Didactiek Nederlands: Taalbeschouwing
1. Wat is taalbeschouwing?
Kinderen zijn van natuur taalbeschouwers.
o Denken spontaan na over fascinerende fenomenen.
o Onderzoeken alle aspecten van taal:
Doe de groentjes aan je werk, mama!
Kijk, dat is de letter van mijn naam!
Je mag niet shit zeggen, hè. Dat is onbeleefd!
Waarom zegt Julien eigenlijk mami tegen zijn oma?
De taalaspecten die we beschouwen, zijn op te delen in twee
categorieën:
1. Categorie 1 (taalsysteem):
Het meest concrete domein, en het makkelijkst meetbaar.
Het gaat hier over letters en klanken, woordsoorten, hoe zinnen
gebouwd worden en wat zinsdelen zijn, hoe een tekst in elkaar zit…
2. Categorie 2 (Taalgebruik en taalgedrag):
We bewaken ons taakgebruik en sturen ook ons taalgedrag
voortdurend bij.
Verschil taalgebruik en taalgedrag:
o Ze zijn respectievelijk verbonden met de vragen hoe mensen
taal gebruiken, en waarom ze dat doen.
Door taalsysteem, taalgebruik en taalgedrag tijdens taalbeschouwelijke
momenten met elkaar te verbinden, maak je taalbeschouwing concreet,
relevant, functioneel en boeiend.
Leerlingen ontwikkelen taalgevoel
1
, 2.Waarom inzetten op taalbeschouwing?
Taalbeschouwing heeft 3 belangrijke doelen:
1. Inzicht krijgen in hoe het Nederlands in elkaar zit
2. Nadenken over het eigen taalgebruik en dat van anderen
3. De algemene culturele kennis vergroten
2.1. Inzicht krijgen in hoe het Nederlands in elkaar zit
Taal kunnen = Taalvaardigheid (Lezen, schrijven, spreken en luisteren)
Taal weten = Taalbeschouwing
Helpt leerlingen om kritisch om te gaan met verschillende vormen
van taalgedrag.
Inzicht in het taalsysteem nodig.
Voorbereiden op Talige diversiteit
Taalbeschouwing is nuttig om vreemde talen te leren.
2.2. Nadenken over het eigen taalgebruik en dat van anderen
Ze leren zichzelf ‘in het oog te houden’ wanneer ze taal gebruiken.
= Taalsturing
2.3. De algemene culturele kennis vergroten
Conceptualiserende functie
= Taal bepaalt hoe we communiceren en is het product van de culturele
omgeving waarin we opgroeien en leven.
Stelt ons in staat om grip te krijgen op de (talige) wereld om ons
heen.
Metataal = Een taal om over taal te spreken.
Helpt ons om onze kennis en inzichten over taal te expliciteren, en
dus taalbewust te worden.
De talige en culturele identiteiten van de leerlingen integreren in de
klas en op school.
3. Hoe leren leerlingen taal beschouwen?
2
1. Wat is taalbeschouwing?
Kinderen zijn van natuur taalbeschouwers.
o Denken spontaan na over fascinerende fenomenen.
o Onderzoeken alle aspecten van taal:
Doe de groentjes aan je werk, mama!
Kijk, dat is de letter van mijn naam!
Je mag niet shit zeggen, hè. Dat is onbeleefd!
Waarom zegt Julien eigenlijk mami tegen zijn oma?
De taalaspecten die we beschouwen, zijn op te delen in twee
categorieën:
1. Categorie 1 (taalsysteem):
Het meest concrete domein, en het makkelijkst meetbaar.
Het gaat hier over letters en klanken, woordsoorten, hoe zinnen
gebouwd worden en wat zinsdelen zijn, hoe een tekst in elkaar zit…
2. Categorie 2 (Taalgebruik en taalgedrag):
We bewaken ons taakgebruik en sturen ook ons taalgedrag
voortdurend bij.
Verschil taalgebruik en taalgedrag:
o Ze zijn respectievelijk verbonden met de vragen hoe mensen
taal gebruiken, en waarom ze dat doen.
Door taalsysteem, taalgebruik en taalgedrag tijdens taalbeschouwelijke
momenten met elkaar te verbinden, maak je taalbeschouwing concreet,
relevant, functioneel en boeiend.
Leerlingen ontwikkelen taalgevoel
1
, 2.Waarom inzetten op taalbeschouwing?
Taalbeschouwing heeft 3 belangrijke doelen:
1. Inzicht krijgen in hoe het Nederlands in elkaar zit
2. Nadenken over het eigen taalgebruik en dat van anderen
3. De algemene culturele kennis vergroten
2.1. Inzicht krijgen in hoe het Nederlands in elkaar zit
Taal kunnen = Taalvaardigheid (Lezen, schrijven, spreken en luisteren)
Taal weten = Taalbeschouwing
Helpt leerlingen om kritisch om te gaan met verschillende vormen
van taalgedrag.
Inzicht in het taalsysteem nodig.
Voorbereiden op Talige diversiteit
Taalbeschouwing is nuttig om vreemde talen te leren.
2.2. Nadenken over het eigen taalgebruik en dat van anderen
Ze leren zichzelf ‘in het oog te houden’ wanneer ze taal gebruiken.
= Taalsturing
2.3. De algemene culturele kennis vergroten
Conceptualiserende functie
= Taal bepaalt hoe we communiceren en is het product van de culturele
omgeving waarin we opgroeien en leven.
Stelt ons in staat om grip te krijgen op de (talige) wereld om ons
heen.
Metataal = Een taal om over taal te spreken.
Helpt ons om onze kennis en inzichten over taal te expliciteren, en
dus taalbewust te worden.
De talige en culturele identiteiten van de leerlingen integreren in de
klas en op school.
3. Hoe leren leerlingen taal beschouwen?
2