Atoommodel
Blz 92 & 93 moet je gewoon doorlezen en een beetje snappen
Een atoomkern zijn de massieve deeltjes in een atoom.
Atoommodel van Bohr
Het huidige model heet het atoommodel van Bohr: positief geladen kern met negatieve elektronen in
elektronenschillen. De binnenste schil (K) kan 2 elektronen bevatten, de tweede (L) 8 en de derde (M) 18.
De kern bestaat uit positieve protonen (+) en ongeladen neutronen ( ). Waterstof (H) bevat als enige alleen
een proton, that’s it. In een atoom zijn evenveel elektronen als protonen aanwezig. De atomaire massa-
eenheid is U (massa van een proton, neutron, elektron). 1,0 U = 1,66*10-27 kg. Omgerekend naar gram
moet je er 3 nullen vanaf halen dus krijg je 1,66*10-24 gram. Wij tekenen atomen niet op schaal, de
atoomkern is te groot in onze tekening.
Rekenen
Voor het rekenen met atomen kan je deze tabel gebruiken:
:M x Na
Aantal gram à aantal mol à aantal deeltjes
(m) (n) (N)
m = aantal gram
M = molaire massa (g/mol) is gelijk aan U à wanneer je bijvoorbeeld H2O hebt moet je dus 2 H’tjes en 1
O’tje bij elkaar optellen (je massa)
n = aantal mol
Na = getal van Avogadro = 6,02*1023 deeltjes = 1 mol
N = aantal deeltjes
(*10nog wattes = shift log getal)
Atoommassa
Hoe zwaar een atoom is (U)
Atoomnummer
Aantal protonen (en dus ook elektronen) in een atoom. Staat linksonder bij een atoom: 84O
4 protonen en elektronen.
Massagetal
Staat linksboven bij een atoom. Massagetal = protonen + neutronen.
Isotopen
Dezelfde atoomsoort betekent dat de atomen hetzelfde aantal protonen heeft NIET NEUTRONEN. Ze
hebben dus hetzelfde atoomnummer maar een ander massagetal: isotopen. Als je wil laten zien dat je met
isotopen te maken hebt zet je achter het atoomsymbool het massagetal: C-12, C-14. Dit betekent dat
koolstof 12 en 14 isotopen zijn.
Je hebt dus 3 schrijfwijzen: 14C, 146C, C-14. Isotopen hebben dezelfde chemische eigenschappen omdat
atomen van verschillende atoomsoorten verschillende eigenschappen hebben, het chemische gedrag van
aan atoom wordt bepaald door het aantal elektronen à isotopen hebben dezelfde chemische
eigenschappen.
, Periodiek systeem
Elementen (atoomsoorten) rangschikken
1869, Mendelejev rangschikte 63 al eerder bekende atoomsoorten door middel van oplopende
atoommassa in combinatie met hun chemische eigenschappen. Hij ‘vond in 1871 2 nieuwe atoomsoorten
uit’ door zijn systeem. De laatste stap naar het systeem van nu werd gezet door Rutherford, hij rangschikte
niet op atoommassa maar op atoomnummer. Mendelejev kreeg wel een eigen atoom: atoomsoort 101,
Md. Van alle, nu 118, bekende atomen is uraan de zwaarste. Dikke duim voor jou.
Perioden en groepen
Hoe werkt het periodiek systeem?
Van links naar rechts neemt het atoomnummer telkens met 1 toe. De verticale kolommen heten groepen
en de horizontale kolommen heten perioden. Rechtsboven staan de niet-metalen en links en in het
midden staan de metalen (de paarse en oranje zijn niet-metalen waterstof is dus ook een uitzondering).
Groepsnamen
Atoomsoorten in dezelfde groep? à vaak dezelfde chemische eigenschappen
Sommige groepen waren mega gaaf en kregen een eigen groepsnaam, Oh My God. De edelgassen staan
in groep 18. Deze groep is zo genoemd omdat de ‘edelgassen’ niet/heel slecht reageren, ze zijn de erg
‘edel’. De elektronenverdeling van een edelgas noem je een edelgasconfiguratie de elektronenschillen
zitten vol waardoor ze niet kunnen reageren. In groep 17 staan halogenen, reageren heftig met metalen.
In groep 1 staan de alkalimetalen en in groep 2 staan de
aardalkalimetalen. Groep 18 edelgassen
Een overzichtje à Groep 17 halogenen
Groep 2 alkalimetalen
De covalentie is het aantal elektronen in de buitenste Groep 1 aardalkalimetalen
elektronenschil. En hoeveel plekken de stof van de edelgassen afzit, is de covalentie. De eigenschappen
van een atoomsoort hangen af van de buitenste schil, de covalentie.
Metalen en niet-metalen
De paarse en oranje zijn niet-metalen maar wat houdt dat in? Niet-metalen zijn vaak gasvormig (g) of
hebben lage kook- of smeltpunten.
De groene, grijze en gele zijn metalen. à geleiden stroom, glanzend uiterlijk meestal buigbaar en taai of
hard.
De roze zijn andere metalen. à bevatten eigenschappen van niet-metalen en metalen
Blz 92 & 93 moet je gewoon doorlezen en een beetje snappen
Een atoomkern zijn de massieve deeltjes in een atoom.
Atoommodel van Bohr
Het huidige model heet het atoommodel van Bohr: positief geladen kern met negatieve elektronen in
elektronenschillen. De binnenste schil (K) kan 2 elektronen bevatten, de tweede (L) 8 en de derde (M) 18.
De kern bestaat uit positieve protonen (+) en ongeladen neutronen ( ). Waterstof (H) bevat als enige alleen
een proton, that’s it. In een atoom zijn evenveel elektronen als protonen aanwezig. De atomaire massa-
eenheid is U (massa van een proton, neutron, elektron). 1,0 U = 1,66*10-27 kg. Omgerekend naar gram
moet je er 3 nullen vanaf halen dus krijg je 1,66*10-24 gram. Wij tekenen atomen niet op schaal, de
atoomkern is te groot in onze tekening.
Rekenen
Voor het rekenen met atomen kan je deze tabel gebruiken:
:M x Na
Aantal gram à aantal mol à aantal deeltjes
(m) (n) (N)
m = aantal gram
M = molaire massa (g/mol) is gelijk aan U à wanneer je bijvoorbeeld H2O hebt moet je dus 2 H’tjes en 1
O’tje bij elkaar optellen (je massa)
n = aantal mol
Na = getal van Avogadro = 6,02*1023 deeltjes = 1 mol
N = aantal deeltjes
(*10nog wattes = shift log getal)
Atoommassa
Hoe zwaar een atoom is (U)
Atoomnummer
Aantal protonen (en dus ook elektronen) in een atoom. Staat linksonder bij een atoom: 84O
4 protonen en elektronen.
Massagetal
Staat linksboven bij een atoom. Massagetal = protonen + neutronen.
Isotopen
Dezelfde atoomsoort betekent dat de atomen hetzelfde aantal protonen heeft NIET NEUTRONEN. Ze
hebben dus hetzelfde atoomnummer maar een ander massagetal: isotopen. Als je wil laten zien dat je met
isotopen te maken hebt zet je achter het atoomsymbool het massagetal: C-12, C-14. Dit betekent dat
koolstof 12 en 14 isotopen zijn.
Je hebt dus 3 schrijfwijzen: 14C, 146C, C-14. Isotopen hebben dezelfde chemische eigenschappen omdat
atomen van verschillende atoomsoorten verschillende eigenschappen hebben, het chemische gedrag van
aan atoom wordt bepaald door het aantal elektronen à isotopen hebben dezelfde chemische
eigenschappen.
, Periodiek systeem
Elementen (atoomsoorten) rangschikken
1869, Mendelejev rangschikte 63 al eerder bekende atoomsoorten door middel van oplopende
atoommassa in combinatie met hun chemische eigenschappen. Hij ‘vond in 1871 2 nieuwe atoomsoorten
uit’ door zijn systeem. De laatste stap naar het systeem van nu werd gezet door Rutherford, hij rangschikte
niet op atoommassa maar op atoomnummer. Mendelejev kreeg wel een eigen atoom: atoomsoort 101,
Md. Van alle, nu 118, bekende atomen is uraan de zwaarste. Dikke duim voor jou.
Perioden en groepen
Hoe werkt het periodiek systeem?
Van links naar rechts neemt het atoomnummer telkens met 1 toe. De verticale kolommen heten groepen
en de horizontale kolommen heten perioden. Rechtsboven staan de niet-metalen en links en in het
midden staan de metalen (de paarse en oranje zijn niet-metalen waterstof is dus ook een uitzondering).
Groepsnamen
Atoomsoorten in dezelfde groep? à vaak dezelfde chemische eigenschappen
Sommige groepen waren mega gaaf en kregen een eigen groepsnaam, Oh My God. De edelgassen staan
in groep 18. Deze groep is zo genoemd omdat de ‘edelgassen’ niet/heel slecht reageren, ze zijn de erg
‘edel’. De elektronenverdeling van een edelgas noem je een edelgasconfiguratie de elektronenschillen
zitten vol waardoor ze niet kunnen reageren. In groep 17 staan halogenen, reageren heftig met metalen.
In groep 1 staan de alkalimetalen en in groep 2 staan de
aardalkalimetalen. Groep 18 edelgassen
Een overzichtje à Groep 17 halogenen
Groep 2 alkalimetalen
De covalentie is het aantal elektronen in de buitenste Groep 1 aardalkalimetalen
elektronenschil. En hoeveel plekken de stof van de edelgassen afzit, is de covalentie. De eigenschappen
van een atoomsoort hangen af van de buitenste schil, de covalentie.
Metalen en niet-metalen
De paarse en oranje zijn niet-metalen maar wat houdt dat in? Niet-metalen zijn vaak gasvormig (g) of
hebben lage kook- of smeltpunten.
De groene, grijze en gele zijn metalen. à geleiden stroom, glanzend uiterlijk meestal buigbaar en taai of
hard.
De roze zijn andere metalen. à bevatten eigenschappen van niet-metalen en metalen
