recht
Inleiding
Voorlopige twaalfden = voorlopige kredieten die worden toegekend door de wetgevende
macht – het parlement stemt de begroting
Men neemt 1/12de van het krediet van vorig jaar en dat kent men voor een maand toe
Bijzondere machten = extra bevoegdheden die het parlement aan de regering verleent om
bepaalde handelingen te stellen (voornamelijk gebruikt in crisissituaties – vb.: covid)
Een minister weigert om een rechterlijke uitspraak ten uitvoer te leggen – subsidieregels
aanpassen zodat bepaalde niet gewilde subsidiëringen tegen te gaan
Federalisme
Art. 1 Gw.: België is een federale staat
Eenheidsstaat
Alle gezag gecentraliseerd in hoofde van 1 machtscentrum
Deconcentratie
Een hogere overheid wijst aan bepaalde diensten bepaalde bevoegdheden toe om bepaalde
rechtshandelingen te stellen
Kenmerken van deconcentratie
Gedeconcentreerde diensten hebben geen eigen rechtspersoonlijkheid
De hogere overheid behoudt een hiërarchisch toezicht
➪ Bevelen geven, beslissingen wijzigen, in hun plaats stellen …
Decentralisatie
Vorm van gezagssplitsing – autonome overheden of diensten beschikken over bepaalde
bevoegdheden. Hier heerst een administratief toezicht: hogere administratieve overheid
houdt een wettigheidstoezicht en een opportuniteitstoezicht (is het in overeenstemming met
het algemeen belang)
➪ Rechterlijk wettigheidstoezicht: enkel wettigheidstoezicht, de rechter mag nooit de
opportuniteit van een bepaalde maatregel toetsen
Territoriale of politieke decentralisatie:
Bevoegdheden zijn algemeen omschreven en komen voor een bepaald gedeelte van het
grondgebied toe aan zelfstandige publiekrechtelijke lichamen, gesteund op politieke
vertegenwoordiging
Voorbeeld: Gemeente en provincies met een algemene bevoegdheid over hun grondgebied
Functionele of diensgewijze decentralisatie:
Bevoegdheden zijn precies omschreven en komen toe aan een overheidsdienst die over
organieke autonomie en zelfstandige beslissingsbevoegdheid beschikt, niet gesteund op
politieke vertegenwoordiging
1
,Voorbeeld: RvA, OVAM
Confederatie
Klassieke stelling: 2 onafhankelijke staten (bevolkingsgroepen) – eerst onafhankelijk worden
en dan samen pact sluiten om over bepaalde materies samen te werken
Moderne stelling: federale staat helemaal laten afglijden tot een confederaal model door
meer bevoegdheden naar de deelstaten door te schuiven
Federale staat
Bevoegdheden verdeeld tussen twee onderscheiden en autonome rechtsonderhorigen =>
federatie en deelstaten – niet ondergeschikt aan elkaar
Centripetaal of agregatief federalisme: vrijwillige aaneensluiting van voorheen onafhankelijke
Staten tot een federale Staat
Centrifugaal of segregatief federalisme: afkalving van een gedecentraliseerde eenheidsstaat,
samenstellende delen een steeds ruimere autonomie
3 wetten van het federalisme
(1) Autonomie v/d deelstaten
Deelstaten hebben een eigen rechtspersoonlijkheid en staan naast de federale overheid, niet
eronder | Hebben eigen bevoegdheden – residuaire bevoegdheden
Kan gebouwd zijn op concurrerende bevoegdheden: de federale overheid kan altijd de regels
van de deelstaat herroepen niet in België, slechts 1 uitzondering
België: exclusieve bevoegdheden voor de federale staat
Toezicht door een onafhankelijk orgaan – soort scheidsrechter indien er conflicten omtrent
bevoegdheden komt Grondwettelijk Hof (vroeger: Arbitragehof)
➪ Diffuse toezicht: elke rechter bevoegd om te toetsen, met aan het hoofd 1 ‘Supreme
Court’
➪ Centraal toezicht: 1 onafhankelijk orgaan alleen bevoegd – niet alle rechters bevoegd
in België dus GwH
Financiering: volledige bestedingsautonomie en in zekere mate een verwervingsautonomie
(belastingheffing)
(2) Participatie
Deelstaten nemen deel aan besluitvorming – meestal a.d.h.v. tweekamerstelsel
In België: Senaat – gedeeltelijke waarborging m.b.t. samenstelling
(3) Coöperatie
Belang van samenwerking en akkoorden tussen de verschillende overheden: conflicten
vermijden
2
, Parlementaire monarchie
Parlementaire monarchie: Koning – heeft veel bevoegdheden, maar in feite vrij weinig te
zeggen Grondwet ‘de Koning’ = de uitvoerende macht (federale regering)
De Koning is niet verkozen, is erfelijk – geen democratische legitimiteit
Samenwerking der machten: uitvoerende macht staat onder controle van de wetgevende
macht – moet een meerderheid van stemmen zijn
Filosofische invloed
Montesquieu
Scheiding der machten – de macht verdelen, waardoor deze elkaar kunnen controleren en
elkaar in evenwicht kunnen houden
Rousseau
Volkssoevereiniteit: Al de macht zit bij het volk – het volk heeft de macht
Sieyès
Nationale soevereiniteit: De macht ligt bij de natie
Art. 33 Gw.: Alle machten gaan uit van de natie
➪ Nationale soevereiniteit en scheiding der machten
3 machten
Koning – Kamer – Senaat = wetgevende macht
➪ In veel gevallen speelt de Senaat geen rol meer dus slechts 2 takken
Koning en regering = uitvoerende macht
Scheiding der machten
Eerder samenwerking der machten
➪ Vb.: Koning – deel v/d wetgevende macht, hoofd van de uitvoerende macht en kleine
rol in de rechterlijke macht (rechters gekozen door ‘de Koning’)
Wederzijdse controle
➪ Art. 159 Gw.: exceptie van onwettigheid (Belangrijk!) De rechter moet, wanneer
een lagere rechtsnorm in strijd is met een hogere rechtsnorm, die eerste buiten
beschouwing laten
Rechter moet een besluit van de uitvoerende macht (dus geen wetgevende
norm) buiten beschouwing te laten wanneer deze in strijd is met een hogere
wetgevende norm
Algemeen rechtsbeginsel volgens het Hof van Cassatie
Wettigheidsbeginsel – Wetsbegrip
Wet in de materiële zin: abstracte rechtsregels, van toepassing op iedereen
Wet in de formele zin: een wet goedgekeurd door een parlement
3