HOOFDSTUK 1: ARMOEDE EN
ONGELIJKHEID
DEFINITIE VAN ARMOEDE
HET VLAAMSE ACTIEPLAN ARMOEDEBESTRIJDING:
We beschouwen armoede als een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere
gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt mensen in armoede van de algemeen
aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Tussen het leven van mensen in armoede en mensen
zonder armoede-ervaring bestaat er dus een moeilijk overbrugbare kloof, die zich manifesteert op
verschillende vlakken: structurele participatie, vaardigheden, kennis, gevoel en krachten van de
mensen.
UIT VERSCHILLENDE DEFINITIES VAN ARMOEDE KOMT HET VOLGENDE:
Armoede is een relatief, gradueel en meerdimensionaal begrip en bijgevolg moeilijk te omschrijven
RELATIEF = we noemen een gezin arm in vergelijking met de gemiddelde levensstandaard
GRADUEEL = arm zijn gedurende een korte periode is minder erg dan arm zijn gedurende een
langere periode
MEERDIMENSIONAAL = het gaat om meer dan enkel financieel, vb. ook sociaal-relationele
armoede, cognitieve armoede, fysiek-lichamelijke armoede….
AROPE
Het Belgisch statistiekbureau Statbel publiceert jaarlijks cijfers over armoede en baseert zich hiervoor
op een enquête over de inkomens en levensomstandigheden: DE EU-SILC
In deze statistieken staat dat personen die zich in één van de volgende situaties bevinden leven met
een risico op armoede of sociale uitsluiting
( AROPE = Art Risk Of Poverty and Social Exclusion )
1. PERSONEN MET EEN MONETAIR (= FINANCIEEL) ARMOEDERISICO (AROP)
= personen die een beschikbaar inkomen hebben dat lager ligt dan de armoededrempel
Armoededrempel = een bepaald bedrag waarmee men het inkomen gaat vergelijken om te
besluiten of iemand al dan niet in armoede leeft
2. PERSONEN MET EEN HUISHOUDEN MET EEN LAGE WERKINTENSITEIT (LWI)
= als de gezinsleden op beroepsactieve leeftijd de voorbije maanden minder dan 20% van hun
potentieel hebben gewerkt
werkintensiteit = de verhouding van het totale aantal maanden dat alle leden van het
huishouden in de werkende leeftijd hebben gewerkt tijdens het inkomensreferentiejaar en het
totale aantal maanden dat dezelfde leden van het huishouden theoretisch in dezelfde periode
zouden kunnen gewerkt hebben
3. PERSONEN MET EEN ERNSTIGE MATERIËLE EN SOCIALE DEPRIVATIE (SMSD)
, = mensen die onvoldoende financiële draagkracht hebben voor het aanschaffen van goederen,
diensten of activiteiten die worden gezien als noodzakelijk of wenselijk voor een aanvaardbare
levensstandaard
Er zijn 13 uitgaven die te maken hebben met essentiële aspecten van het dagelijks leven
wanneer iemand onvoldoende financiële middelen heeft voor 7 van de 13 aspecten is er
ernstige materiële en sociale deprivatie
wanneer iemand onvoldoende financiële middelen heeft voor 5 van de 13 aspecten is er
materiële en sociale deprivatie (MSD)
DE ARMOEDEDREMPEL
Onvoldoende inkomen kan op 2 manieren worden benaderd:
1. ABSOLUTE ARMOEDENORM
Dit gaat over een vast bedrag (= minimuminkomen/inkomensvloer). Alle gezinnen met een inkomen
lager dan dit minimuminkomen worden aanzien als levend in armoede.
2. RELATIEVE EUROPESE ARMOEDENORM
= 60% van het mediaan equivalent gezinsinkomen
Mediaaninkomen = het inkomen dat in het midden van de verdeling ligt als men alle inkomens
rangschikt van laag naar hoog
Equivalent = er wordt rekening gehouden met de gezinssamenstelling
HET LEEFLOON
Wie in België onvoldoende inkomen heeft om een menswaardig leven te leiden heeft – onder bepaalde
omstandigheden – recht op een leefloon.
De hoogte van de leeflonen in België is afhankelijk van de gezinstoestand waarin iemand zit.
Er worden 3 categorieën onderscheiden:
1. SAMENWONENDE
= als je samenwoont met een meerderjarige persoon
je woont met iemand samen als je onder hetzelfde dak woont en een gemeenschappelijk huishouden
regelt
2. ALLEENSTAANDE
= als je alleen woont
3. SAMENWONENDE MET GEZINSLAST
, = als je samenwoont met een minderjarige dat je ten laste hebt
als je een partner hebt geldt dit bedrag voor jullie beide (partner moet ook aan de voorwaarden
voldoen)
MATERIËLE EN SOCIALE DEPRIVATIE
De mate van materiële en sociale deprivatie is een indicator die het onvermogen uitdrukt om sommige
items die door de meeste mensen worden beschouwd als wenselijk of zelfs noodzakelijk om een
adequaat leven te leiden te veroorloven
De EU-SILC geeft 13 indicatoren:
DE FINANCIËLE ONMOGELIJKHEID VAN HUISHOUDENS OM:
1. Rekeningen op tijd te betalen
2. Een week vakantie per jaar buitenshuis te nemen
3. Minstens om de 2 dagen vlees, kip, vis of een vegetarisch alternatief te eten
4. Een onverwachte uitgave te doen
5. Zich een eigen wagen te veroorloven
6. Het huis voldoende te verwarmen
7. Beschadigde of versleten meubels te vervangen
DE INDIVIDUELE FINANCIËLE ONMOGELIJKHEID OM:
1. Versleten kledij te vervangen door nieuwe kledij
2. Twee paar schoenen in goede staat te hebben
3. Thuis toegang tot internet te hebben
4. Minstens éénmaal pet maand met vrienden of familie af te spreken om iets te eten of te drinken
5. Regelmatig deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten
6. Wekelijks een bedrag uit te geven voor persoonlijke behoeften
MATERIËLE EN SOCIALE DEPRIVATIE (MSD)
Het gedwongen onvermogen om te betalen voor ten minste 5 van de items
ERNSTIGE MATERIËLE EN SOCIALE DEPRIVATIE (SMSD)
Het gedwongen onvermogen om te betalen voor ten minste 7 van de items
SDG 1: BEËINDIG ARMOEDE OVERAL EN IN AL HAAR VORMEN
DEZE DOELSTELLING KENT DE VOLGENDE SUBDOELSTELLINGEN:
1.1 Tegen 2030 extreme armoede uitroeien voor alle mensen wereldwijd, die met minder dan $ 1,25
per dag moeten rondkomen.
1.2 Tegen 2030 het aandeel mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden die volgens de nationale
definities in armoede leven in al haar dimensies, minstens tot de helft terugbrengen.
1.3 Nationaal toepasbare sociale beschermingssystemen en maatregelen implementeren voor
iedereen, met inbegrip van sociale beschermingsvloeren, en tegen 2030 een aanzienlijke
dekkingsgraad realiseren van de armen en de kwetsbaren.
ONGELIJKHEID
DEFINITIE VAN ARMOEDE
HET VLAAMSE ACTIEPLAN ARMOEDEBESTRIJDING:
We beschouwen armoede als een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere
gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt mensen in armoede van de algemeen
aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Tussen het leven van mensen in armoede en mensen
zonder armoede-ervaring bestaat er dus een moeilijk overbrugbare kloof, die zich manifesteert op
verschillende vlakken: structurele participatie, vaardigheden, kennis, gevoel en krachten van de
mensen.
UIT VERSCHILLENDE DEFINITIES VAN ARMOEDE KOMT HET VOLGENDE:
Armoede is een relatief, gradueel en meerdimensionaal begrip en bijgevolg moeilijk te omschrijven
RELATIEF = we noemen een gezin arm in vergelijking met de gemiddelde levensstandaard
GRADUEEL = arm zijn gedurende een korte periode is minder erg dan arm zijn gedurende een
langere periode
MEERDIMENSIONAAL = het gaat om meer dan enkel financieel, vb. ook sociaal-relationele
armoede, cognitieve armoede, fysiek-lichamelijke armoede….
AROPE
Het Belgisch statistiekbureau Statbel publiceert jaarlijks cijfers over armoede en baseert zich hiervoor
op een enquête over de inkomens en levensomstandigheden: DE EU-SILC
In deze statistieken staat dat personen die zich in één van de volgende situaties bevinden leven met
een risico op armoede of sociale uitsluiting
( AROPE = Art Risk Of Poverty and Social Exclusion )
1. PERSONEN MET EEN MONETAIR (= FINANCIEEL) ARMOEDERISICO (AROP)
= personen die een beschikbaar inkomen hebben dat lager ligt dan de armoededrempel
Armoededrempel = een bepaald bedrag waarmee men het inkomen gaat vergelijken om te
besluiten of iemand al dan niet in armoede leeft
2. PERSONEN MET EEN HUISHOUDEN MET EEN LAGE WERKINTENSITEIT (LWI)
= als de gezinsleden op beroepsactieve leeftijd de voorbije maanden minder dan 20% van hun
potentieel hebben gewerkt
werkintensiteit = de verhouding van het totale aantal maanden dat alle leden van het
huishouden in de werkende leeftijd hebben gewerkt tijdens het inkomensreferentiejaar en het
totale aantal maanden dat dezelfde leden van het huishouden theoretisch in dezelfde periode
zouden kunnen gewerkt hebben
3. PERSONEN MET EEN ERNSTIGE MATERIËLE EN SOCIALE DEPRIVATIE (SMSD)
, = mensen die onvoldoende financiële draagkracht hebben voor het aanschaffen van goederen,
diensten of activiteiten die worden gezien als noodzakelijk of wenselijk voor een aanvaardbare
levensstandaard
Er zijn 13 uitgaven die te maken hebben met essentiële aspecten van het dagelijks leven
wanneer iemand onvoldoende financiële middelen heeft voor 7 van de 13 aspecten is er
ernstige materiële en sociale deprivatie
wanneer iemand onvoldoende financiële middelen heeft voor 5 van de 13 aspecten is er
materiële en sociale deprivatie (MSD)
DE ARMOEDEDREMPEL
Onvoldoende inkomen kan op 2 manieren worden benaderd:
1. ABSOLUTE ARMOEDENORM
Dit gaat over een vast bedrag (= minimuminkomen/inkomensvloer). Alle gezinnen met een inkomen
lager dan dit minimuminkomen worden aanzien als levend in armoede.
2. RELATIEVE EUROPESE ARMOEDENORM
= 60% van het mediaan equivalent gezinsinkomen
Mediaaninkomen = het inkomen dat in het midden van de verdeling ligt als men alle inkomens
rangschikt van laag naar hoog
Equivalent = er wordt rekening gehouden met de gezinssamenstelling
HET LEEFLOON
Wie in België onvoldoende inkomen heeft om een menswaardig leven te leiden heeft – onder bepaalde
omstandigheden – recht op een leefloon.
De hoogte van de leeflonen in België is afhankelijk van de gezinstoestand waarin iemand zit.
Er worden 3 categorieën onderscheiden:
1. SAMENWONENDE
= als je samenwoont met een meerderjarige persoon
je woont met iemand samen als je onder hetzelfde dak woont en een gemeenschappelijk huishouden
regelt
2. ALLEENSTAANDE
= als je alleen woont
3. SAMENWONENDE MET GEZINSLAST
, = als je samenwoont met een minderjarige dat je ten laste hebt
als je een partner hebt geldt dit bedrag voor jullie beide (partner moet ook aan de voorwaarden
voldoen)
MATERIËLE EN SOCIALE DEPRIVATIE
De mate van materiële en sociale deprivatie is een indicator die het onvermogen uitdrukt om sommige
items die door de meeste mensen worden beschouwd als wenselijk of zelfs noodzakelijk om een
adequaat leven te leiden te veroorloven
De EU-SILC geeft 13 indicatoren:
DE FINANCIËLE ONMOGELIJKHEID VAN HUISHOUDENS OM:
1. Rekeningen op tijd te betalen
2. Een week vakantie per jaar buitenshuis te nemen
3. Minstens om de 2 dagen vlees, kip, vis of een vegetarisch alternatief te eten
4. Een onverwachte uitgave te doen
5. Zich een eigen wagen te veroorloven
6. Het huis voldoende te verwarmen
7. Beschadigde of versleten meubels te vervangen
DE INDIVIDUELE FINANCIËLE ONMOGELIJKHEID OM:
1. Versleten kledij te vervangen door nieuwe kledij
2. Twee paar schoenen in goede staat te hebben
3. Thuis toegang tot internet te hebben
4. Minstens éénmaal pet maand met vrienden of familie af te spreken om iets te eten of te drinken
5. Regelmatig deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten
6. Wekelijks een bedrag uit te geven voor persoonlijke behoeften
MATERIËLE EN SOCIALE DEPRIVATIE (MSD)
Het gedwongen onvermogen om te betalen voor ten minste 5 van de items
ERNSTIGE MATERIËLE EN SOCIALE DEPRIVATIE (SMSD)
Het gedwongen onvermogen om te betalen voor ten minste 7 van de items
SDG 1: BEËINDIG ARMOEDE OVERAL EN IN AL HAAR VORMEN
DEZE DOELSTELLING KENT DE VOLGENDE SUBDOELSTELLINGEN:
1.1 Tegen 2030 extreme armoede uitroeien voor alle mensen wereldwijd, die met minder dan $ 1,25
per dag moeten rondkomen.
1.2 Tegen 2030 het aandeel mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden die volgens de nationale
definities in armoede leven in al haar dimensies, minstens tot de helft terugbrengen.
1.3 Nationaal toepasbare sociale beschermingssystemen en maatregelen implementeren voor
iedereen, met inbegrip van sociale beschermingsvloeren, en tegen 2030 een aanzienlijke
dekkingsgraad realiseren van de armen en de kwetsbaren.