der delen”).
- Behaviorisme (Watson, Pavlov, Skinner): Onderzoek uitsluitend naar observeerbaar gedrag,
met Pavloviaanse en Skinneriaanse conditionering.
- Psychoanalyse (Freud): Rol van onbewuste conflicten in gedrag en mentale processen.
Hedendaagse perspectieven
Zeven moderne invalshoeken die vandaag de psychologie kleuren:
- Biologisch perspectief
- Ontwikkelingsperspectief
- Klinisch perspectief
- Sociocultureel perspectief
- Psychometrisch (methodenleer)
- Persoonlijkheidsperspectief
- Cognitief perspectief (informeert met een informatietheoretisch/computermetafoor).
Hoofdstuk 2: Hoe ontstaat en verandert gedrag?
Definitie en kernaspecten van leren
- Proces van ervaring → gedragsverandering: leren is een onzichtbaar, intern proces
afleidbaar uit observeerbaar gedrag en/of mentale processen.
- Duurzaam versus tijdelijk: leren veroorzaakt een blijvende verandering (bv. angst voor
spuiten), in tegenstelling tot kortstondige reflexen (bv. vinger terugtrekken).
- Gedrag vs. kennis: behavioristen richten zich op observeerbaar gedrag, cognitieve
perspectieven ook op interne kennisstructuren.
Types leren naar aard van ervaring
1. Niet-contingente prikkelaanbieding
o Habituatie: afname van respons bij herhaalde stimulus (adaptief).
o Mere exposure effect: voorkeur voor eerder blootgestelde stimuli.
2. Klassieke (Pavloviaanse) conditionering
o Neutrale stimulus (CS) verwerft via herhaalde koppeling met een
ongeconditioneerde stimulus (UCS) de mogelijkheid om een geconditioneerde
respons (CR) uit te lokken.
o Belangrijke kenmerken: acquisitie, extinctie, spontaan herstel, stimulusgeneralisatie
& -discriminatie, hogere-orde en sensorische pre-conditionering.
o Biologische preparedness: sommige verbanden (bv. smaak en misselijkheid) worden
sneller geleerd dan andere
3. Operante (instrumentele) conditionering
o Vrijwillig gedrag (R) wordt beïnvloed door de consequenties (bekrachtigers of
straffen, Sr of S-) die volgen op dat gedrag.
o Discriminatieve prikkel (SD): geeft aan wanneer gedrag bekrachtigd zal worden.
2
Wat is psychologie (en wat niet)
- Definitie: Psychologie is de wetenschap van gedrag en mentale processen, gebaseerd op
systematische, empirische observaties, niet op speculatie of volkswijsheden.
- Geen pseudowetenschap: Psychologie verwerpt ongefundeerde beweringen (zoals
grafologie) en baseert zich op de wetenschappelijke methode.
- Verschil met psychiatrie: Psychologen (Master/Doctor in psychologie) mogen geen
medicatie voorschrijven; psychiaters (arts/specialisatie psychiatrie) wel.
Soorten psychologen
- Fundamenteel (onderzoeks-)psychologen: Voeren basisonderzoek uit, vaak aan
universiteiten of onderzoeksinstellingen.
- Toegepaste psychologen: Gebruiken psychologische kennis om praktische problemen op te
lossen in domeinen als arbeid & organisatie, klinische psychologie, forensische psychologie,
schoolpsychologie, sportpsychologie, gezondheidspsychologie, enz.
- APA-divisies: Er zijn 54 divisies binnen de American Psychological Association, variërend van
experimentelen tot community-psychologie en psychofarmacologie.
Methoden van onderzoek
1. Empirisch onderzoek & wetenschappelijke methode
o Vijf stappen:
§ Hypothese formuleren
§ Specificeren van voorspellingen (operationalisering)
§ Objectieve data verzamelen
§ Resultaten analyseren (statistisch toetsen)
§ Publiceren, peer review, replicatie.
2. Onderzoeksdesigns:
o Gevalstudies: Detailonderzoek van één individu of fenomeen; geen causale
conclusies mogelijk.
o Correlationele studies: Meten verband tussen variabelen (correlatiecoëfficiënt r van
−1 tot +1), zonder causaliteit.
o Experimentele studies: Manipulatie van een onafhankelijke variabele, met
controlecondities en randomisatie, om causaliteit te onderzoeken.
3. Verstorende factoren & blindering: vertekening vermijden
o Enkel-blind en dubbel-blind procedures om verwachtingseffecten van deelnemers én
onderzoekers te minimaliseren.
4. Validiteit:
o Interne validiteit: Mate waarin effecten aan de manipulatie toe te schrijven zijn.
o Externe validiteit: Generaliseerbaarheid naar andere personen, situaties of maten.
5. Ethiek:
o Belang van informed consent, debriefing, verantwoording bij dierproeven, en respect
voor erfelijkheid vs. omgeving.
1
, Historische wortels
- Structuralisme (Wundt, Titchener): Onderzoek naar basisstructuren van de geest via
introspectie (1879).
- Functionalisme (William James): Focus op adaptieve functies van mentale processen.
- Gestaltpsychologie (Koffka, Köhler): Studie van perceptuele gehelen (“het geheel is meer
dan de som der delen”).
- Behaviorisme (Watson, Pavlov, Skinner): Onderzoek uitsluitend naar observeerbaar gedrag,
met Pavloviaanse en Skinneriaanse conditionering.
- Psychoanalyse (Freud): Rol van onbewuste conflicten in gedrag en mentale processen.
Hedendaagse perspectieven
Zeven moderne invalshoeken die vandaag de psychologie kleuren:
- Biologisch perspectief
- Ontwikkelingsperspectief
- Klinisch perspectief
- Sociocultureel perspectief
- Psychometrisch (methodenleer)
- Persoonlijkheidsperspectief
- Cognitief perspectief (informeert met een informatietheoretisch/computermetafoor).
Hoofdstuk 2: Hoe ontstaat en verandert gedrag?
Definitie en kernaspecten van leren
- Proces van ervaring → gedragsverandering: leren is een onzichtbaar, intern proces
afleidbaar uit observeerbaar gedrag en/of mentale processen.
- Duurzaam versus tijdelijk: leren veroorzaakt een blijvende verandering (bv. angst voor
spuiten), in tegenstelling tot kortstondige reflexen (bv. vinger terugtrekken).
- Gedrag vs. kennis: behavioristen richten zich op observeerbaar gedrag, cognitieve
perspectieven ook op interne kennisstructuren.
Types leren naar aard van ervaring
1. Niet-contingente prikkelaanbieding
o Habituatie: afname van respons bij herhaalde stimulus (adaptief).
o Mere exposure effect: voorkeur voor eerder blootgestelde stimuli.
2. Klassieke (Pavloviaanse) conditionering
o Neutrale stimulus (CS) verwerft via herhaalde koppeling met een
ongeconditioneerde stimulus (UCS) de mogelijkheid om een geconditioneerde
respons (CR) uit te lokken.
o Belangrijke kenmerken: acquisitie, extinctie, spontaan herstel, stimulusgeneralisatie
& -discriminatie, hogere-orde en sensorische pre-conditionering.
o Biologische preparedness: sommige verbanden (bv. smaak en misselijkheid) worden
sneller geleerd dan andere
3. Operante (instrumentele) conditionering
o Vrijwillig gedrag (R) wordt beïnvloed door de consequenties (bekrachtigers of
straffen, Sr of S-) die volgen op dat gedrag.
o Discriminatieve prikkel (SD): geeft aan wanneer gedrag bekrachtigd zal worden.
2