Inhoudsopgave
Week 1:......................................................................................................................................................... 1
Hoorcollege 1:................................................................................................................................................ 4
Werkgroep week 2:........................................................................................................................................ 6
Werkgroep week 3:........................................................................................................................................ 8
Hoorcollege 4: R-C en zijn taken/bevoegdheden........................................................................................... 12
Werkgroep 4:............................................................................................................................................... 14
Hoorcollege 5: vervolging............................................................................................................................. 19
Werkgroep 5: ne bis in idem......................................................................................................................... 21
Hoorcollege 6: onderzoek ter terechtzitting + bijzonderheden......................................................................21
Werkgroep week 6:...................................................................................................................................... 22
Hoorcollege 7: Procesafspraken.................................................................................................................... 24
Werkgroep 7: verdieping -> de kroongetuige................................................................................................25
Hoorcollege 8: sanctioneren van vormverzuimen art. 359a Sv.......................................................................28
Werkgroep 8: vormverzuimen...................................................................................................................... 28
Hoorcollege 9: bewijs................................................................................................................................... 30
Werkgroep 9: bewijs.................................................................................................................................... 31
WG 12: Politiegeweld (verdiepingswerkgroep)............................................................................................. 33
Oefententamen........................................................................................................................................... 34
Casusvragen Lawbooks:................................................................................................................................ 42
Oefententamen opnieuw:............................................................................................................................ 46
Hoorcollege 12:............................................................................................................................................ 46
Week 1:
Voorbereidingsvragen:
132a Sv -> opsoringsbegrip -> drie elementen
,Als er sprake is van opsporing krijgen opsporingsambtenaren bepaalde bevoegdheden
toegekend en de verdachte krijgt bepaalde rechten toegekend.
Drie vormen opsporing (drie domeinen):
1. Klassieke opsporing
a. Hierbij moet er strikt worden voldaan aan het verdachtebegrip uit art. 27 Sv.
b. Denk aan een diefstal die wordt gepleegd
2. Opsporing bij een misdrijf dat in groepsverband is/wordt gepleegd
a. er hoeft hier minder dan een redelijk vermoeden zijn
3. Opsporing waarbij het om een verdenking gaat van een terroristisch misdrijf
a. ?
Dit zijn begrippen die aanduiden met wat voor een soort verdachte begrip, de domeinen van
opsporing, je te maken hebt. Niet de soort opsporing. Soorten opsporing zijn actief en
proactieve opsporing.
- Actieve opsporing: er is aangifte gedaan en dan wordt opsporing gestart
- Pro-actieve opsporing: verdenking van terroristisch misdrijf -> opsporing
Dit in verband met de verschillende domeinen bij klassieke opsporingsdomein komt
vooral actieve opsporing voor, maar soms kan ook pro-actieve opsoring voorkomen. Bij ieder
domein kan dus zowel pro-actieve als actieve opsporing worden gebezigd.
Ik kan de begrippen verdachte en verdenking niet zo goed onderscheiden. Moet er al
sprake zijn van een verdachte als opsporing wil plaatsvinden? Of alleen van een
verdenking?
- Opsporing kan al eerder starten, omdat bij opsporing alleen nog maar sprake
hoeft te zijn van een verdenking.
- Verdenking: vermoeden dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd -> vormt
een basis om bepaalde persoon op een gegeven moment als verdachte te
behandelen.
- Verdachte: nu is er een daadwerkelijk persoon tegen wie een redelijk vermoeden
is dat die strafbaar feit heeft ondergaan 27 Sv.
- Dat betekent dus: dat er bij opsporing nog geen sprake hoeft te zijn als er nog
geen verdachte is. Er moet wel enige verdenking zijn. later wordt er pas een
verdachte geconstateerd als resultaat van dit opsporingsonderzoek.
De verschillende opsporingsdomeinen:
1. Klassieke opsporing
a. Er moet een redelijk vermoeden zijn
b. Verdacht begrip -> art. 27 Sv
2. Opsporing bij een misdrijf dat in groepsverband is gepleegd
a. Er moeten voldoende aanwijzingen zijn, er behoeft dus geen redelijk
vermoeden meer te zijn. Drempel ligt al lager dan bij de klassieke opsporing.
3. Opsporing waarbij het gaat om een verdenking van een terroristisch misdrijf
, a. Er hoeft niet een strafbaar feit te zijn gepleegd
Het verschil tussen controle en opsporing, is dat er bij opsporing wel een verdenking is en bij
een controle niet. Soms is het zelf dat bij opsporing ook al een verdachte is. Dan krijgt deze
verdachte ook allemaal rechten toegekend, omdat het nu eenmaal verdachte is.
Daarbij komt dat de controle medewerking vereist ten opzichte van de persoon die wordt
gecontroleerd.
Bij opsporing als er eenmaal een verdachte is, is juist die medewerking niet verplvhit -> je
hoeft niet mee te werken aan je eigen veroordeling… nemo tentur beginsel.
Bovendien worden controles uitgevoerd door toezichthouders en opsporing moet worden
verricht door opsporingsambtenaren. Zie art. 141 en 142 Sv opsporingambtenaren.
Sfeercumulatie, sfeerovergang en voortgezette toepassing.
Sfeercumulatie dient onderscheiden te worden van sfeerovergang en voortgezetten
toepassing.
Bij sfeercumulatie is er sprake van twee verschillende domeinen. Bijvoorbeeld het
bestuursrechtelijke recht en het strafvorderlijke recht.
Bij sfeerovergang is er sprake van de bespringeng van het ene recht naar het andere recht.
Voortgezette toepassing is een soort sfeerovergang
Bij sfeerpvergang heb je twee soorten: zuivere sfeerovergang en voortgezette toepassing.
- Bij zuivere sfeerovergang sfeerovergang binnen dezelfde wet
- Voortgezette toepassing: sfeerovergang van de ene wet naar de andere wet
Voorwaarden voor ieder!!!
Voorwaarden die uit de jurisprudentie volgen:
Sfeerovergang:
- Zuivere sfeerovergang je blijft in zelfde wet
o Je moet voor zowel de strafvorderlijke bevoegdheid als de bestuurlijke
bevoegdheid bevoegd zijn.
- Voortgezette toepassing van ene wet naar andere wet (Geweer-arrest)
o Je moet bevoegd zijn voor beide bevoegdheden
o Je mag geen misbruik maken van je bevoegdheid
Sfeercumulatie: je zet bestuurlijke bevoegdheid in met strafvorderlijk doel. (Controle en
opsporings-arrest)
- Bevoegd voor beide bevoegdheden
- Controle niet uitsluitend ter opsporing -> controle moet daadwerkelijk worden
uitgevoerd
- Waarborgen van verdachte in acht nemen
In de praktijk: Dynamische verkeerscontrole-arrest
, Hoorcollege 1:
Er zijn verschillende doelen in het strafrecht. Volgens het boek is het hoofddoel -> toepassing
van het materiële strafrecht.
Hierbij is het dus van belang dat je het verschil tussen het formele strafrecht en het materiële
strafrecht goed kunt onderscheiden. Het materiële strafrecht bevat de inhoud en het formele
strafrecht hoe de procedures moeten geschieden om het materiële strafrecht toe te passen.
Er zijn verschillende nevendoelen:
1. Waarheidsvinding
2. Preventie -> speciale en generale
3. Rechtszekerheid
4. Rechtsbescherming
5. Gerechtigdheid
6. Herstel/genoegdoening slachtoffer
7. Rechtsvrede
Je hebt twee modellen in het strafrecht:
Crime control en het due process model
Crime control: hard optreden -> voorop staat de criminaliteitsbestrijding
Due proces: de betrouwbaarheid van het proces staat voorop?
Hoe verhoudt zich dit dan tot het accusatoire en inquisitoire stelsel?
Accusatoir Inquisitoir
Door wie vindt vervolging Door burger of overheid Door de overheid
plaats?
Wie ligt onder vuur? Nadruk op ‘equality of arms’ De verdachte is object van
het onderzoek
Houding van de rechter? Zit achterover -> neutraal Actieve rechter
persoon
Door wie vindt onderzoek Door beide partijen? Overheidswege domineert
plaats?
Doel? Waarheidsvinding, maar op Waarheidsvinding
een andere manier d.m.v. objectief
d.m.v. clash of opinions onderzoek