Methodische kaders
Hoofdstuk 5: De cognitief-gedragsmatige benadering
5.1 Inleiding
De cognitief-gedragsmatige beandering komt voort uit het behaviorisme en de cognitieve
psychologie.
5.2 Behaviorisme
De mens is een black box; je kunt alleen de buitenkant waarnemen, maar je kunt er niet in
kijken.
Volgens de behavioristen komen mensen op de wereld als een tabula rasa: een
onbeschreven blad. Hoe een mens zich ontwikkelt, wordt bepaald door factoren uit de
omgeving. op het blad kan alles nog worden ingevuld. Dat gebeurt door de ervaringen die
mensen opdoen.
Leertheorieën
- Gewenningsleren: je went aan een prikkel en reageert daar niet op, omdat je het
geen waarde toekent.
● Habitueren: de prikkel negeren
● Sensitiseren: de reactie op de prikkel wordt vergroot
- Associatieleren: vorm van leren die er op gericht is om de situatie of omgeving te
kunnen voorspellen en controleren(=conditioneren).
● Klassieke conditionering: aanleren van gedrag door gewoontevorming
➔ Watson noemde dat stimulussubstitutie= een bepaalde reactie wordt
uitgelokt door een stimulus. Wanneer je echter deze stimulus telkens
tegelijkertijd met een andere stimulus aanbiedt, wordt dezelfde reactie
uiteindelijk uitgelokt door de vervangende stimulus.
➔ Generaliseren= de uitbreiding van een aangeleerde respons naar
stimuli die lijken op de geconditioneerde stimulus.
➔ Discrimineren= het leren van een nieuwe respons op een specifieke
stimulus, maar niet op andere daarop gelijkende stimuli.
● Operante conditionering:de kans op een respons verandert door de gevolgen
ervan, oftewel de stimuli die op de respons volgen. Het gedrag dat wordt
gevolgd door een consequentie wordt operante respons genoemd.
➔ Trial-and-error= door middel van uitproberenen leren van fouten een
oplossing vinden voor een probleem.
➔ Wet van effect= reacties die de gewenste resultaten produceren,
worden geleerd, oftewel dat leren wordt geleid door het effect dat
bepaald gedrag heeft.
➔
, Prettige Niet-prettige
consequentie consequentie
Toedienen Positieve beloning Positieve straf
Wegnemen Negatieve straf Negatieve beloning
Uitblijven Negeren en uitdoven Confrontatie en
uitdoven
➔ Maatwerk: je moet nagaan wat de stimulus, respons en de
consequentie is voor de cliënt in deze situatie. Ten slotte werken
straffen en beloningen alleen goed wanneer je rekening houdt met de
directheid en de frequentie van de consequentie.
➔ Nadelen van straffen:
→ Je leert je cliënt vooral wat niet goed is, maar niet wat wel
goed is.
→ De cliënt zal proberen het ongewenste gedrag te
vermijden, daar waar het gestraft wordt.
→ Negatieve consequentie moet groter zijn dan de positieve
consequentie.
- Sociaal leren: het observeren en imiteren van anderen
● Model-leren: leren door te imiteren
● Als je iemand iets wilt leren, werkt dit alleen maar als je het zelf ook laat zien.
5.3 De cognitieve benadering
Informatieverwerking
Cognities zijn de kennis die door het verstand en de waarneming wordt verworven. We
bewerken de informatie die we krijgen in onze hersenen, brengen structuur aan en kennen
betekenissen toe.
➔ Doordat de informatieverwerking grotendeels automatisch plaatsvindt, heb je de
mogelijkheid om meerdere dingen tegelijk te doen, in dit geval een gesprek voeren.
Schema’s= innerlijke weergave van een object of situatie.
We bewerken de informatie van onze waarneming. We selecteren informatie die we
interessant vinden en kennen er betekenis aan.
➔ Er is een wisselwerking tussen de waarneming en cognitieve schema’s
Door middel van assimilatie zullen je hersenen nieuwe waarnemingsgegevens veelal
inpassen in vooraf bestaande schema’s. Soms wordt de informatie vervormd waardoor het
alsnog in het schema past.
Bij accommodatie pas je het schema aan zodat de nieuwe informatie er in past.
➔ Je past je schema’s dus regelmatig aan aan nieuwe waarnemingen. Maar je
schema’s zorgen er ook voor dat je vooral waarneemt wat er binnen je schema’s
past.
Actuele omstandigheden kunnen beïnvloeden welk schema wordt geactiveerd:
● Donker of licht
● Stemming
Hoofdstuk 5: De cognitief-gedragsmatige benadering
5.1 Inleiding
De cognitief-gedragsmatige beandering komt voort uit het behaviorisme en de cognitieve
psychologie.
5.2 Behaviorisme
De mens is een black box; je kunt alleen de buitenkant waarnemen, maar je kunt er niet in
kijken.
Volgens de behavioristen komen mensen op de wereld als een tabula rasa: een
onbeschreven blad. Hoe een mens zich ontwikkelt, wordt bepaald door factoren uit de
omgeving. op het blad kan alles nog worden ingevuld. Dat gebeurt door de ervaringen die
mensen opdoen.
Leertheorieën
- Gewenningsleren: je went aan een prikkel en reageert daar niet op, omdat je het
geen waarde toekent.
● Habitueren: de prikkel negeren
● Sensitiseren: de reactie op de prikkel wordt vergroot
- Associatieleren: vorm van leren die er op gericht is om de situatie of omgeving te
kunnen voorspellen en controleren(=conditioneren).
● Klassieke conditionering: aanleren van gedrag door gewoontevorming
➔ Watson noemde dat stimulussubstitutie= een bepaalde reactie wordt
uitgelokt door een stimulus. Wanneer je echter deze stimulus telkens
tegelijkertijd met een andere stimulus aanbiedt, wordt dezelfde reactie
uiteindelijk uitgelokt door de vervangende stimulus.
➔ Generaliseren= de uitbreiding van een aangeleerde respons naar
stimuli die lijken op de geconditioneerde stimulus.
➔ Discrimineren= het leren van een nieuwe respons op een specifieke
stimulus, maar niet op andere daarop gelijkende stimuli.
● Operante conditionering:de kans op een respons verandert door de gevolgen
ervan, oftewel de stimuli die op de respons volgen. Het gedrag dat wordt
gevolgd door een consequentie wordt operante respons genoemd.
➔ Trial-and-error= door middel van uitproberenen leren van fouten een
oplossing vinden voor een probleem.
➔ Wet van effect= reacties die de gewenste resultaten produceren,
worden geleerd, oftewel dat leren wordt geleid door het effect dat
bepaald gedrag heeft.
➔
, Prettige Niet-prettige
consequentie consequentie
Toedienen Positieve beloning Positieve straf
Wegnemen Negatieve straf Negatieve beloning
Uitblijven Negeren en uitdoven Confrontatie en
uitdoven
➔ Maatwerk: je moet nagaan wat de stimulus, respons en de
consequentie is voor de cliënt in deze situatie. Ten slotte werken
straffen en beloningen alleen goed wanneer je rekening houdt met de
directheid en de frequentie van de consequentie.
➔ Nadelen van straffen:
→ Je leert je cliënt vooral wat niet goed is, maar niet wat wel
goed is.
→ De cliënt zal proberen het ongewenste gedrag te
vermijden, daar waar het gestraft wordt.
→ Negatieve consequentie moet groter zijn dan de positieve
consequentie.
- Sociaal leren: het observeren en imiteren van anderen
● Model-leren: leren door te imiteren
● Als je iemand iets wilt leren, werkt dit alleen maar als je het zelf ook laat zien.
5.3 De cognitieve benadering
Informatieverwerking
Cognities zijn de kennis die door het verstand en de waarneming wordt verworven. We
bewerken de informatie die we krijgen in onze hersenen, brengen structuur aan en kennen
betekenissen toe.
➔ Doordat de informatieverwerking grotendeels automatisch plaatsvindt, heb je de
mogelijkheid om meerdere dingen tegelijk te doen, in dit geval een gesprek voeren.
Schema’s= innerlijke weergave van een object of situatie.
We bewerken de informatie van onze waarneming. We selecteren informatie die we
interessant vinden en kennen er betekenis aan.
➔ Er is een wisselwerking tussen de waarneming en cognitieve schema’s
Door middel van assimilatie zullen je hersenen nieuwe waarnemingsgegevens veelal
inpassen in vooraf bestaande schema’s. Soms wordt de informatie vervormd waardoor het
alsnog in het schema past.
Bij accommodatie pas je het schema aan zodat de nieuwe informatie er in past.
➔ Je past je schema’s dus regelmatig aan aan nieuwe waarnemingen. Maar je
schema’s zorgen er ook voor dat je vooral waarneemt wat er binnen je schema’s
past.
Actuele omstandigheden kunnen beïnvloeden welk schema wordt geactiveerd:
● Donker of licht
● Stemming