100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Class notes

HC aantekeningen Burgerlijk recht I

Rating
-
Sold
-
Pages
47
Uploaded on
26-11-2025
Written in
2024/2025

Alle college aantekeningen van Burgerlijk recht I

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
November 26, 2025
Number of pages
47
Written in
2024/2025
Type
Class notes
Professor(s)
Bartels
Contains
All classes

Subjects

Content preview

College 1 & 2
Object en subject

HR Blauwboer/Berlips
- Bereikbaarheid van het stuk grond te vergroten door afspraken te
maken
- Door de overdracht van stuk grond is mevrouw Maks
- Een ander oordeel zou is strijd zijn met de strikte scheiding die het
Nederlands recht kent; verbintenis- en goederenrecht
- Hier is sprake van een verbintenisrechtelijke afspraak, geen
goedererechtelijke afspraak

Toepassing artikel 3:3 & 5:20 BW
- Onroerende of onroerende zaak?
 Is de zaak verenigd met de grond? (HR Woonark)
 Zo ja, is het object bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven?
(Bestemmingscriterium; HR Portacabin)
 Kijken naar de bedoeling van de bouwer; niet relevant is of
het technisch makkelijk te verplaatsen is  je mag dit
alleen beoordelen op wat je van buitenaf kunt zien
(geobjectiveerd; het moet eruitzien als een onroerende
zaak)
 Hangt af van de verkeersopvatting
- HR Portacabin
- HR-woonark
 Woonark is een schip
 Een schip is over het algemeen een roerende zaak; want niet
duurzaam verenigd met de grond

Verkeersopvatting
HR Depex/curatoren
- 2 aanwijzingen toepassing criterium verkeersopvatting
1) Als zaken in constructief opzicht op elkaar zijn afgestemd; ze zijn
zo op elkaar gemaakt, dat ze bij elkaar horen
2) Als het object als onvoltooid kan worden beschouwd als je het
onderdeel weglaat

Artikel 5:20 BW
- Verticale natrekking van grond

Vermogensrechten
- Alles wat vermogenswaarde heeft, maar geen zaak is
- Bijvoorbeeld; vorderingsrechten, intellectuele eigendomsrechten,
beperkte rechten, aandelen

Verhouding tussen artikelen 3:3, 3:4 en 5:20 BW
- Artikel 3:3  is een zaak onroerend?
- Artikel 3:4 
- Artikel 5:20 lid 1  verticale natrekking

,Opstalrecht doorbreekt de verticale natrekking van artikel 5:20 lid 1, maar
maakt het huis bijvoorbeeld niet ineens een roerende zaak in de zin van
artikel 3:3.
De verticale natrekking kan opzij worden gezet door de horizontale
werking door verkeersopvatting.
Opstalrecht voorkomt de indirecte vereniging met de grond  op grond
van artikel 3:4 heb je geen natrekking, maar via indirecte natrekking met
de grond wel (bijvoorbeeld bij zonnepanelen of zendmasten)

Goederenrechtelijke rechten
- Eigendom
- Pandrecht
 Vestigen op ander beperkt recht
- Hypotheek
 Vestigen op ander beperkt recht
- Vruchtgebruik
 Vestigen op ander beperkt recht
- Erfdienstbaarheid
 Alleen vestigen op onroerende zaak
- Opstal
 Alleen vestigen op onroerende zaak
- Erfpachtrecht
 Een erfpachtrecht is geen zaak, dus ook geen onroerende zaak
 Een erfpachtrecht kun je niet vestigen op een erfpachtrecht, waar
geen onroerende zaak
- Appartementsrecht
 Beperkte rechten hebben zaaksgevolg = als een beperkt recht is
gevestigd op een zaak, dan blijft het recht rusten op deze zaak. Alle
beperkte rechten hebben zaaksgevolg. Als het moederrecht tenietgaat,
dan eindigt het beperkte recht van rechtswege; je kunt geen recht hebben
op iets wat niet bestaat.
 Artikel 3:81 BW
 Op een moederrecht vestig je een beperkt recht, dit kan ook weer
worden gezien als een afsplitsing van het moederrecht
 Afhankelijk recht; artikel 3:7 BW (pandrecht, hypotheekrecht,
erfdienstbaarheid)
 Hypotheekrecht is afhankelijk van het vorderingsrecht
 Afhankelijk recht is het recht dat afhankelijk is voor het recht
waarvoor het is gevestigd

, College 3 & 4
Creëren, produceren, repareren, toevoegen en afscheiden

Artikel 5:14 BW
- Artikel 5:14 BW speelt geen rol als een van de zaken een onroerende
zaak is
- Artikel 3:4 BW  is er sprake van een zaak? Zo ja, dan artikel 5:14
BW  welke van de oorspronkelijke zaken is de hoofdzaak en welke
van de oorspronkelijke zaken is een bestanddeel?
- Hoe beoordeel je wat de hoofdzaak is?
1) Zijn het roerende zaken?
2) Is het één zaak? Artikel 3:4 BW
3) Wat is de hoofdzaak? Artikel 5:14 lid 3  Criteria: waarde &
verkeersopvatting
- Als de waarde & verkeersopvatting dezelfde kant op wijzen, dan is
het duidelijk wat de hoofdzaak is. Als de waarde & verkeersopvatting
een andere kant op wijzen, dan domineert de verkeersopvatting. Dit
is wel een vaag criterium, dus beargumenteren is belangrijk.
- Artikel 5:14 lid 2 BW: situaties waarin je niet kunt zeggen dat de ene
of de andere zaak de hoofdzaak is, omdat beide noodzakelijk zijn 
uitkomst = mede-eigendom

Artikel 5:15 BW: vermenging
- Wie is eigenaar bij vermenging?
 Zijn het roerende zaken?
 Is het één zaak? Artikel 3:4 BW
 Wat is de hoofdzaak? Artikel 5:14 lid 3  Criteria: waarde &
verkeersopvatting OF artikel 5:14 lid 2; mede-eigendom
- Als roerende zaken door vermenging tot een zaak zijn verenigd, dan
gaan we terug naar artikel 5:14
- HR Zalco  vermenging van soortgelijke zaken; aan de hand van
verkeersopvatting is het niet meer te bepalen wat de hoofdzaak is.
In dit soort zaken is de verkeersopvatting ongeschikt. Hierdoor
blijven we over bij de waarde.
 “Een van de zaken moet de waarde van de andere zaak
aanmerkelijk overtreffen, maar het dient niet te spoedig worden
aangenomen dat het waardeverschil aanmerkelijk is”
 Er is alleen maar een aanmerkelijk waardeverschil als de kleine
hoeveelheid verwaarloosbaar is bij de grote hoeveelheid
 Als het geen aanmerkelijk waardeverschil is, ontstaat er mede-
eigendom (artikel 5:14 lid 2 BW). De aandelen in die mede-
eigendom zijn wel ongelijk.
- Eigenlijke vermenging en oneigenlijke vermenging
 Eigenlijke vermenging = de vermenging van artikel 5:15  als er
één zaak ontstaat door vermenging (5:15 alleen van toepassing
als er een zaak ontstaat
 Oneigenlijke vermenging = bewijsproblemen (art. 3:109/110 BW)
 Texera de Mattels

Artikel 5:16 BW: zaakvorming

, - Stappenplan
 Is er sprake van een zaak?
 Is er een nieuwe zaak gevormd? HR Hollanders Kuikenbroederij,
criterium = verkeersopvatting  zaak met een nieuwe, van de
oorspronkelijke zaak afwijkende identiteit
 Van wie is de nieuwe zaak?
 Artikel 5:16 lid 1 = eigenaar van de oorspronkelijke zaak 
jo. 5:14 BW
 Oude eigendomsrecht gaat door zaakvorming
verloren en ontstaat er een nieuwe zaak met een
nieuw eigendomsrecht. Als op de oorspronkelijke zaak
een beperkt recht rusten, dan gaat dit recht teniet.
 Artikel 5:16 lid 2 = voor jezelf een nieuwe zaak maken (en
dus eigenaar worden), met een of meer zaken die niet aan
hem toebehoren
 Als je iemand anders de opdracht geeft om voor jou
een zaak te doen vormen, word je ook eigenaar
 Als 5:16 lid 1 een andere eigenaar aanwijst als lid 2, dan pas je lid 2 toe
behalve als de kosten van de vorming wegens hun geringe omvang niet
rechtvaardigen (dan ga je weer terug naar lid 1)
- HR Breda/Antonius  toepassing van 5:16 lid 2 BW

Voorbeeld 1: Als iemand jouw zadel van je fiets haalt  wie is de eigenaar
van het zadel?
- Is er sprake van zaaksvorming in de zin van art. 5:16 BW?
 Is er sprake van een nieuwe zaak? Ja, een zadel is iets anders dan
een fiets.
 Wie is eigenaar van het zadel? Art. 5:16 lid 1 BW  eigenaar van
de nieuwe zaak, wordt eigenaar van de oorspronkelijke zaak.
 Stel dat je 5:16 lid 2 BW toepast  ook met lid 2 wordt degene
die het zadel van de fiets heeft gehaald, geen eigenaar, omdat de
kosten van de vorming dit niet rechtvaardigen. Je gaat dan terug
naar lid 1 en dan is de eigenaar van de oorspronkelijke zaak,
eigenaar van de nieuwe zaak.

Voorbeeld 2: iemand plukt een peer van zijn boom, van wie is de peer?
- Art. 5:17 BW  vruchttrekking. Er ontstaat een nieuwe zaak, doordat
je de peer afscheidt van de boom. Door vruchttrekking wordt degene
die plukt, eigenaar.

Voorbeeld 3: iemand heeft een kip en die kip legt een ei, van wie is het ei?
- Art. 5:17 BW  eigenaar op grond van vruchttrekking.

Voorbeeld 4: iemand heeft een kip en uit het ei komt een kuiken, van wie
is het kuiken?
- HR Hollanders kuikenbroederij  onder eigendomsvoorbehoud
worden eieren geleverd. Uit de eieren kwamen kuikens, wie is dan
eigenaar?
 HR gaat in op het vormende proces (broedproces) 
eigendomsvoorbehoud gaat hier niet teniet.
$8.20
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached


Also available in package deal

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
isabelbrouwers37 Radboud Universiteit Nijmegen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
14
Member since
2 year
Number of followers
8
Documents
45
Last sold
1 month ago

5.0

1 reviews

5
1
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions