Anatomie & fysiologie: H6 spijsvertering
6.1 Voeding
Spijsvertering heeft 2 zaken:
1. Voedingsstoffen
2. Spijsverteringskanaal
Spijsvertering = voedingsmiddelen zodanig verkleinen dat ze via de darmwand in de
circulatie opgenomen kunnen worden, en de uitscheiding van de onverteerbare
voedingsresten.
Voedingsmiddel = de benaming voor producten waarin voedingsstoffen voorkomen.
Voedingsstoffen: moeten afgebroken worden voordat ze worden opgenomen in de
circulatie!
- Eiwitten;
- Vetten;
- Koolhydraten;
- Vitaminen;
- Mineralen;
- Water.
Voedingsstoffen hebben 3 functies:
- Bouwstof de belangrijkste bouwstoffen zijn water, eiwitten en mineralen. Deze
zijn belangrijk tijdens de groei. Voor aanmaak van nieuwe cellen ben je water en
eiwitten nodig. Voor de ontwikkeling en het in stand houden van de botten zijn
mineralen (calcium=kalk) nodig.
Bouwstoffen zijn ook nodig voor vervanging van afgestorven cellen.
Ons lichaam bestaat voor 60% uit water.
- Brandstof (energieleverende stof) energieleverende stoffen zijn vetten,
koolhydraten en soms ook eiwitten. Een cel haalt energie uit brandstof.
- Beschermende stof een groot aantal stoffen die in kleine hoeveelheden
opgenomen moeten worden omdat ze onmisbaar zijn voor het leven. Het zijn
vitaminen en mineralen. Ze bieden ons lichaam bescherming.
We hebben niet alle voedingsstoffen evenveel nodig. De benodigde hoeveelheid wordt
bepaald door geslacht, leeftijd, gewicht, gezondheid en het dagelijks werk. Tijdens groei,
bij herstel en tijdens zwangerschap is de behoefte verhoogd.
Reserves die het lichaam kan maken: van vet (onder de huid en rondom enkele organen),
koolhydraten en sommige mineralen en vitaminen.
, 6.3 Voedingsstoffen
Koolhydraten: meest nodige voedingsstof
- Brandstof
- Opgeslagen in spieren en lever (lever ook voor vitaminen).
- Ze worden in de mond (in het speeksel) al kleiner gemaakt. Dit enzym heet amylasen
(zetmeel)
- 3 groepen koolhydraten:
1. Enkelvoudige suikers (monosachariden): glucose, fructose, galactose hoeven
niet meer verteerd te worden omdat ze klein genoeg zijn. In de dunne darm
worden deze suikers in het bloed opgenomen in de poortader.
2. Tweevoudige suikers (disacchariden): maltose, sacharose, lactose hoeven
maar 1 keer gesplitst te worden. Worden in de dunne darm verteerd tot
enkelvoudige suikers.
3. Meervoudige suikers (polysacchariden): zetmeel, cellulose, glycogeen zijn
meer bewerkingen nodig om uiteindelijk glucose over te houden.
Vertering koolhydraten: Begint in de mond met de vertering van zetmeel door het enzym
amylase. Dit wordt afgebroken tot maltose. In de maag werkt de amylase niet meer. In de
dunne darm kan het zetmeel, dat nog niet verteerd is weer worden gesplitst door amylase
dit komt van de pancreassap.
Mineralen:
- Mineralen zijn calcium(melkproducten), ijzer(vlees), natrium(keukenzout), kalium
(in de meeste voedingsmiddelen), fluor(thee en vis), jodium (brood, zeevis)
- Een aantal mineralen krijgen we binnen via zouten.
- Bouwstof
- Regulerende stof
- Opgeslagen in botten (kalk).
Eiwitten (proteïne): opgebouwd uit aminozuren
- Worden gesplitst door proteïnasen
- Splitsing begint in de maag
- Plantaardige en dierlijke eiwitten
- Bouwstof
- Energieleverende stof
- Eiwitten kan je niet opslaan
- Weinig eiwitten? Slechte weerstand en erg zwak
Vertering eiwitten: Door proteïnasen. Bevinden zich in maagsap (pepsine), pancreassap
(trypsine) en darmsap (erepsine). Alleen de aminozuren worden opgenomen in het bloed.
Via de poortader worden aminozuren vervoerd naar de lever.
Water:
- Oplosmiddel
- Transportmiddel
- Bouwstof voor cellen
- Koelvloeistof bij langdurige inspanningen, door transpiratie en ademhaling.
- Wanneer de vochtbalans uit evenwicht heeft dit ernstige gevolgen voor de
lichaamsfuncties. De bloeddruk kan dalen. De nieren zullen minder urine produceren.
6.1 Voeding
Spijsvertering heeft 2 zaken:
1. Voedingsstoffen
2. Spijsverteringskanaal
Spijsvertering = voedingsmiddelen zodanig verkleinen dat ze via de darmwand in de
circulatie opgenomen kunnen worden, en de uitscheiding van de onverteerbare
voedingsresten.
Voedingsmiddel = de benaming voor producten waarin voedingsstoffen voorkomen.
Voedingsstoffen: moeten afgebroken worden voordat ze worden opgenomen in de
circulatie!
- Eiwitten;
- Vetten;
- Koolhydraten;
- Vitaminen;
- Mineralen;
- Water.
Voedingsstoffen hebben 3 functies:
- Bouwstof de belangrijkste bouwstoffen zijn water, eiwitten en mineralen. Deze
zijn belangrijk tijdens de groei. Voor aanmaak van nieuwe cellen ben je water en
eiwitten nodig. Voor de ontwikkeling en het in stand houden van de botten zijn
mineralen (calcium=kalk) nodig.
Bouwstoffen zijn ook nodig voor vervanging van afgestorven cellen.
Ons lichaam bestaat voor 60% uit water.
- Brandstof (energieleverende stof) energieleverende stoffen zijn vetten,
koolhydraten en soms ook eiwitten. Een cel haalt energie uit brandstof.
- Beschermende stof een groot aantal stoffen die in kleine hoeveelheden
opgenomen moeten worden omdat ze onmisbaar zijn voor het leven. Het zijn
vitaminen en mineralen. Ze bieden ons lichaam bescherming.
We hebben niet alle voedingsstoffen evenveel nodig. De benodigde hoeveelheid wordt
bepaald door geslacht, leeftijd, gewicht, gezondheid en het dagelijks werk. Tijdens groei,
bij herstel en tijdens zwangerschap is de behoefte verhoogd.
Reserves die het lichaam kan maken: van vet (onder de huid en rondom enkele organen),
koolhydraten en sommige mineralen en vitaminen.
, 6.3 Voedingsstoffen
Koolhydraten: meest nodige voedingsstof
- Brandstof
- Opgeslagen in spieren en lever (lever ook voor vitaminen).
- Ze worden in de mond (in het speeksel) al kleiner gemaakt. Dit enzym heet amylasen
(zetmeel)
- 3 groepen koolhydraten:
1. Enkelvoudige suikers (monosachariden): glucose, fructose, galactose hoeven
niet meer verteerd te worden omdat ze klein genoeg zijn. In de dunne darm
worden deze suikers in het bloed opgenomen in de poortader.
2. Tweevoudige suikers (disacchariden): maltose, sacharose, lactose hoeven
maar 1 keer gesplitst te worden. Worden in de dunne darm verteerd tot
enkelvoudige suikers.
3. Meervoudige suikers (polysacchariden): zetmeel, cellulose, glycogeen zijn
meer bewerkingen nodig om uiteindelijk glucose over te houden.
Vertering koolhydraten: Begint in de mond met de vertering van zetmeel door het enzym
amylase. Dit wordt afgebroken tot maltose. In de maag werkt de amylase niet meer. In de
dunne darm kan het zetmeel, dat nog niet verteerd is weer worden gesplitst door amylase
dit komt van de pancreassap.
Mineralen:
- Mineralen zijn calcium(melkproducten), ijzer(vlees), natrium(keukenzout), kalium
(in de meeste voedingsmiddelen), fluor(thee en vis), jodium (brood, zeevis)
- Een aantal mineralen krijgen we binnen via zouten.
- Bouwstof
- Regulerende stof
- Opgeslagen in botten (kalk).
Eiwitten (proteïne): opgebouwd uit aminozuren
- Worden gesplitst door proteïnasen
- Splitsing begint in de maag
- Plantaardige en dierlijke eiwitten
- Bouwstof
- Energieleverende stof
- Eiwitten kan je niet opslaan
- Weinig eiwitten? Slechte weerstand en erg zwak
Vertering eiwitten: Door proteïnasen. Bevinden zich in maagsap (pepsine), pancreassap
(trypsine) en darmsap (erepsine). Alleen de aminozuren worden opgenomen in het bloed.
Via de poortader worden aminozuren vervoerd naar de lever.
Water:
- Oplosmiddel
- Transportmiddel
- Bouwstof voor cellen
- Koelvloeistof bij langdurige inspanningen, door transpiratie en ademhaling.
- Wanneer de vochtbalans uit evenwicht heeft dit ernstige gevolgen voor de
lichaamsfuncties. De bloeddruk kan dalen. De nieren zullen minder urine produceren.