Hoofdstuk 1
Verschillende visies op dezelfde problematiek
1.1
Oplossingsgerichte therapeut: richten niet op het probleem, maar op praktisch coachen in het
uitbreiden van wat wél goed gaat. Uitgaan van een positief en toekomstgericht perspectief.
Cognitieve gedragstherapeut: helpt bij het aanpakken van negatieve denkschema’s en
gedragspatronen en het leren van nieuw gedrag.
Methodieken: geven aan hoe je abstracte theorieën kunt toepassen in de praktijk van de
hulpverlening.
1.2
Biopsychosociaal model:
- hierbij wordt er gekeken naar een probleem vanuit de interactie tussen biologische,
psychische en sociale aspecten.
- het gaat erom welk gewicht verschillende factoren hebben bij de manier waarop een
stoornis zicht ontwikkelt, hierbij spelen lichamelijke zaken, psychische mechanismen en
sociale invloeden een rol
- gaat vaak om combinaties van genen
- sprake van genetische kwetsbaarheid en omgevingsfactoren (hebben invloed op de
ontwikkeling van de hersenen)
- geen medicatie nodig als je je manier van denken en gedrag kan veranderen (bij depressie)
ADHD aanpakken: coaching, gedragstherapie, relatietherapie, opvoedingsondersteuning,
lichaamsgerichte therapie, schuldhulpverlening, verandering van wonen/werk…
1.4
Cliëntparticipatie als vanzelfsprekend onderdeel:
- praten over de cliënt kan nooit zonder de cliënt
- cliënten hebben ideeën over hoe zij het beste geholpen kunnen worden
- cliënten hebben wettelijk recht om instemming te verlenen bij hun behandelplan
1.5
Toenemende integratie en belang van de ‘persoon’ van de therapeut
Eclectisch of integratief: methodes en inzichten uit verschillende psychologische scholen of
stromingen gebruikt.
Ontwikkelingscomponent: gaat in op de manier waarop iemand zich in de loop van zijn leven heeft
ontwikkeld. (samenspel tussen biologische rijping, omgevingsinvloeden en innerlijk)
Neurobiologische component: verwijst naar genetische aanleg die voortkomt met wisselwerking met
de omgeving
Affectieve component: wordt gevormd door onze gevoelens en emoties en de manier waarop we
hiermee hebben leren omgaan. Hoe kun je deze reguleren?
Cognitieve component: bestaat uit denkprocessen en alles wat daarmee samenhangt (functioneren
van geheugen, waarneming en aandacht)
Het gaat hierbij om de inhoud van de cognitieve processen en de manier waarop deze verlopen.
(onbewust)
Gedragscomponent: heeft te maken met de manier waarop we ons gedragen en hoe we dat geleerd
hebben. (gedragstherapie)
Interpersoonlijke componenten: verwijst naar de manier waarop we omgaan met anderen (relaties
en scheidingen)
,Psychotherapieën: klachtgerichte en persoonsgerichte benadering
Accentverschillen: ene therapie gaat vooral uit van algemene richtlijnen voor het behandelen van
een diagnose of probleem, de andere doet dat minder en wil aansluiten bij het unieke persoonlijke
verhaal van de cliënt terwijl weer een andere begint bij het einde (wat wil je bereiken?)
Oplossingsgerichte benadering: het probleem krijgt minder de aandacht en je gaat direct uit van de
mogelijkheden in de toekomst
Positieve psychologie: heeft meer aandacht voor wat wel goed gaat en voor de mogelijkheden die er
zijn dan voor de problemen waarmee iemand zich aanmeldt
Evidence-based: in hoeverre wetenschappelijk bewijs is dat de therapie werkt of bewezen effectief is
Therapeutische relatie en de therapeut als persoon
Succesvolle behandeling:
- wat je doet
- wie het doet
- wie is van belang
- empathie is belangrijk voor een goeie behandeling
- klik met de cliënt
schuldgevoel en ‘een overdreven verantwoordelijkheidsgevoel’ komen veel voor bij mensen die later
voor een hulpverlenend beroep kiezen
‘Persoon’ van hulpverlener: persoonlijke reflectie van de hulpverlener over gevoelens die cliënten bij
hem oproepen en over persoonlijke zaken die hij uitstraalt
- ervaringen van de hulpverlener kunnen soms worden ingezet als positieve en
ondersteunende ervaringskennis in het contact met cliënt
1.6
Moeten we kiezen voor een bepaalde benadering?
Motiverende gespreksvoering: verslavingsproblematiek (stamt uit de humanistische cliëntgerichte
psychologie)
Niet onderzochte therapie:
- niet meteen niet waardevol of werkzaam
- kan moeilijk te meten zijn door onbewuste processen of omdat de sociale omgeving een rol
speelt
- sommige therapieën zijn lastiger in objectief meetbare mechanismen en resultaten te
formuleren
positieve uitkomsten:
- algemene factoren zijn belangrijk
- cliënten hebben een probleem en manier van kijken naar zichzelf nodig
- een duidelijk verhaal waar je mee verder kan
taarten met effecten
taart van Lambert: verschillende verklaringen vormen voor de effecten van psychotherapie, niet elk
deel draagt evenveel bij aan het verbeteren van het welzijn van de cliënt. (15% is maar toe te
schrijven aan de specifieke therapeutische technieken, de rest door andere zaken)
taart van Norcross: nieuw overzicht van relevant onderzoek. (hier is maar 8% van de verbetering van
de cliënt toe te schrijven aan de behandeling)
cliënten hebben dus wel wat aan therapie, maar als hun symptomen afnemen of kwaliteit van leven
verbetert, heeft dat ook met andere zaken te maken dan therapie.
, Van der Stel: vergelijkt een effectieve therapie met een muzikaal ensemble. Het gaat om technieken
en vaardigheden.
Buitentherapeutische factoren: belang van werk die zich niet alleen richten op de individuele cliënt of
het cliëntsysteem, maar ook op de omstandigheden.
Spontaan herstel/zelfherstel/herstelkapitaal: sociale steun, inzicht, kracht en motivatie van een
professionele behandeling zijn niet nodig.
Verschillende visies op dezelfde problematiek
1.1
Oplossingsgerichte therapeut: richten niet op het probleem, maar op praktisch coachen in het
uitbreiden van wat wél goed gaat. Uitgaan van een positief en toekomstgericht perspectief.
Cognitieve gedragstherapeut: helpt bij het aanpakken van negatieve denkschema’s en
gedragspatronen en het leren van nieuw gedrag.
Methodieken: geven aan hoe je abstracte theorieën kunt toepassen in de praktijk van de
hulpverlening.
1.2
Biopsychosociaal model:
- hierbij wordt er gekeken naar een probleem vanuit de interactie tussen biologische,
psychische en sociale aspecten.
- het gaat erom welk gewicht verschillende factoren hebben bij de manier waarop een
stoornis zicht ontwikkelt, hierbij spelen lichamelijke zaken, psychische mechanismen en
sociale invloeden een rol
- gaat vaak om combinaties van genen
- sprake van genetische kwetsbaarheid en omgevingsfactoren (hebben invloed op de
ontwikkeling van de hersenen)
- geen medicatie nodig als je je manier van denken en gedrag kan veranderen (bij depressie)
ADHD aanpakken: coaching, gedragstherapie, relatietherapie, opvoedingsondersteuning,
lichaamsgerichte therapie, schuldhulpverlening, verandering van wonen/werk…
1.4
Cliëntparticipatie als vanzelfsprekend onderdeel:
- praten over de cliënt kan nooit zonder de cliënt
- cliënten hebben ideeën over hoe zij het beste geholpen kunnen worden
- cliënten hebben wettelijk recht om instemming te verlenen bij hun behandelplan
1.5
Toenemende integratie en belang van de ‘persoon’ van de therapeut
Eclectisch of integratief: methodes en inzichten uit verschillende psychologische scholen of
stromingen gebruikt.
Ontwikkelingscomponent: gaat in op de manier waarop iemand zich in de loop van zijn leven heeft
ontwikkeld. (samenspel tussen biologische rijping, omgevingsinvloeden en innerlijk)
Neurobiologische component: verwijst naar genetische aanleg die voortkomt met wisselwerking met
de omgeving
Affectieve component: wordt gevormd door onze gevoelens en emoties en de manier waarop we
hiermee hebben leren omgaan. Hoe kun je deze reguleren?
Cognitieve component: bestaat uit denkprocessen en alles wat daarmee samenhangt (functioneren
van geheugen, waarneming en aandacht)
Het gaat hierbij om de inhoud van de cognitieve processen en de manier waarop deze verlopen.
(onbewust)
Gedragscomponent: heeft te maken met de manier waarop we ons gedragen en hoe we dat geleerd
hebben. (gedragstherapie)
Interpersoonlijke componenten: verwijst naar de manier waarop we omgaan met anderen (relaties
en scheidingen)
,Psychotherapieën: klachtgerichte en persoonsgerichte benadering
Accentverschillen: ene therapie gaat vooral uit van algemene richtlijnen voor het behandelen van
een diagnose of probleem, de andere doet dat minder en wil aansluiten bij het unieke persoonlijke
verhaal van de cliënt terwijl weer een andere begint bij het einde (wat wil je bereiken?)
Oplossingsgerichte benadering: het probleem krijgt minder de aandacht en je gaat direct uit van de
mogelijkheden in de toekomst
Positieve psychologie: heeft meer aandacht voor wat wel goed gaat en voor de mogelijkheden die er
zijn dan voor de problemen waarmee iemand zich aanmeldt
Evidence-based: in hoeverre wetenschappelijk bewijs is dat de therapie werkt of bewezen effectief is
Therapeutische relatie en de therapeut als persoon
Succesvolle behandeling:
- wat je doet
- wie het doet
- wie is van belang
- empathie is belangrijk voor een goeie behandeling
- klik met de cliënt
schuldgevoel en ‘een overdreven verantwoordelijkheidsgevoel’ komen veel voor bij mensen die later
voor een hulpverlenend beroep kiezen
‘Persoon’ van hulpverlener: persoonlijke reflectie van de hulpverlener over gevoelens die cliënten bij
hem oproepen en over persoonlijke zaken die hij uitstraalt
- ervaringen van de hulpverlener kunnen soms worden ingezet als positieve en
ondersteunende ervaringskennis in het contact met cliënt
1.6
Moeten we kiezen voor een bepaalde benadering?
Motiverende gespreksvoering: verslavingsproblematiek (stamt uit de humanistische cliëntgerichte
psychologie)
Niet onderzochte therapie:
- niet meteen niet waardevol of werkzaam
- kan moeilijk te meten zijn door onbewuste processen of omdat de sociale omgeving een rol
speelt
- sommige therapieën zijn lastiger in objectief meetbare mechanismen en resultaten te
formuleren
positieve uitkomsten:
- algemene factoren zijn belangrijk
- cliënten hebben een probleem en manier van kijken naar zichzelf nodig
- een duidelijk verhaal waar je mee verder kan
taarten met effecten
taart van Lambert: verschillende verklaringen vormen voor de effecten van psychotherapie, niet elk
deel draagt evenveel bij aan het verbeteren van het welzijn van de cliënt. (15% is maar toe te
schrijven aan de specifieke therapeutische technieken, de rest door andere zaken)
taart van Norcross: nieuw overzicht van relevant onderzoek. (hier is maar 8% van de verbetering van
de cliënt toe te schrijven aan de behandeling)
cliënten hebben dus wel wat aan therapie, maar als hun symptomen afnemen of kwaliteit van leven
verbetert, heeft dat ook met andere zaken te maken dan therapie.
, Van der Stel: vergelijkt een effectieve therapie met een muzikaal ensemble. Het gaat om technieken
en vaardigheden.
Buitentherapeutische factoren: belang van werk die zich niet alleen richten op de individuele cliënt of
het cliëntsysteem, maar ook op de omstandigheden.
Spontaan herstel/zelfherstel/herstelkapitaal: sociale steun, inzicht, kracht en motivatie van een
professionele behandeling zijn niet nodig.