100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Kennistoets 1 AFP alle stof!

Rating
-
Sold
-
Pages
85
Uploaded on
23-11-2025
Written in
2025/2026

Kennistoets 1 AFP alle stof Eerste Jaar Per week de stof samengevat Duidelijk overzicht

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
Unknown
Uploaded on
November 23, 2025
Number of pages
85
Written in
2025/2026
Type
Summary

Subjects

Content preview

Anatomie Fysiologie Pathologie


W EEK 1 (1.2 EN 2.2)
- Pathologie voor verpleegkundige

1.1 GEZONDHEID EN ZIEKTE
Gezondheid = het vermogen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van
de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.

Homeostase = inwendig evenwicht van het lichaam. Interne omstandigheden zoals temperatuur,
zuurgraad, samenstelling van bloed en vochtgehalte blijven binnen bepaalde waarden.

Ziekte = verstoring van de homeostase door een afwijking van de normale anatomie en
lichaamsfuncties.

Pathologie = leer van ziekten of aandoeningen in het algemeen. Pathos = ziekte en logos =
wetenschap.

Fysiologie = het functioneren van het lichaam.

Anatomie = de bouw van het lichaam.

Pathofysiologie = de leer van afwijkende processen die tot ziekte leiden en het effect daarvan op
het lichaam.

1.5 SYMPTOMEN
Symptomen = kenmerk of verschijnsel waaraan een aandoening te herkennen is. Subjectieve
symptomen zijn klachten van de zorgvrager die kenmerkend zijn voor een aandoening.
Objectieve symptomen zijn objectieve tekenen die kenmerkend zijn voor een aandoening. Deze
zijn te observeren.

Asymptomatisch = zonder verschijnselen.

Syndroom = symptomen van een aandoening komen altijd in bepaalde kenmerkende combinatie
voor.

1.6 DIAGNOSTIEK
Diagnostiek = geneeskundig onderzoek waarmee vastgesteld wordt wat de oorzaak is van de
klachten en verschijnselen. Het stellen van een medische diagnose.

Anamnese = het subjectieve verhaal van de zorgvrager over zijn klachten.

- Open vragen = speciële anamnese
- Medische voorgeschiedenis = algemene anamnese
- Heteroanamnese = het verhaal van de familie en
betrokkenen
- Gerichte vragen over verschillende orgaansystemen =
tractusanamnese
à Verpleegkundige anamnese

Vitale functies = ademfrequentie, hartfrequentie, bloeddruk,
bewustzijn en temperatuur. Essentieel om te blijven leven.

ABCDE-methodiek = in levensbedreigende situaties worden vitale
functies in een bepaalde volgorde onderzocht.

- Treat first what kills first
- Do no further harm




1

,Anatomie Fysiologie Pathologie

Inspectie = bekijken van de buitenkant van het lichaam.

Percussie = het bekloppen van lichaamsdelen met vingers op vingers. Luchthoudendheid,
omgang en ligging van onderliggende organen wordt beoordeeld.

Auscultatie = het beluisteren van organen met een stethoscoop. Geluiden van longen, hart en
darmen worden beoordeeld.

Palpatie = aftasten van lichaamsdelen. Locatie, omgang, structuur en gevoeligheid van organen
worden beoordeeld.

Differentiaaldiagnose = op basis van symptomen kan een arts een waarschijnlijkheidsdiagnose
opstellen, bij differentiaaldiagnose is er sprake van meerdere waarschijnlijkheidsdiagnoses.
Gericht aanvullend onderzoek kan daarna ingezet worden om tot een uiteindelijke diagnose te
komen.

Laboratoriumonderzoek = samenstelling van bloed, urine, feces, liqour en andere
lichaamsvloeistoffen.

Microbiologisch onderzoek = micro-organismen in bloed, urine, feces, liquor, sputum, keel- en
wonduitstrijkjes en ander lichaamsmateriaal.

- Röntgenonderzoek = met behulp van röntgenstraling worden inwendige structuren in
beeld gebracht.
- Computertomografie = een driedimensionaal beeld van een tweedimensionaal
röntgenbeeld.
- Magnetic resonance imaging (MRI) = een sterk magnetisch veld en radiogolven lokken
trillingen van inwendige structuren uit. Hiervoor wordt geen straling gebruikt.
- Positronemissietomografie (PET) = met behulp van radioactieve stoffen die zich op
bepaalde plaatsen ophopen worden afwijkige inwendige structuren in beeld gebracht.
Hiermee kunnen onder andere tumoren en ontstekingen zichtbaar worden gemaakt.
- Echografie = met behulp van de weerkaatsing van geluidsgolven kunnen verschillende
weefsels en structuren in beeld worden gebracht.
- Endoscopie = met behulp van een buis of slang met een camera wordt naar inwendige
structuren gekeken.
- Angiografie = trastvloeistof wordt in bloedvaten gespoten en zo kunnen de hartholten
zichtbaar worden.

Elektrografie (ecg) = elektrische activiteit van het hart en eventuele afwijkingen worden
geregistreerd.

Elektro-encefalografie (eeg) = elektrische activiteit van de hersenen en eventuele afwijkingen.

Spirometrie (longfunctie onderzoek) = inademings- en uitademingsvolumes worden
geregistreerd.

Cythologie = miscroscopisch onderzoek van losse cellen die door middel van een uistrijkje of
punctie uit het lichaam verkregen zijn.

Histologie = microscopisch onderzoek van een stukje weefsel dat verkregen wordt door biopsie
(klein stukje weefsel wordt afgenomen) of het operatief verwijderen.

Obductie = onderzoek naar de oorzaak van overlijden.




2

,Anatomie Fysiologie Pathologie

- Anatomie en fysiologie

HOOFDSTUK 1
Terminologia anatomica = de algemene wetenschappers taal
(Latijn).

Afkortingen:

a. = arteria (slagader)

v. = vena (ader)

n. = nervus (zenuw)

m. = musculus (spier)

HOOFDSTUK 4
Topografie = plaatsbeschrijving van het lichaam --> anatomische
houding.

Frontaal vlak = evenwijdig aan de lichaams-as (lengte).

Transversaal vlak = evenwijdig aan de vloeroppervlak (dwars).

Sagittaal vlak = loodrecht op frontaal vlak en verdeelt het lichaam of delen ervan in links en
rechts.

Vlakken:

- Anterior = voorkant
- Posterior = achterkant

--> Gebruik je bij kleinere structuren (kijk naar naamgevingen, aders etc.)

- Dorsaal = rugzijde
- Ventraal = buikzijde

--> Gebruik je bij grotere afstanden, dingen vergelijken met elkaar

- Proximaal = aan de kant van de romp
- Distaal = ver van de romp

- Lateraal = aan de zijkant
- Mediaal = naar het midden toe

- Craniaal = aan de kant van de schedel
- Caudaal = aan de kant van de staart

--> Gebruik je bij grotere afstanden, dingen vergelijken met elkaar

- Superior = hoger/boven
- Inferior = lager/beneden

--> Gebruik je bij kleinere structuren (kijk naar naamgevingen, aders etc.)

- Centraal = in het midden
- Perifeer = uit het midden




3

, Anatomie Fysiologie Pathologie

- Flexie = buiging
- Extensie = strekking

- Exorotatie = buitenwaartse draaiing rond een lengteas
- Endorotatie = binnenwaartse draaiing rond de lengte as

- Abductie = beweging van de middellijn af
- Adductie = beweging naar de middellijn toe

- Supinatie = buitenwaartse draaiing van horizontaal gehouden hand/voet waardoor de
handpalm/voetrand naar boven draait (soep)
- Pronatie = tegenovergestelde supinatie (proost)

- Anteflexie = buiging naar voren
- Retroflexie = buiging naar achter
- Lateroflexie = buiging naar opzij

- Dorsale flexie = buiging naar de handrug/voetwreef
- Palmaire flexie = buiging naar de handpalm



Romp = ruimte die vooral organen bevat die zich bezig houden met de vegetatieve functies.

Ledenmaten = massieve, uitstekende delen van het lichaam. Bovenste extremiteiten
(schoudergordel, armen en handen) en onderste extremiteiten (bekkengordel, benen en voeten).

Weke delen = structuren rond het skelet en de organen die zich in de lichaamsholten bevinden.

- Skeletspieren = zitten d.m.v. pezen aan de botstukken vast.
- Spierfascie = stevige bindweefselmantel die de spier als het ware verpakt en aan de
spieruiteinden overgaat in de pees.
- Algemene fascie = bindweefselmantel die alle eronder liggende structuren omgeeft.
- Onderhuids losmazig bindweefsel = op de meeste plaatsen met vetweefsel opgevuld.
- Huid = begrenzing met de buitenwereld.

Schedelholte en wervelkanaal staan met elkaar in verbinding en bevatten het zenuwweefsel van
het centrale zenuwstelsel. De wanden van de schedelholte en het wervelkanaal bestaan uit hard
botweefsel; het zijn respectievelijk de schedelbeenderen en de wervels.

De borstholte is omgeven door de thorax (borstkas), een halfhard omhulsel, bestaande uit ribben,
borstbeen, spieren en wervels.

Het diafragma (middenrif) is een uit pezen en spieren bestaande plaat die de scheiding vormt
tussen borst- en buikholte.

De ruimte tussen de longen heet mediastinum. Hierin liggen het hart, de luchtpijp, de slokdarm en
de grote bloedvaten.

De abdomen (buikholte) is aan de voorkant en de zijkant omgeven door weke delen: buikspieren,
fascie (dun, stevig bindweefsel dat als een netwerk door het hele lichaam loopt en alle spieren,
gewrichten, botten en organen omhult en met elkaar verbindt) en de huid.

Het onderste deel van de buikholte is de bekkenbodem, wat vooral uit spieren bestaat.




4
$8.39
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
nienkevaneek
5.0
(1)

Get to know the seller

Seller avatar
nienkevaneek
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
4
Member since
2 year
Number of followers
2
Documents
6
Last sold
5 months ago

5.0

1 reviews

5
1
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions