If you want to see amazing storms, you’re going to have to drive a lot and often for nothing.
Direct object plus infinitive = lijdend voorwerp + hele werkwoord (met of zonder to).
Het lijdend voorwerp plus het hele werkwoord met to gebruik je na werkwoorden die een soort
wens of bevel uitdrukken:
Would like, would love, would prefer, would hate, want, mean, expect, ask, beg, tell, order, force,
warn, invite, remind, persuade, teach, get (pursuade).
Voorbeelden:
‘I would love to go to the cinema’.
‘He begged her to stay’.
‘They forced me to keep it a secret’.
Na let en make komt het lijdend voorwerp plus het hele werkwoord zonder to. Dit geldt ook voor
werkwoorden als smell, hear, etc, die een waarneming met je zintuigen aangeven.
Voorbeelden:
‘Let me tell you about my latest book’.
‘That song makes me feel so sad’.
‘She watched him disappear into the crowd’.
What would you do if you were President? If I were President, I would tax plastic bags to reduce
the amount…
If-clauses for hypothetical situations.
Van de verschillende soorten if-zinnen is er één die aangeeft wat er in een bepaalde niet-
werkelijke situatie zou gebeuren. Bijvoorbeeld als je je iets voorstelt of afvraagt.
In de voorbeelden kun je zien dat in de bijzin die met if begint een vorm van de past simple wordt
gebruikt. En dat bij het werkwoord to be dan voor alle persoonsvormen de past simple vorm
were wordt gebruikt. Voor het andere zinsdeel wordt meestal would + hele werkwoord gebruikt.
[…] it easily lends itself to collaboration.
Volunteers do not need any formal training before creating a new article […]
Adjectives and adverbs = Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden.
Een bijvoeglijk naamwoord (adjective) zegt wat iemand of iets is, zegt iets over het zelfstandig
naamwoord.
Voorbeeld: ‘John is a good player’. ‘The weather is terrible’.