100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Handboek goederenrecht (gebonden editie) - Goederenrecht

Rating
-
Sold
2
Pages
184
Uploaded on
16-11-2025
Written in
2025/2026

Samenvatting van het volledige handboek goederenrecht (behoudens de niet te kennen randnummers). Het document volgt de structuur van het boek.

Institution
Course













Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
November 16, 2025
Number of pages
184
Written in
2025/2026
Type
Summary

Subjects

Content preview

GOEDERENRECHT 2025
DEEL 1. ALGEMEEN DEEL



TITEL 1. SITUERING VAN HET GOEDERENRECHT

Begrip

- Het burgerlijk recht regelt grosso modo personen, goederen en verbintenissen
o Personen: P&F = niet in geld waardeerbare of niet-vermogensrechtelijke regels inzake de persoon of
niet-patrimoniale verhoudingen tussen personen in een familiale verhouding
o Vermogensrecht: regeling van patrimoniale of in geld waardeerbare verhoudingen tussen personen
onderling of tussen personen en een goed
 Verbintenissen en bijzondere overeenkomsten: patrimoniale verhoudingen tussen personen
 Goederenrecht: regime van goederen – studie van de zakelijke rechten & van de goederen (>
voorwerpen: voorwerpen die voor toe-eigening vatbaar zijn (art. 3.41 BW) – enkel goederen
kunnen het voorwerp zijn van zakelijke rechten (art. 3.7 BW)

Code civil

- Het BW steunt op denkbeelden vanuit de Franse Revolutie (economisch liberalisme) = strijd tegen AR.
- Autonomiebeginsel/wilsautonomie
- Uitgangspunt: gelijke, autonome en vrije burger die vrij kan handelen naar eigen inzichten op basis van een
principieel zelfbeschikkingsrecht en die beschikt over een individueel eigendomsrecht

Evoluties van het goederenrecht

- Dematerialisering van het goederenrecht
o Eerst voornamelijk aandacht voor lichamelijke goederen (zaken), meer bepaald onroerende
goederen, en dan toenemende aandacht voor roerende goederen en onlichamelijke goederen
o Bv. meer aandacht voor zakelijke rechten op schuldvorderingen (subjectieve rechten)
o Art. 3.7 BW: zakelijke rechten kunnen betrekking hebben op goederen in de ruimste zin
o Goederen = vatbaar voor toe-eigening, met inbegrip van vermogensrechten
o Zakenrecht is goederenrecht geworden
- Vermaatschappelijking en socialisering
o Tempering van het liberalisme en het individualisme
o Dwingende regels
- Flexibilisering en instrumentalisering
o Fixe karakter van de zakelijke rechten wordt beperkt tot de wezenskenmerken en de dwingende
elementen van de zakelijke rechten waaraan niet mag worden getornd.
o Wilsautonomie

Nieuw boek 3 goederen

- Wet van 4 februari 2020 vervangt het Boek 2 uit het BW van 1804 door een Boek 3 “Goederen”
o Minder versnippering (materieel goederenrecht zoveel mogelijk samengebracht)
o Instrumentalisering (beschikkingsbeginsel)
o Flexibilisering (beperking dwingend karakter tot definities en onderdelen waarvan de wetgever het
dwingend karakter aangeeft)

1

, o Modernisering (duurzaamheid)
- Formeel zijn de wijzigingen enorm groot: nieuwe nummering en andere structuur, maar inhoudelijk zijn de
wijzigingen beperkter
- Titel 1: algemene bepalingen
- Titel 2: goederen
- Titel 3: eigendom
- Titel 4: mede-eigendom
- Titel 5: burenrelaties
- Titel 6: vruchtgebruik
- Titel 7: erfpacht
- Titel 8: opstal

Lesnotities

- Situering: goederenrecht binnen burgerlijk recht (zakelijke rechten + goederen)
- Relevantie
o Goederenrecht op zich
o Interactie met andere vakgebieden (bv. fiscaal recht, FVR, bestuursrecht, mensenrechten, verb- en
contractenrecht, aansprakelijkheidsrecht, zekerheidsrecht, …)
- Terminologie
o Voorwerpen < goederen < zaken
o Voorwerpen (3.38 BW) m.u.v. personen en dieren (3.39 BW)
o Goederen: voorwerpen die toe-eigenbaar zijn (3.41 BW) = mogelijk voorwerp zakelijk recht (3.7 BW)
o Lichamelijke goederen (3.40 BW) = zaken


TITEL 2. TEMPOREEL TOEPASSINGSGEBIED BOEK 3 BW

HOOFDSTUK 1. PRINCIPE: EERBIEDIGENDE WERKING PER 1 SEPTEMBER 2021

Principe: 1 september 2021

- Het nieuwe goederenrecht treedt in werking op 1 september 2021, met name op de eerste dag van de
achttiende maand na die waarin de wet van 4 februari 2020 is bekendgemaakt in het BS (17 maart 2020)

Uitzondering voor onderdelen van artikel 3.30 BW inzake onroerende publiciteit

- Enkele nieuwigheden inzake onroerende publiciteit treden pas in werking op een datum die bij KB zal worden
bepaald, ten laatste op 1 juli 2022. Het gaat hierbij om bepalingen van het nieuwe artikel 3.30 BW, dat voorziet
in de overschrijving op het kantoor rechtszekerheid van onder meer akten waarin bijvoorbeeld verkrijgende
verjaring wordt vastgesteld, akten die een voorkeur-, voorkoop- of optierecht verlenen op een onroerend
zakelijk recht, akten van erfopvolging waarbij wordt vastgesteld dat een persoon een onroerend zakelijk recht
heeft verkregen ter zake des doods.

Eerbiedigende werking

- Uitgangspunt: de wet is van toepassing op alle rechtshandelingen en rechtsfeiten die hebben plaatsgevonden
na haar inwerkingtreding
- Rechtshandelingen = handelingen die een persoon stelt met de bedoeling om juridische gevolgen te creëren
o Ijkpunt: het stellen van de rechtshandeling (ongeacht op welke datum die rechtshandeling gevolgen
sorteert)
o Voorbeeld: een erfpacht wordt gevestigd op 30 augustus 2021, met ingang op 1 oktober 2021, dan zal
het nieuwe boek 3 daarop nog niet van toepassing zijn



2

, - Rechtsfeiten = feiten die juridische consequenties hebben indien bepaalde toepassingsvoorwaarden zijn
vervuld (bv. inbezitneming van goederen of het aanbrengen van beplantingen of bouwwerken)
- De wet is dus niet van toepassing op
o De toekomstige gevolgen van rechtshandelingen en rechtsfeiten die hebben plaatsgevonden voor
haar inwerkingtreding (bv. voor een reeds gevestigd vruchtgebruik zal de onderhouds- en
herstellingsregeling van het oud BW blijven gelden)
o Rechtshandelingen en rechtsfeiten die hebben plaatsgevonden na haar inwerkingtreding die
betrekking hebben op zakelijke rechten die ontstaan uit een rechtshandeling die of rechtsfeit dat
heeft plaatsgevonden voor haar inwerkingtreding (bv. authentieke akte tot vaststelling van een voor
de inwerkingtreding gevestigd opstalrecht)
- Niet van dwingend recht, dus onder voorbehoud van dwingende wetsbepalingen kunnen partijen anders
overeenkomen eenmaal het nieuwe goederenrecht in werking is getreden
- De bepalingen van deze wet kunnen geen afbreuk doen aan de rechten die zijn verworven voor de
inwerkingtreding van deze wet

HOOFDSTUK 2. BIJZONDERE REGIMES INZAKE OVERGANGSRECHT


AFDELING 1. BIJZONDERE REGELING VOOR VERKRIJGENDE VERJARING
Artikel 37, §2 wet 4 februari 2020

- De verjaring moet zowel naar oud als naar nieuw recht worden berekend & het eerste verjaringsmoment doet
de verjaring intreden
- Voorbeeld: Jan koop op 15 december 2017 een onroerend goed van een beschikkingsonbevoegde en beschikt
per hypothese over een verjaringsbezit en een wettige titel die voldoet aan de voorwaarden om zich te
beroepen op de tienjarige verjaringstermijn van art. 2265 oud BW.
o Op grond van het oude recht: verkrijgende verjaring inroepen vanaf 16 december 2027
o Op grond van het nieuwe recht: tienjarige termijn (die begint te lopen vanaf zijn inwerkingtreding)
voor een deugdelijk bezit te goeder trouw van een onroerend goed
o Hier: verjaring op grond van het oude recht (want op grond van het nieuwe recht treedt de verjaring
pas in op 1 september 2031)
o Dit zou anders zijn indien de verjaringstermijn onder het oude recht 20 jaar zou bedragen


AFDELING 2. BIJZONDERE REGELING VOOR HORIZONTALE EIGENDOMSSPLITSINGEN (OPSTAL)
Ratio

- Nieuwe goederenrecht: mogelijkheid voor eeuwigdurende opstalrechten
- Onder het oud BW was er discussie over de mogelijkheid van eeuwigdurende eigendomssplitsingen

Artikel 38 wet 4 februari 2020

- Eeuwigdurend opstalrecht (§1)
- Opstalrecht van meer dan 50 jaar doch niet langer dan de nieuwe maximumduur van 99 jaar (§2)

Eeuwigdurend opstalrecht

- Elke overeenkomst die een opstalrecht vestigt, of iedere andere overeenkomst die afwijkt van de verticale
natrekking die gesloten is voor de inwerkingtreding van deze wet en die voldoet aan de vereisten van een
eeuwigdurend opstalrecht als omschreven in artikel 3.180, tweede lid, 2° BW, van rechtswege geacht een
eeuwigdurend opstalrecht te vestigen als deze is gesloten zonder bepaling van de duurtijd of voor een
onbepaalde duurtijd.

3

,Opstalrecht van meer dan 50 jaar doch niet meer dan 99 jaar

- Elke overeenkomst die een opstalrecht vestigt of iedere andere overeenkomst die afwijkt van de verticale
natrekking, die gesloten is voor de inwerkingtreding van deze wet en die voldoet aan de vereisten als
omschreven in artikel 3.180, tweede lid, 2° BW waarvan de duurtijd langer is dan 50 jaar, maar de
maximumduurtijd voorzien in artikel 3.180, eerste lid BW niet overschrijdt, geldig is voor de contractueel
overeengekomen duurtijd.

HOOFDSTUK 3. ANTICIPATIEVE TOEPASSING VOOR INWERKINGTREDING

Algemeen

- De eerbiedigende werking geldt onder voorbehoud dat partijen anders zijn overeengekomen
- De mogelijkheid om te anticiperen op het nieuwe recht in rechtshandelingen gesteld voor 1/09/2021
- Ook voor elementen die naar toekomstig recht dwingend zijn, voor zover geen afbreuk wordt gedaan aan
dwingende regels die gevolgen zouden moeten impliceren voor de inwerkingtreding van het nieuwe recht
- Voorbeeld: vruchtgebruik aan een rechtspersoon kan al worden toegestaan voor een duur langer dan 30 jaar

Opstal

- Eigendomssplitsingen van onbepaalde duur of zonder bepaling van de duur van rechtswege worden van
rechtswege geacht een eeuwigdurend opstalrecht te zijn
- Een opstalrecht van meer dan 50 jaar doch niet meer dan 99 jaar is geldig voor de contractueel
overeengekomen termijn

TITEL 3. VERMOGENSLEER

HOOFDSTUK 1. BEGRIP EN SAMENSTELLING VAN VERMOGEN

Begrip vermogen

- Art. 3.35, lid 1 BW
- Vermogen = juridische universaliteit of algemeenheid van alle in geld waardeerbare rechten en plichten van
een persoon (= bestaande en toekomstige goederen en verbintenissen “schulden” van een persoon)
- Juridische algemeenheid; in geld waardeerbare rechten en plichten van een persoon

Samenstelling

- Vermogen = in geld waardeerbare activa & passiva
- Activa (in geld waardeerbare vermogensrechten) = zakelijke rechten (eigendomsrechten en zakelijke
gebruiksrechten) + schuldvorderingen + intellectuele eigendomsrechten
o Geldwaarde is irrelevant (theoretische of zelfs negatieve waarde is mogelijk)
- Passiva = in geld waardeerbare schulden
o Men neemt de schulden op in het vermogensbegrip omdat ze op de vermogensrechten kunnen
verhaald worden
- Rechten die niet in geld waardeerbaar zijn, vallen niet in het vermogen: persoonlijkheidsrechten, staat van de
persoon, … . Krenking van die rechten kan wel aanleiding geven tot een schadevergoeding en die eis behoort
dan wel tot het vermogen.

HOOFDSTUK 2. KENMERKEN EN FUNCTIES VAN HET VERMOGEN

Klassieke leer: vermogen = emanatie van de persoon, de juridische persoonlijkheid si het geheel van rechten en plichten
van een persoon


4

,Een rechtssubject of persoon is dus drager van rechten en verplichtingen en de patrimoniale rechten en plichten
vormen het vermogen van een persoon

Drie kenmerken

- Elke persoon heeft een vermogen (art. 3.35, lid 2 BW): de juridische vertaling van de mogelijkheid om als
persoon vermogensbestanddelen te hebben. Die mogelijkheid is verbonden aan de persoon zelf en dus
onvervreemdbaar. Een persoon kan zelf zijn vermogen niet als juridische universaliteit overdragen. Hij kan
enkel goederen en verbintenissen overdragen (‘ten bijzondere titel’).
- Enkel personen hebben een vermogen (juridische persoonlijkheid).
- Personen hebben in beginsel slechts één vermogen (art. 3.35, tweede lid BW): het vermogen vormt één
eenheid waarbij alle vermogensbestanddelen en alle schulden in één globale universaliteit worden
opgenomen.
o Geen aparte delen, die aan bijzondere regels onderworpen zijn
o Een schuldeiser kan het gehele vermogen aanspreken van zijn schuldenaar tot delging van de schuld
o SA staat met heel zijn activa in voor zijn passiva, kan niet zelf zijn vermogen compartimenteren
(wettelijke grondslag nodig)

Tweeledige functie van het vermogen

- Het aanknopingspunt van vermogensbestanddelen van een persoon
- Het vermogen fungeert als het onderpand voor schulden van die persoon

HOOFDSTUK 3. OVERDRACHT VAN HET VERMOGEN

Algemeen

- Tijdens zijn leven kan een persoon zijn vermogen als zodanig niet vervreemden, aangezien dit onverbrekelijk
met zijn juridische persoonlijkheid is verbonden. Hij kan enkel specifieke vermogensbestanddelen
vervreemden.
- Bij het einde van het leven wordt het vermogen losgemaakt van de persoon
o Overlijden NP: gaat over naar de erfopvolgers
o RP: andere aandeelhouders, andere vereniging of stichting, verkrijgende rechtspersoonlijkheid
- De overdracht van het vermogen is in beginsel volledig en omvat alle vermogensbestanddelen en alle
schulden, of een abstract breukdeel van het vermogen (rechtsopvolging onder algemene titel).
o Treedt geheel of gedeeltelijk in diens plaats en dus in alle of bepaalde van diens rechten en plichten
- Uitzonderingen:
o Sommige vermogensbestanddelen zijn verbonden aan het leven van de titularis
o Sommige rechten zijn te eng verbonden met de persoon van de titularis
o Uitzonderlijk gaan ook bepaalde schulden niet over, verbonden aan de persoon van de schuldenaar

Bruto en netto overdracht van het vermogen

- Overlijden van een natuurlijke persoon: zijn vermogen wordt met alle vermogensbestanddelen en schulden
overgedragen aan de algemene rechtsopvolgers. Er vindt geen voorafgaande vereffening van de schulden van
de overledene plaats (“bruto vereffening”).
o De algemene rechtsopvolger is gehouden tot betaling van deze schulden
o Cf. fusie en splitsing van rechtspersonen
- Bij de ontbinding van een rechtspersoon vindt er echter verplicht een vereffening plaats, zodat slechts het
nettovermogen van de rechtspersoon overgaat op de verkrijgers.
- Bij een brutovermogensovergang gaan alle vermogensrechten en alle schulden over naar de verkrijger. Beide
vermogens vermengen tot één nieuw vermogen.

5

, o Beide vermogens vermengen tot één nieuw vermogen
o Schuldeisers van het overgedragen vermogen mogen de verkrijger aanspreken voor diens gehele
vermogen
o Dergelijke vermenging van vermogens kan mogelijk nadelig zijn. De verkrijger moet instaan met het
gehele vermogen voor de verkregen schulden + de schuldeiser overdrager moet het onderpand nu
delen met de schuldeiser verkrijger.
o Bij een verkrijging uit nalatenschap is dit gevaar het meest aanwezig: erfgenaam kan daarom
aanvaarden/verwerpen/aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving (waardoor de
erfgenaam enkel met de goederen van de nalatenschap is gehouden tot betaling van de schulden van
de nalatenschap) (art. 878 BW/ art. 4.99, §1 BW)

HOOFDSTUK 4. GEHOUDENHEID MET HET VOLLEDIGE VERMOGEN EN EENHEID VAN VERMOGEN


AFDELING 1. GEHOUDENHEID MET HET VOLLEDIGE VERMOGEN

ONDERAFDELING 1. ALGEMEEN
Principe

- Iedere persoon is gehouden om zijn verbintenissen na te komen
- Komt iemand zijn verbintenissen alsnog niet na, dan kan de schuldeiser de gedwongen uitvoering nastreven
- Art. 3.36 BW: de schuldenaar staat in met zijn integrale vermogen voor zijn schulden -> al zijn
vermogensbestanddelen mogen bijgevolg worden aangewend tot delging van deze schulden (uitvoerend
beslag)

Gehoudenheid met een fluctuerend vermogen (dynamisch)

- Een schuldenaar is in beginsel met zijn gehele vermogen gehouden tot nakoming van zijn schulden. De
samenstelling van het vermogen is wel uit de aard veranderlijk: uit de gehoudenheid volgt niet dat een SA niet
meer over zijn vermogen mag beschikken + SE moet zich in beginsel neerleggen bij fluctuaties!
- Ook toekomstige goederen maken deel uit van het onderpand van de schuldeiser
- Het fluctuerend karakter van het vermogen houdt verband met de principiële beschikkingsbevoegdheid van de
eigenaar. Het aangaan van een schuld zal die bevoegdheid niet beperken.

Bescherming van schuldeisers tegen het fluctuerende karakter

- Het fluctuerend karakter van het vermogen levert gevaar op voor de schuldeiser. Hij kan zich echter tegen dit
fluctuerende karakter van het vermogen beschermen, zowel preventief als curatief.
o Preventief: door het leggen van (bewarend of uitvoerend) beslag op een goed van de schuldenaar
o Curatief: door een rechtshandeling van de schuldenaar aan te vechten wegens bedrieglijke
benadeling van de schuldeiser op grond van de actio pauliana (art. 1167 BW)

ONDERAFDELING 2. UITZONDERINGEN
Uitzonderingen

- Afspraken met schuldeiser
- Niet-beslagbare goederen/art. 73 Wet 25/4/07: onbeslagbaarheid zakelijk recht op hoofdverblijfplaats (let op
Cass.: 3/10/14)
o Cassatie: iemand had een huis in Brasschaat en in Knokke, hij legt de verklaring van onbeslagbaarheid
van de woning af voor die van Brasschaat. Na enkele jaren verhuist hij naar Knokke. Enkele jaren later
verhuist hij terug naar Brasschaat. Er wordt beslag gelegd op de woning in Brussel. De verklaring van


6
$19.98
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
MLC123

Get to know the seller

Seller avatar
MLC123 Universiteit Antwerpen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
3
Member since
1 year
Number of followers
0
Documents
4
Last sold
3 weeks ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions