Legal Psychology, Hoofdstuk 2: Psychological science
Rassin bespreekt vier fundamentele stromingen binnen de psychologie die de basis vormen
van de rechtspsychologie:
1. Psychodynamica (Freud)
- Freud zag de menselijke geest als een systeem dat grotendeels onbewust werkt.
- Hij onderscheidde drie componenten:
o Es (Id): driften en lustprincipe; zoekt onmiddellijke bevrediging
o Ich (Ego): realiteitsprincipe; bemiddelt tussen Es, Überich en realiteit
o Überich (Superego): morele normen en waarden
- Persoonlijkheidsontwikkeling verloopt via vijf psychoseksuele fasen (oraal, anaal,
fallisch, latent, genitaal)
- Freud introduceerde afweermechanismen zoals verdringing, projectie en
verplaatsing om interne conflicten te hanteren
- Zijn methoden (zoals droomanalyse en vrij associatie) richtten zich op het
blootleggen van het onbewuste.
- Kritiek:
o Niet toetsbaar en weinig empirisch bewijs
o Te deterministisch en te gericht op psychopathologie
o Freud wijzigde later zijn theorieën, wat zijn betrouwbaarheid aantastte
2. Behavoriusme (Pavlov, Watson, Skinner)
- Richt zich uitsluitend op observeerbaar gedrag, niet op interne mentale
processen
- Kennis wordt verkregen via experimenteel onderzoek en peer review
- Grondgedachte: mensen worden geboren als een tabula rasa; gedrag is
aangeleerd via conditionering
Klassieke conditionering (Pavlov):
- Associaties tussen stimuli (bijv. hond kwijlt bij geluid dat eten voorspelt)
- Toegepast in gedragstherapie (exposure bij angststoornissen)
Operante conditionering (Skinner):
- Gedrag wordt gestuurd door gevolgen:
o Beloning vergroot gedrag (positieve/negatieve bekrachtiging)
o Straf vermindert gedrag (positieve/negatieve bestraffing)
- Deze principes liggen ook aan de basis van strafrechtelijke doelen
Toepassing op strafrecht:
- Straffen kan gedrag beïnvloeden, mits effectief toegepast
- Doelen van straf: vergelding, afschrikking (specifiek & generaal), bescherming,
rehabilitatie, herstel
- In praktijk falen veel van deze doelen door verkeerde toepassing (bijv. trage
straffen, lage pakkans, te zware sancties)
- Volgens de wet van effect (Throndike) werkt straf alleen goed als het snel
consequent en proportioneel is
3. Cognitivisme
- Ontstond als reactie op behavioirsime: men wilde de ‘black box’ (mentale
processen) onderzoeken
, - Richt zich op denken, waarnemen, geheugen, beslissingen en emoties
- Belangrijk voorbeeld: learned helplessness (Seligman) – dieren (en mensen) die
herhaaldelijk falen, geven op; relevant voor slachtoffergedrag en motivatie
- Cognitieve psychologie is cruciaal voor de rechtspsychologie (bijv.
getuigenverklaringen, geheugen, besluitvorming)
4. Neuropsychologie/Neuroscience
- Koppelt psychologische functies aan hersengebieden
- Vroege voorbeelden: lokalisatie van hersenfuncties (Luria, Lombroso)
- Klassieke test: Stroop-test – meet de mate van cognitieve controle en
interferentie
- Doel: begrijpen hoe hersenprocessen gedrag en besluitvorming beïnvloeden,
inclusief crimineel gedrag
Legal Psychology, Hoofdstuk 3: Basic psychological insights relevant to legal decision
making
Dit hoofdstuk behandelt die kernprocessen die cruciaal zijn voor rechtspsychologie:
waarneming, geheugen en besluitvorming. De nadruk ligt op fouten en beperkingen.
1. Perceptie (waarneming)
- Onze waarneming is beperkt en feilbaar
- Change blindness: mensen merken vaak veranderingen in hun omgeving niet op
- Inattentional blindess: als we op één taak focussen, missen we onverwachte
stimuli
- De relatie tussen emotionele spanning en prestatie volgt een Yerkes-Dodson-
curve: te weinig of te veel arousal vermindert waarneming
- Weapon focus-effect: bij bedreiging met een wapen richt de aandacht zich op het
wapen, niet op het gezicht van de dader
- Perceptie is ook gevoelig voor illusies (vervormingen) en verwachtingen: we zien
wat we willen of verwachten te zien
- Context beïnvloedt hoe we kleuren, vormen en objecten interpreteren (visuele
illusies, context-effecten)
2. Geheugen
- Bestaat uit drie processen: coderen, opslaan en terughalen
- Veelvoorkomende fouten:
a. Vergeetachtigheid (transience, blocking, absent-mindedness)
b. Verkeerde toeschrijving (misattribution)
c. Suggestibiliteit (beïnvloedbaarheid)
d. Bias (vertekening)
e. Persistente herinneringen (traumatische intrusies)
- Korte termijn geheugen: c.a. 7 items, tijdelijk
- Primacy- en recency-effect: eerste en laatste informatie wordt beter onthouden
- Herharling kan semantische kennis versterken, maar episodische details
verminderen
- Contextafhankelijk geheugen: herinnering verbetert als omgeving van leren en
ophalen gelijk is
, - Valse herinneringen: kunnen ontstaan door associaties, suggestieve vragen of
verbeelding
o DRM-paradigma: mensen herinneren niet-bestaande woorden die
thematisch passen
o Verbal overschadowing: woorden beïnvloeden hoe beelden herinnerd
worden
o Imagination inflation: verbeelding van een gebeurtenis vergroot kans dat
men denkt dat het echt gebeurde
o Leading questions: taalgebruik (‘smashed’ vs ‘hit’) beïnvloedt
herinneringen
o Collaborative storytelling: gezamenlijke reconstructie kan herinneringen
veranderen
- Traumatische herinneringen zijn niet immuun voor vervorming: ze kunnen net zo
goed vergeten of vervalst worden
3. Besluitvorming
, Eric Rassin, Bayesiaanse zaken: bewijs, rechtspsychologie en likelihood ratio’s
H1: Rechtspsychologie
Na de Schiedammer parkmoordzaak zijn deskundigen hun rapporten anders gaan
formuleren. Een overeenkomst tussen verdachte en bewijsmateriaal betekent niet
automatisch dat het bewijs sterk is. Een bewijsbeoordeling moet altijd gekeken worden naar
twee scnerio’s:
- Primaire scenario: de verdachte is de dader
- Alternatief scnerio: de verdachte is niet de dader
De verhouding tussen deze twee waarschijnlijkheden heet de likelihood ratio (LR):
- LR > 1 bewijs past beter bij schuld (belastend)
- LR < 1 bewijs past beter bij onschuld (ontlastend)
De deskundige beoordeelt dus de relatieve waarschijnlijkheid van het bewijs, niet de kans
dat de verdachte schuldig is, dat is de taak van de rechter.
Het gebruik van likelihood ratio’s:
- Beschermt tegen denkfouten: zoals tunnelvisie; alleen schuldscenario overwegen
- Vermindert contextinvloeden: onbedoelde invloeden
- Voorkomt allegiance bias: de neiging van deskundigen om conclusies in het
voordeel van hun opdrachtgever te formuleren
Volgens art. 350 Sv moet de rechter bij iedere strafzaak vier hoofdvragen beantwoorden:
1. Is het ten laste gelegde feit door de verdachte gepleegd?
2. Is het feit wettelijk strafbaar?
3. Is de verdachte zelf strafbaar (toerekeningsvatbaar, opzet etc.)?
4. Welke straf of maatregel is passend?
De eerste vraag is de bewijsvraag; deze bepaalt of het feit bewezen is op basis van de wet
(art. 338-339 Sv). Daarbij gelden enkele bewijsregels:
- Art. 339 lid 2 Sv: feiten van algemene bekendheid hoeven geen bewijs
- Art. 342 lid 2 Sv: één getuige is geen getuige
- Er moeten dus minstens twee bewijsmiddelen zijn
- Art. 339 lid 4 jo. art. 343 Sv: de rechter mag deskundigen raadplegen
Een rechtspsycholoog si een psycholoog die deskundig advies geeft over de waarde van
bewijsmiddelen, zoals:
- Statement Validity: waarheidsgetrouwheid van verklaringen
- Deception detection: leugendetectie
- Psychology of evidence: hoe bewijs cognitief wordt beoordeeld
Psychologie is een empirische wetenschap; ze onderzoekt gedragswetmatigheden door
observatie en toetsing. Psychologie heeft kenmerken:
1. Er moet sprake zijn van consistente theoritische uitgangspunten. Voor psychologie
zijn er op dit moment vier concurrente theoretische stromingen:
- Psychodynamiek: menselijke psyche bestaat uit (deels onbewuste)
compartimenten