GEDRAG
1.1 Wat is gedrag?
Gedrag = f(P × O)
→ Gedrag ontstaat uit persoonlijkheidskenmerken (P) +
omgevingsfactoren (O)
Schema:
Prikkel / stimulus (waarneembare verandering in omgeving die je
kan waarnemen met zintuigen bv proeven, ruiken, horen…)
Persoonlijkheidskenmerken
Gedrag (reactie)
Interne factoren:
emoties
motivatie
persoonlijkheid
Externe factoren:
opvoeding
onderwijs
media
sociale omgeving
maatschappelijke druk (bv. coronacrisis)
SOCIAAL GEDRAG
Sociaal gedrag = gedrag dat betrekking heeft op anderen.
Bestaat uit:
Prosociaal gedrag (helpen, ondersteunen)
Antisociaal gedrag (schaden, niet helpen)
, PROSOCIAAL GEDRAG
Helpen & Solidariteit
→ alle acties die welzijn van anderen verbeteren
Voorbeelden: vrijwilligerswerk, donaties, hulp bij rampen, steunacties …
Waarom helpen mensen?
Sociale cognitie (kijk begrippenlijst onderaan)
Categorisering → ingroup/outgroup
Vooroordelen
Stereotypen
Halo-effect → mooie mensen krijgen sneller hulp
Aantal getuigen
Bystander effect
→ hoe meer mensen, hoe minder hulp
Omgekeerd omstanderseffect
→ in levensgevaarlijke situaties mét communicatie helpt men sneller
Motieven van helpen
Sociale uitwisselingstheorie
→ “Voor wat hoort wat”
→ kosten/baten-afweging
Altruïsme
→ volledig belangeloos helpen, zelfs met risico
Empathie-altruïsmehypothese (Batson)
→ echt helpen gebeurt vooral als je empathie voelt
→ je voelt dezelfde emotie als het slachtoffer
ANTISOCIAAL GEDRAG
Discriminatie
= negatief gedrag → gebaseerd op vooroordelen tegenover een groep
Attitude bestaat uit: