Stappenplan week 1
Welk gerecht is absoluut bevoegd?
à Om welk soort gerecht gaat het?
1. Rechtbank, zie art. 42 RO
2. Hof, zie art. 60 RO
3. Hoge Raad, zie artt. 78-80 RO
- NB: wel of niet behandeling door kantonrechter is geen vraag van
absolute bevoegdheid, het gaat over interne verdeling binnen de
rechtbank
- Het is bijna altijd bij de rechtbank tenzij Ondernemingskamer art. 66
RO of prorogatie art. 62 RO/art. 329-331 Rv: een zaak direct bij het
Gerechtshof voorleggen
- Als de rechter voor deze zaak niet absoluut bevoegd is, kijk dan naar
art.72 en 73 Rv. De rechter verklaart zichzelf in dit geval van
ambtshalve (= uit zichzelf) onbevoegd en verwijst de zaak door naar
het goede gerecht. 74 lid 3 -> verwijst hof naar rb dan is rb aan
verwijzing verbonden, andersom niet.
Welke kamer is bevoegd?
à Verwijst naar onderverdeling binnen rechtbank: kamer voor
kantonzaken of andere zaken dan kantonzaken
Relevante artikelen: 93 – 98 RV, 48 e.v. RO
- Burgerlijke zaken worden behandeld door de Kamer voor kantonzaken
(art. 47 RO) of Kamer voor andere zaken dan kantonzaken (= civiele
kamer, art. 71 lid 1 Rv)
- Art. 93 sub a/b zijn waardevorderingen, c ziet op aardvordering (zoals
arbeidsovereenkomst en consumentenkoop), waarbij de waarde dan
ook niet van belang is en d bijvoorbeeld op een pachtzaak 9 art. 48 RO
-> koppel nooit A en C!
- Elke arbeidsprocedure is een kantonprocedure, ongeacht de hoogte!
* NB: art 93 Rv geldt alleen voor dagvaardingsprocedures
Verzoekschriftprocedure toepasselijke wettelijke bepaling is leidend
bijvoorbeeld: art. 1:378 BW (curatele)
Zaak wordt aangebracht voor de verkeerde kamer?
Binnen de rechtbank bij verkeerde Kamer dan volgt verwijzing op grond
van artikel 71 (/73) Rv.
- Op verlangen van één van partijen of
- Ambtshalve (rechter moet dit dus ook zelf toetsen) zie lid 1 en 2
o Hogere rechter mag verwijzing toetste, lagere niet art. 74 lid 3 Rv.
o Deze bepalingen gelden zowel voor de dagvaarding als de
verzoekschriftprocedure.
o Art 71 wordt gebruikt als een zaak van een kamer voor kantonzaken
naar een kamer voor niet kantonzaken moet worden verwezen of
andersom.
, o Rechtbank verklaart zich dus niet onbevoegd (verschil met 72 R),
slechts verwijzing
o Tegen interne verwijzing staat geen voorzien open, 71(5) Rv
Welk gerecht is relatief bevoegd?
à Waar ga je naartoe, oftewel welke plaats?
Dagvaardingsprocedure -> artt. 99-110 Rv
Hoofdregel in art.99 lid 1 Rv: de rechter oordeelt over het conflict in de
woonplaats van de gedaagde.
- Arbeidsovereenkomst? -> art. 100 Rv -> mag ook naar rechtbank
waar de arbeid wordt verricht.
- Huurgeschil? -> 103 Rv -> uitsluitend rechtbank plaats gehuurde.
*let op terminologie: mede bevoegd? Dan alternatieve
bevoegdheid.Uitsluitend bevoegd? Dan exclusieve bevoegdheid.
Wat als de rechtbank niet relatief bevoegd is?
Hoofdregel in art. 110 lid 1/2 RV: rechtbank zal zich alleen relatief
onbevoegd verklaren en de zaak verwijzen naar de wel bevoegde rechter
als gedaagde daarop tijdig een beroep doet. Wederpartij moet aanvoeren
dat rechter niet relatief bevoegd is, indien je dit niet doet voordat je je
inhoudelijke verweer naar voren brengt vervalt je recht om dit aan te
voeren.
In beginsel dus geen ambtshalve toetsing door de rechter van relatieve
bevoegdheid
Art. 110 lid 1 2e zin Rv ziet op een aantal art. 93 procedures waarbij de
rechter ambtshalve beoordeelt of hij relatief bevoegd is.
- Vordering ten hoogste € 25.000
- Arbeidszaken
- Consumentenkoop (art. 101 Rv)
- Huur (art. 103 2e zin Rv)
Stel X vordert tot ontbinding, maar X heeft Z niet in gebreke
gesteld, mag de rechter de vordering tot ontbinding toewijzen?
De rechter moet binnen de grenzen van rechtsstrijd blijven zoals die door
partijen zijn getrokken. Partijen bepalen hoe zij hun vordering of verweer
feitelijk onderbouwen, zie artt. 23-24 Rv. Art. 24 lid 2 Rv is nieuw ->
binnen deze grenzen mag de rechter ambtshalve met partijen de
grondslag van hun vordering/verzoek/verweer bespreken. Aan de hand van
de stellingen van partijen en het ingebrachte bewijs mag de rechter
vragen stellen. Echter: een rechter mag een partij niet aan een verweer
helpen of het partijdebat een andere kant op sturen.
à Artikel 24 en 25 zijn een weergave van de partijautonomie.
Welk gerecht is absoluut bevoegd?
à Om welk soort gerecht gaat het?
1. Rechtbank, zie art. 42 RO
2. Hof, zie art. 60 RO
3. Hoge Raad, zie artt. 78-80 RO
- NB: wel of niet behandeling door kantonrechter is geen vraag van
absolute bevoegdheid, het gaat over interne verdeling binnen de
rechtbank
- Het is bijna altijd bij de rechtbank tenzij Ondernemingskamer art. 66
RO of prorogatie art. 62 RO/art. 329-331 Rv: een zaak direct bij het
Gerechtshof voorleggen
- Als de rechter voor deze zaak niet absoluut bevoegd is, kijk dan naar
art.72 en 73 Rv. De rechter verklaart zichzelf in dit geval van
ambtshalve (= uit zichzelf) onbevoegd en verwijst de zaak door naar
het goede gerecht. 74 lid 3 -> verwijst hof naar rb dan is rb aan
verwijzing verbonden, andersom niet.
Welke kamer is bevoegd?
à Verwijst naar onderverdeling binnen rechtbank: kamer voor
kantonzaken of andere zaken dan kantonzaken
Relevante artikelen: 93 – 98 RV, 48 e.v. RO
- Burgerlijke zaken worden behandeld door de Kamer voor kantonzaken
(art. 47 RO) of Kamer voor andere zaken dan kantonzaken (= civiele
kamer, art. 71 lid 1 Rv)
- Art. 93 sub a/b zijn waardevorderingen, c ziet op aardvordering (zoals
arbeidsovereenkomst en consumentenkoop), waarbij de waarde dan
ook niet van belang is en d bijvoorbeeld op een pachtzaak 9 art. 48 RO
-> koppel nooit A en C!
- Elke arbeidsprocedure is een kantonprocedure, ongeacht de hoogte!
* NB: art 93 Rv geldt alleen voor dagvaardingsprocedures
Verzoekschriftprocedure toepasselijke wettelijke bepaling is leidend
bijvoorbeeld: art. 1:378 BW (curatele)
Zaak wordt aangebracht voor de verkeerde kamer?
Binnen de rechtbank bij verkeerde Kamer dan volgt verwijzing op grond
van artikel 71 (/73) Rv.
- Op verlangen van één van partijen of
- Ambtshalve (rechter moet dit dus ook zelf toetsen) zie lid 1 en 2
o Hogere rechter mag verwijzing toetste, lagere niet art. 74 lid 3 Rv.
o Deze bepalingen gelden zowel voor de dagvaarding als de
verzoekschriftprocedure.
o Art 71 wordt gebruikt als een zaak van een kamer voor kantonzaken
naar een kamer voor niet kantonzaken moet worden verwezen of
andersom.
, o Rechtbank verklaart zich dus niet onbevoegd (verschil met 72 R),
slechts verwijzing
o Tegen interne verwijzing staat geen voorzien open, 71(5) Rv
Welk gerecht is relatief bevoegd?
à Waar ga je naartoe, oftewel welke plaats?
Dagvaardingsprocedure -> artt. 99-110 Rv
Hoofdregel in art.99 lid 1 Rv: de rechter oordeelt over het conflict in de
woonplaats van de gedaagde.
- Arbeidsovereenkomst? -> art. 100 Rv -> mag ook naar rechtbank
waar de arbeid wordt verricht.
- Huurgeschil? -> 103 Rv -> uitsluitend rechtbank plaats gehuurde.
*let op terminologie: mede bevoegd? Dan alternatieve
bevoegdheid.Uitsluitend bevoegd? Dan exclusieve bevoegdheid.
Wat als de rechtbank niet relatief bevoegd is?
Hoofdregel in art. 110 lid 1/2 RV: rechtbank zal zich alleen relatief
onbevoegd verklaren en de zaak verwijzen naar de wel bevoegde rechter
als gedaagde daarop tijdig een beroep doet. Wederpartij moet aanvoeren
dat rechter niet relatief bevoegd is, indien je dit niet doet voordat je je
inhoudelijke verweer naar voren brengt vervalt je recht om dit aan te
voeren.
In beginsel dus geen ambtshalve toetsing door de rechter van relatieve
bevoegdheid
Art. 110 lid 1 2e zin Rv ziet op een aantal art. 93 procedures waarbij de
rechter ambtshalve beoordeelt of hij relatief bevoegd is.
- Vordering ten hoogste € 25.000
- Arbeidszaken
- Consumentenkoop (art. 101 Rv)
- Huur (art. 103 2e zin Rv)
Stel X vordert tot ontbinding, maar X heeft Z niet in gebreke
gesteld, mag de rechter de vordering tot ontbinding toewijzen?
De rechter moet binnen de grenzen van rechtsstrijd blijven zoals die door
partijen zijn getrokken. Partijen bepalen hoe zij hun vordering of verweer
feitelijk onderbouwen, zie artt. 23-24 Rv. Art. 24 lid 2 Rv is nieuw ->
binnen deze grenzen mag de rechter ambtshalve met partijen de
grondslag van hun vordering/verzoek/verweer bespreken. Aan de hand van
de stellingen van partijen en het ingebrachte bewijs mag de rechter
vragen stellen. Echter: een rechter mag een partij niet aan een verweer
helpen of het partijdebat een andere kant op sturen.
à Artikel 24 en 25 zijn een weergave van de partijautonomie.