Samenvatting readers brightspace
Deel 1: Mythes
Kopen is beter dan huren
Voor eerste generatiestudenten is studeren niet vanzelfsprekend.
In grote steden liggen er meer kansen voor het oprapen.
Zonder geld, kennis of netwerken krijg je lastig een kamer. Deze drie
dingen hangen vaak samen privileges.
Campuscontract: huurcontract dat wordt ontbonden een paar
maanden nadat je bent afgestudeerd.
2013 steeds meer woningcorporaties stapten over naar het vrije
segment en liberaliseerden een deel van hun woningen: overhevelen
naar dure, vrije sector.
Gentrificatiegolf: wijk knapt sociaal, economisch en cultureel op en
er worden meer welvarende bewoners aangetrokken. Leidt vaak tot
hogere huurprijzen en verdringing van de originele, minder
welvarende bewoners.
Er werden steeds meer sociale huurwoningen verkocht en huurders
werden aangespoord toch een huis te kopen.
Begin twintigste eeuw was juist de opkomst van
woningbouwverenigingen om Nederlanders d.m.v. huur van een
betaalbare huisvesting te voorzien.
1977: oppositieleider Thatcher wilde het woningbezit bevorderen
door sociale huurwoningen in de uitverkoop te zetten.
Right to buy: Thatcher beloofde huurders het recht om sociale
woningen met korting te kopen. Centraal onderdeel waarmee
Thatcher in 1979 aan de macht kwam.
Nadelen van het right to buy beleid:
1. Vooral huurders met een hoger inkomen maakten gebruik van hun
kooprecht en kochten de kwalitatief betere woningen op: cherry
picking.
2. Gevolg hiervan is dat de overgebleven sociale huurwoningen van
mindere kwaliteit zijn, op slechtere plekken staan en bieden vooral
plek aan de allerarmsten in de samenleving.
3. Mensen die niet kunnen kopen hebben nu dus nog een grotere
achterstand dan eerst.
Decennialang werden kopers genormaliseerd als degenen die de
verstandige en verantwoordelijke woonbeslissing hebben genomen,
huurders zouden de verkeerde keuze hebben gemaakt.
De voordelen van woningbezit waren gevolgen van politieke keuzes,
wonen werd gestimuleerd. Overheidsbeleid maakt een koopwoning
een financieel aantrekkelijke investering (The Social Structures of
the Economy).
Vanaf eind jaren ’60: groei concentreerde zich in de
koopwoningmarkt.
1982: kabinet Lubbers, neoliberaal gedachtegoed. Privatisering van
staatsbedrijven, loonmatiging voor arbeiders en versobering sociale
zekerheid.
, 1989: nota Volkshuisvesting in de jaren negentig: implicaties voor
toekomst woningcorporaties, bevorderen van eigenwoningbezit tot
een explicieter kerndoel van het nationale woonbeleid.
Trade-off: kopers bouwen een vermogen op met hun koopwoning en
hoeven hierdoor geen gebruik te maken van de overheid als
vangnet.
Vicieuze cirkel waarbij bevordering van het woningbezit en het
uitkleden van de verzorgingsstaat elkaar voeden.
Uitbreiden van woningbezit stimuleert mensen om zich als
calculerende individuen te gedragen.
Linkse politiek komt in de eerste plaats op voor mensen die niet
onder de bezittende klasse behoren.
Vooral vanaf de jaren ’80 verschoof deze houding, in verschillende
Europese landen tooneden sociaaldemocratische partijen zich expliciet
voorstander van het eigenwoningbezit. Voor de arbeider moest de
koopwoning een ticket naar de middenklasse betekenen.
Het CDA goot de ideologie van woningbezit in een christelijk jasje, het
zou het goede in de mens naar boven halen.
Opgroeien in een koopwoning vergroot de kans om later zelf een
woning te kopen.
Het is nu eenmaal de markt die de hoge huizenprijzen
dicteert.
Jaren ’90: het doel van de overheid was dat er steeds meer mensen een
huis zouden bezitten. Dit door steeds meer mensen een steeds grotere
hypotheek te laten afsluiten.
De prijzen van huizen reizen de pan uit, huizenmarkt is ontspoord.
Deze stijgende huizenprijzen zijn het gevolg van de gevoerde
woonpolitiek in de vorige decennia.
Vanaf jaren ’90 ging de overheid de woningmarkt steeds nadrukkelijker
aanjagen als onderdeel van een ideologisch project gericht op bezit.
Hypotheken werden bedrukt als de ultieme brandstof hiervoor, de
woningmarkt werd steeds meer gestimuleerd en zo steeg de behoefte
naar steeds meer hypotheken. Gedurende de jaren negentig
explodeerde de hypotheekschuld.
Er kwamen nieuwe hypotheekproducten op de markt zoals
aflossingsvrije hypotheken. Nederland bouwde een gigantische
collectieve schuld op.
Hoge hypotheekschulden stellen huizenbezitters bloot aan
financiële risico’s, hiermee vermindert de economische stabiliteit
en blazen de huizenprijzen op.
Door te zorgen voor voldoende woningaanbod, kunnen de prijzen gedempt
worden. De hoge woningprijzen zijn een gevolg van ons financiële
systeem. Het systeem heeft een constante stroom aan nieuwe
schuldenaren nodig.
Deel 1: Mythes
Kopen is beter dan huren
Voor eerste generatiestudenten is studeren niet vanzelfsprekend.
In grote steden liggen er meer kansen voor het oprapen.
Zonder geld, kennis of netwerken krijg je lastig een kamer. Deze drie
dingen hangen vaak samen privileges.
Campuscontract: huurcontract dat wordt ontbonden een paar
maanden nadat je bent afgestudeerd.
2013 steeds meer woningcorporaties stapten over naar het vrije
segment en liberaliseerden een deel van hun woningen: overhevelen
naar dure, vrije sector.
Gentrificatiegolf: wijk knapt sociaal, economisch en cultureel op en
er worden meer welvarende bewoners aangetrokken. Leidt vaak tot
hogere huurprijzen en verdringing van de originele, minder
welvarende bewoners.
Er werden steeds meer sociale huurwoningen verkocht en huurders
werden aangespoord toch een huis te kopen.
Begin twintigste eeuw was juist de opkomst van
woningbouwverenigingen om Nederlanders d.m.v. huur van een
betaalbare huisvesting te voorzien.
1977: oppositieleider Thatcher wilde het woningbezit bevorderen
door sociale huurwoningen in de uitverkoop te zetten.
Right to buy: Thatcher beloofde huurders het recht om sociale
woningen met korting te kopen. Centraal onderdeel waarmee
Thatcher in 1979 aan de macht kwam.
Nadelen van het right to buy beleid:
1. Vooral huurders met een hoger inkomen maakten gebruik van hun
kooprecht en kochten de kwalitatief betere woningen op: cherry
picking.
2. Gevolg hiervan is dat de overgebleven sociale huurwoningen van
mindere kwaliteit zijn, op slechtere plekken staan en bieden vooral
plek aan de allerarmsten in de samenleving.
3. Mensen die niet kunnen kopen hebben nu dus nog een grotere
achterstand dan eerst.
Decennialang werden kopers genormaliseerd als degenen die de
verstandige en verantwoordelijke woonbeslissing hebben genomen,
huurders zouden de verkeerde keuze hebben gemaakt.
De voordelen van woningbezit waren gevolgen van politieke keuzes,
wonen werd gestimuleerd. Overheidsbeleid maakt een koopwoning
een financieel aantrekkelijke investering (The Social Structures of
the Economy).
Vanaf eind jaren ’60: groei concentreerde zich in de
koopwoningmarkt.
1982: kabinet Lubbers, neoliberaal gedachtegoed. Privatisering van
staatsbedrijven, loonmatiging voor arbeiders en versobering sociale
zekerheid.
, 1989: nota Volkshuisvesting in de jaren negentig: implicaties voor
toekomst woningcorporaties, bevorderen van eigenwoningbezit tot
een explicieter kerndoel van het nationale woonbeleid.
Trade-off: kopers bouwen een vermogen op met hun koopwoning en
hoeven hierdoor geen gebruik te maken van de overheid als
vangnet.
Vicieuze cirkel waarbij bevordering van het woningbezit en het
uitkleden van de verzorgingsstaat elkaar voeden.
Uitbreiden van woningbezit stimuleert mensen om zich als
calculerende individuen te gedragen.
Linkse politiek komt in de eerste plaats op voor mensen die niet
onder de bezittende klasse behoren.
Vooral vanaf de jaren ’80 verschoof deze houding, in verschillende
Europese landen tooneden sociaaldemocratische partijen zich expliciet
voorstander van het eigenwoningbezit. Voor de arbeider moest de
koopwoning een ticket naar de middenklasse betekenen.
Het CDA goot de ideologie van woningbezit in een christelijk jasje, het
zou het goede in de mens naar boven halen.
Opgroeien in een koopwoning vergroot de kans om later zelf een
woning te kopen.
Het is nu eenmaal de markt die de hoge huizenprijzen
dicteert.
Jaren ’90: het doel van de overheid was dat er steeds meer mensen een
huis zouden bezitten. Dit door steeds meer mensen een steeds grotere
hypotheek te laten afsluiten.
De prijzen van huizen reizen de pan uit, huizenmarkt is ontspoord.
Deze stijgende huizenprijzen zijn het gevolg van de gevoerde
woonpolitiek in de vorige decennia.
Vanaf jaren ’90 ging de overheid de woningmarkt steeds nadrukkelijker
aanjagen als onderdeel van een ideologisch project gericht op bezit.
Hypotheken werden bedrukt als de ultieme brandstof hiervoor, de
woningmarkt werd steeds meer gestimuleerd en zo steeg de behoefte
naar steeds meer hypotheken. Gedurende de jaren negentig
explodeerde de hypotheekschuld.
Er kwamen nieuwe hypotheekproducten op de markt zoals
aflossingsvrije hypotheken. Nederland bouwde een gigantische
collectieve schuld op.
Hoge hypotheekschulden stellen huizenbezitters bloot aan
financiële risico’s, hiermee vermindert de economische stabiliteit
en blazen de huizenprijzen op.
Door te zorgen voor voldoende woningaanbod, kunnen de prijzen gedempt
worden. De hoge woningprijzen zijn een gevolg van ons financiële
systeem. Het systeem heeft een constante stroom aan nieuwe
schuldenaren nodig.