Hoorcollege
Geld staat links. Rechts is hoe het is gefinancierd. Eigen vermogen en schuld (vreemd
vermogen) hebben niets met geld te maken.
Eigen vermogen: bestaat uit kapitaal en reserves.
Vreemd vermogen: bestaat uit voorzieningen en schulden.
Vaste activa: gaan langer dan een jaar mee.
Vlottende activa: gaan korter dan een jaar mee.
Stijging van bezittingen heeft winst tot gevolg. Winst- en verliesrekening is een specificatie
van de winst die op de balans staat. Winst is dus een financieringsbron, doordat je winst
maakt heb je meer bezittingen als daarvoor.
Investeren doe je met geld, is dus anders dan reserveren. Met winst kun je dividend uitkeren
in geld. Hiermee daalt je bank en gaat je winst naar beneden. Winst heb je aan je
aandeelhouders gegeven, dus geld. Want winst kun je niet uitkeren, geld wel. Ten laste van
de post winst keer je geld uit als dividend. Doordat je winst hebt (je ontvangt meer geld voor
een verkoop bv dan je er ooit voor hebt neergelegd, dus links gaan de bezittingen omhoog
en rechts gaat de post winst omhoog) kun je ook besluiten dat geld niet uit te keren maar te
investeren in bv machines. Als een machine kapot gaat daalt links de post vaste activa en
gaat de winst rechts naar beneden. Een verlies kun je niet uitkeren aan de aandeelhouders,
dus verreken je dat met de overige reserves.
Ieder jaar neem je in de AvA (algemene vergadering van aandeelhouders) besluit wat te
doen met de winst:
1. Uitkeren aan aandeelhouders, onverdeelde winst naar beneden en bank links naar
beneden.
2. Post overige reserves vormen, onverdeelde winst ook naar beneden maar rechts nu
+ bij overige reserves.
1
,Kapitaal: wat je in eerste instantie hebt ingebracht. Wat je zelf inbrengt (bij een bv dan).
Gaat naar beneden bij bv terugkopen aandelen van aandeelhouders.
Reserves: niet uitgekeerde winsten. Is een bron van financieren. Onverdeelde winst gaat
naar beneden, post overige reserves gaat omhoog. Met reserves kun je ook uitkeren aan
aandeelhouders, dan gaat de post reserves (rechts) omlaag en ook de post bank (links). Bij
reserves is er altijd iets van een financieringsbron.
Onverdeelde winst: winst waarvan nog niet bepaald is wat je ermee doet. Eerste
mogelijkheid is uitkeren aan aandeelhouders, dan is onverdeelde winst weg, want die is dan
verdeeld, besloten wat je ermee gaat doen. Tweede mogelijkheid is niet uitkeren, dan gaat
het als de post overige reserves op de balans staan.
Geld kun je uitkeren ten laste van de onverdeelde winst of reserves. Je kunt in het begin
onverdeelde winst niet uitgeven, dus opslaan in de reserves, en later alsnog uitkeren. Als je
geld niet uitkeert wordt het een reserve, en als je dan wel uitkeert is het niet meer ten laste
van de onverdeelde winst maar ten laste van de reserve.
Bezit: eigen vermogen + vreemd vermogen. Bezit is gelijk aan de financiering, kunt nooit
meer bezit hebben dan eigen en vreemd vermogen bij elkaar. Als je meer bezit hebt dan
eigen en vreemd vermogen is dit zwart geld.
Eigen vermogen: bezit - vreemd vermogen
Balans: een momentopname. De balans kan op elke gewenste datum worden opgemaakt.
Eigen vermogen is ‘sluitpost’ (saldo van bezittingen en vreemd vermogen).
Mutaties eigen vermogen:
- Winst
- Inbreng / storting
- Onttrekking / dividend
- Soms: overige rechtstreekse mutaties (bv herwaardering)
Toe- of afname in het eigen vermogen is het gevolg van het maken van winst of door er zelf
meer in te stoppen of er wat uit te halen.
Herwaarderingsreserve: andere manier waarop het eigen vermogen kan wijzigen.
Vermogensvergelijking: manier hoe vroeger de winst werd bepaald.
Begin eigen vermogen
Mutaties:
- resultaat + of -/- (de winst kun je uitrekenen door te kijken naar begin en eind ev, en
hoeveel is gestort of onttrokken, dan hou je een getal over)
- stortingen +
- onttrekkingen -/- —> fiscus gaat kijken of dit in verhouding staat met hoe men leeft. Meer
onttrekkingen betekent namelijk een hogere winst. Bij een bv is dividend bv een onttrekking.
——————————
Eind eigen vermogen
Fiscale vermogensvergelijking
Eind eigen vermogen
Begin eigen vermogen -/-
2
,————————————
Vermogensverschil = in principe winst, maar als je zelf erin hebt gestopt is dat geen winst,
hoef je geen belasting te betalen, en als je eruit hebt gehaald moet je dat erbij optellen.
Stortingen -/-
Onttrekkingen +
—————————
Resultaat (winst of verlies)
Nadelen vermogensvergelijking:
- Geen inzicht in oorzaken van resultaat, je weet niet waardoor je winst hebt.
- Tussentijds inzicht is bewerkelijk. Tussentijds weet je niet wat de winst is. Kan wel,
maar inventarisatieproces kost veel werk.
- Wat is er bewerkelijk aan?
- De stortingen en onttrekkingen houd je apart bij
- Het begin eigen vermogen weet je nog van de vorige keer
- Het eind eigen vermogen weet je echter niet
- Hoe kom je aan het eind eigen vermogen?
- Je moet elke keer een eindbalans opstellen.
- Dus: inventariseer al je activa (linkerkant).
- Breng al je vreemd vermogen in kaart.
- Al je bezittingen minus het vreemd vermogen = het eind eigen vermogen. Veel werk
dus!
Winst- en verliesrekening: een alternatieve manier voor de vermogensvergelijking, hier zet je
de kosten en opbrengsten neer. Winst en verliesrekening meestal onder elkaar (STAFFEL):
Opbrengsten
Kosten -/-
———————
Resultaat
(Winst of verlies)
Winst- en Verliesrekening: resultatenrekening. Geeft aan wat er gedurende een periode
(tussen twee opeenvolgende balansdata) nu eigenlijk verdiend is. Het geeft aan wat het
resultaat was gedurende de periode. Waardoor de onderneming ‘rijker’ of armer’ is
geworden. Het is een specificatie van de mutatie in het eigen vermogen – een soort
‘hulprekening’’. Specificatie van de winst. Belangrijk of je wilt blijven investeren, maar
boekhoudkundig niets meer dan een hulprekening.
Winst: ontvangsten -/- uitgaven of opbrengsten -/- kosten.
Ontvangsten zijn niet gelijk aan opbrengsten
Voorbeelden:
3
, - Lening van een bank —> je krijgt wel geld binnen, maar je wordt niet rijker, dat kan
alleen door winst (rechts). Als je geld leent gaat je bank (links) omhoog en je lening
(rechts) omhoog. Je hebt meer geld op de bank, maar daar tegenover staat een
schuld. Rijker worden definieer je aan de hand van winst, niet van cash. Dus niet van
elke ontvangst word je rijker, daarvoor moet de ontvangst een opbrengst zijn.
Daarom onderscheid opbrengst en ontvangst.
- Storting van kapitaal
- Betaling door een debiteur
Opbrengsten zijn niet gelijk aan ontvangsten
Voorbeeld:
- Verkoop op rekening —> voorraad gaat weg, maar debiteuren (vorderingen) gaan
omhoog want je wordt niet betaald, en je bent rijker geworden, terwijl geen geld is
binnengekomen. Door winst word je rijker of armer, geld is niet het prestatiemiddel.
Prestatie en ontvangst kunnen in andere jaren vallen, maar gaat om jaar van prestatie voor
de winst. Nog niet rijker op moment van het sluiten van een overeenkomst. Juriste gezien
rijker op moment deal gesloten, accountants vinden dat te onzeker en manipulatief want kan
wellicht ontbonden worden. Winst mag je pas nemen als je aan jouw kant van de
prestatie/aan jouw verplichting hebt voldaan, dus bv als je hebt geleverd bij verkoop. Want je
mag je niet te snel rijk rekenen (voorzichtigheidsbeginsel). Nog voorzichtiger als je wacht
totdat je het geld daadwerkelijk hebt, maar dat hoeft niet. Fiscaal mag dit sowieso niet, bijna
nooit geaccepteerd, bedrijfseconomisch zou je ervoor kunnen kiezen. Winst neem je dus
pas na levering.
Uitgaven zijn niet gelijk aan kosten
Voorbeelden:
- Terugbetaling banklening —> als je een lening aflost raak je geld kwijt, maar word je
niet armer.
- Dividendbetaling
- Betaling van een crediteur
Kosten zijn niet gelijk aan uitgaven
Voorbeelden:
- Afschrijvingen
- Vormen voorziening
Twee methodes bij dingen kopen:
1. Geld uitgeven, armer worden en niets voor terugkrijgen. Niet activeren, geen kosten
nemen. Iets dat snel verbruikt wordt, geen bedrijfsmiddel is, activeer je niet. Je kijkt
naar het bedrag en hoe lang het meegaat (max 1 jaar), daarvoor gebruik je methode
1.
2. Geld uitgeven, armer worden en er wel wat voor terugkrijgen. Bij dit laatste ga je het
op de balans zetten, dus activeren (kosten nemen). Als je iets koopt wat langer
meegaat (bv een machine), word je niet meteen armer. Kosten moeten dan worden
verdeeld, dus moet je afschrijven. Ook al gaat iets langer mee, toch kiezen we voor
methode 1. Het deel wat je activeert ga je afschrijven/verdelen.
Methode 1 is fiscaal voordeliger. Economisch gezien is methode 1 beter omdat
ondernemers liever morgen dan vandaag belasting betalen. Bij methode 1 heb je nu meer
kosten en dus minder winst, maar die winst is later weer meer. De belasting hoef je dan later
4