100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

LKT Nederlands volledige samenvatting boek voor de pabo

Rating
-
Sold
-
Pages
37
Uploaded on
10-11-2025
Written in
2025/2026

Volledige samenvatting van het boek Basiskennis taalonderwijs. Ook met aanvulling van de website 10 voor de leraar. Alle 9 domeinen worden uitgebreid beschreven in het boek plus een introductie.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
Unknown
Uploaded on
November 10, 2025
Number of pages
37
Written in
2025/2026
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenva'ng basiskennis taalonderwijs

1. Taalonderwijs en taal
1.1 De 9 domeinen
Binnen het taalonderwijs is het gebruikelijk om de leerstof op te splitsen in verschillende gebieden of
domeinen:

• Mondeling onderwijs
• Schri<elijk onderwijs
• Taalbeschouwing (het proces waarbij je met een kri?sche blik naar taal kijkt)

In de prak?jk zie je dat in taalmethoden een nog verfijndere verdeling in domeinen wordt
gehanteerd. In de Kennisbasis vinden we de volgende indeling:

1. Mondeling taalvaardigheid
Het spreken en luisteren en het voeren van allerlei mondelinge gespreksvormen staan
centraal. Je leert kinderen bijvoorbeeld hoe je een goede vraag stelt, hoe ze op elkaar kunnen
reageren en hoe je iets uitlegt of spannend kunt vertellen.
2. Woordenschat
Aanleren van de betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen, zegswijzen en
spreekwoorden. Ook willen we kinderen strategieën leren om achter de betekenis van
onbekende woorden te komen.
3. Beginnende geleJerdheid
Onder gele@erdheid verstaan we het vermogen om schriAelijke taal te begrijpen en te
gebruiken. In de ontwikkeling van de gele@erdheid worden drie stadia onderscheiden:
ontluikende, beginnende en gevorderde gele@erdheid. Een belangrijk onderdeel van het
onderwijs in beginnende gele@erdheid is het leren lezen in groep 3: aanvankelijk lezen,
kinderen de beginselen van het leren lezen bijbrengen. Ze moeten leren welke le@ers er zijn en
ze moeten in staat zijn om eenvoudige woorden hardop te lezen. Aanvankelijk lezen speelt
zich af in de eerste helA van groep 3. Na groep 3 start het kind met voortgezet lezen.
4. Voortgezet technisch lezen
Het aanvankelijk lezen is het begin van het leesonderwijs. Het leesonderwijs dat daarna komt
noemen we voorgezet lezen. Een onderdeel daarvan is het technisch lezen: het kunnen
ontcijferen van de le@ers en het hardop lezen van woorden, maar er wordt ook aandacht
besteed aan efficiënte lees strategieën. Het doel van het voortgezet technisch lezen is de
vaardigheid van het vlot en nauwkeurig kunnen lezen van de tekst, niet om het begrijpen wat
je leest.
5. Begrijpend lezen
Een andere vorm van voortgezet lezen is begrijpend lezen. Hierbij gaat het om het begrijpen
van de tekst, het achterhalen van de bedoeling.
6. Stellen
Bij stellen gaat het om het schrijven van teksten. Kinderen moeten hun gedachten, ervaringen
en waarnemingen kunnen weergeven in de vorm van verschillende soorten teksten.




1

, Ze moeten weten hoe je te werk kunt gaan bij het schrijven en wat de regels en kenmerken
zijn van de belangrijkste tekstsoorten.
7. Jeugdliteratuur
Onderwijs in jeugdliteratuur heeA tot doel om de kinderen in aanraking te brengen met
verschillende literaire genres, hun literaire smaak te ontwikkelen en ze te laten genieten van
het lezen van jeugdboeken.
8. Taalbeschouwing
Bij taalbeschouwing wil je kinderen leren te reflecteren op de taalvorm, de manier waarop
iets is verwoord en het gebruik van taal. Het gaat erom dat kinderen in de vorm van de taal
bijzonderheden en regelmaat ontdekken. Zo kunnen ze bijvoorbeeld ontdekken dat een
persoonsvorm alLjd de Ljd in de zin aangeeA en dat je het woord ‘kantelen’ op twee
verschillende manieren kunt uitspreken. Een belangrijk onderdeel is de tradiLonele
grammaLca, waarbij kinderen zinnen moeten ontleden in zinsdelen en de verschillende
soorten woorden kunnen benoemen.
9. Spelling
Bij spelling gaat het erom dat de kinderen de meest voorkomende woorden correct kunnen
schrijven en de belangrijkste spellingsregels kunnen toepassen. Ook het kunnen hanteren van
de regels voor de interpuncLe behoort tot het spellingonderwijs.

De verdeling in domeinen hee< vooral betrekking op het taalonderwijs aan kinderen vanaf groep 3. In
de kleutergroepen werk je nog voornamelijk aan de mondelinge taalvaardigheid van kinderen.

1.2 Func0es van taal
Taal hee< verschillende func?es voor mensen. We maken een onderscheid tussen:

De communica?eve/sociale taalfunc?e:
Door middel van taal kunnen we contact maken met anderen. We kunnen onze mening geven,
standpunten verdedigen, een vraag stellen etc. we gebruiken taal als een communica?emiddel. Er zijn
verschillende sociale taalfunc?es.

1. ZelXandhaving: opkomen voor jezelf en verdedigen wat je hebt (die had ik!)
2. Zelfsturing: ordenen van het handelen met woorden en het aankondigen van plannen (dan ga
ik eerst naar de bakker en daarna naar de supermarkt)
3. Sturing van anderen: beïnvloeden van gedag van anderen (ga je mee?)
4. Structurering van het gesprek: hierbij gebruik je taal om het gespreksverloop te beïnvloeden
(nou moeten jullie zeggen wat je wil kopen).

De conceptualiserende/cogni?eve taalfunc?e
je gebruikt de taal als een hulpmiddel om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op de
werkelijkheid. Dat merk je als je je mening moet geven over een onderwerp waar je niet al te veel van
afweet. Je hebt dan niet meteen een mening paraat. Al pratend en zoekend naar woorden krijg je
vaak wat meer greep op de zaak. Met behulp van taal verwijs je naar betekenissen en concepten uit
de werkelijkheid. Je gebruikt de taal om de werkelijkheid om je heen te ordenen. We kennen de
volgende drie cogni?eve func?es:




2

, 1. Rapporteren: verslag doen van iets wat in de werkelijkheid voorkomt. Je hebt iets
meegemaakt of geniet en je vertelt erover. Beschrijven hoe een auto een fietser hee<
aangereden.
2. Redeneren: een stapje verder dan beschrijven, want je bewerkt de gebeurtenis door een
extra denkstap in te bouwen. Bijvoorbeeld: je vertelt een gebeurtenis chronologisch, of je
trekt conclusies. Je kunt ook verbanden leggen, zoals oorzaak-gevolg. Er kwam een fietser aan
en die ging linksaf en toen kwam er van de andere kant een auto OF en als je niet goed oplet,
loop je de kans op een ongeluk.
3. Projecteren: je probeert je te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van iemand anders.
Ik denk dat hij het heel erg vindt wat er is gebeurd.

De expressieve taalfunc?e
Mensen gebruiken taal ook om te experimenteren, om hun gevoelens te uiten, om iets te zeggen dat
anderen nog niet eerder zo gezegd hebben. We gebruiken de taal om ons van anderen te
onderscheiden of om uitdrukking te geven aan persoonlijke emo?es. Een speciale woordkeuze kan
ons plezier verschaffen als we luisteren naar een songtekst of een cabaretvoorstelling. In al deze
situa?es hee< de taal een expressieve func?e: de taal wordt gebruikt als expressiemiddel.

De communica+eve competen+e

In de prak?jk zijn de verschillende func?es van de taal las?g te scheiden. Als een kind zijn taal leert,
ligt in eerste instan?e de nadruk op de conceptualiserende func?e van de taal. Een kind gebruikt de
taal om greep te krijgen op de werkelijkheid. Een peuter van een jaar roept bal tegen een rond
voorwerp en kan het daarmee onderscheiden van de vele andere voorwerpen in zijn omgeving. Maar
tegelijkerLjd kan hij met het uitspreken van het woordje bal ook aan anderen duidelijk maken dat hij
een bal ziet, dan hanteert het de communicaLeve funcLe van de taal.

Vooral het zich eigen maken van de communica?eve func?e is een langdurig proces. Een kind moet
bijvoorbeeld leren dat je als je om een koekje wilt vragen beter de formulering “mag ik een koekje?”
kunt gebruiken, in plaats van “koekje!”. Het vermogen om de communica?eve func?e van taal te
gebruiken, noemen we ook wel de communica?eve competen?e en wordt ook wel onderscheiden in
deel competen?es:

1. De gramma?cale competen?e: kennen van gramma?caregels en woordenschat. Het omvat
alle kennis van de taal en de taalregels die nodig zijn om te kunnen communiceren.
2. De tekstuele competen?e: hierbij gaat het om de kennis van gesproken en geschreven
teksten. Je moet weten hoe je een gesprek begint en eindigt. Je hebt kennis van de regels
voor schri<elijke teksten.
3. De strategische competen?e: vermogen van de taalgebruiker om strategieën te hanteren om
zo bepaalde doelen te bereiken, zoals overtuigen of aanzeJen tot ac?e.
4. De func?onele competen?e: vermogen om taalgebruik aan te passen aan de specifieke
situa?e. Zakelijk of in een chat met vrienden.

à De laatste twee worden ook wel de pragma?sche competen?e genoemd, omdat ze betrekking
hebben op de prak?jk en het concrete gebruik van de taal.

Een ander belangrijk kenmerk van ons taalsysteem is dat we een oneindig aantal taalui?ngen kunnen
produceren. Dat hee< te maken met het feit dat taal een recursief systeem is.


3

, Dat houdt in dat een element van de taal weer eenzelfde element van de taal kan bevaJen. Zo kan
een zin ook weer een andere zin bevaJen.

Domein 1: Mondelinge taalvaardigheid
Taalverwerving
In de loop der jaren zijn er verschillende theorieën geweest over hoe kinderen hun taal verwerven.
We bespreken er drie:

1. Behaviorisme: leren door imita?e goedkeuring/invloed van ouders.
2. Crea?eve construc?etheorie: aangeboren taalvermogen bij kinderen.
3. Interac?onele benadering: het aangeboren taal leervermogen en interac?e vanuit de
omgeving is van belang (mogelijkheden van het kind).

Behaviorisme
Een stroming binnen de psychologie die ervan uitgaan dat kinderen hun taal leren door imita?e.
Daarbij worden de meeste frequente woorden het eerste geleerd. Ook speelt de goedkeuring van
ouders een belangrijke rol. Als een kind geprezen wordt omdat hij het woordje papa of mama zegt,
zal hij die woorden vaker zeggen. Voor het gevoel van veel mensen is het leren van een taal vooral
een kwes?e van het imiteren van de taal van volwassenen door kinderen, maar in de prak?jk ligt dit
net iets anders: kinderen blijken zinnen te produceren die ze nog nooit eerder hebben gehoord, zoals:
ik ben gevald of ik zie twee schippen.

Ook is het zo dat de meest gebruikte woorden in onze taal (zoals de, het en een) niet het eerst door
kinderen geleerd worden. Dat zijn de zelfstandige naamwoorden en werkwoorden die verwijzen naar
dingen en ac?e uit de direct omgeving van een kind, zoals een stoel, auto, eten. Wel is het zo dat het
voorbeeld van de ouders noodzakelijk is om de taal te leren.

Crea+eve construc+etheorie
Binnen deze theorie gaat men ervan uit dat kinderen taal niet simpelweg imiteren, maar zelf over een
aangeboren taalvermogen beschikken waarmee ze op een crea?eve manier zinnen kunnen bouwen.
Met dit aangeboren vermogen is een kind in staat om zelf structuur te ontdekken in de taal en kan
het ook zinnen vormen die het nog nooit eerder hee< gehoord. Wel is het zo dat de volgorde waarin
een kind zich een taal eigen maakt wordt bepaald door biologische rijping. Alle kinderen beginnen
pas vanaf een jaar of 1 met het produceren van taal omdat de hersenen dan zo ver ontwikkeld zijn
dat een kind er klaar voor is. De nadruk binnen deze theorie wordt gelegd op de crea?eve manier
waarop een kind met behulp van taalvermogen zelf zijn taal samenstelde.

Interac+onele benadering
In deze benadering onderschrij< men het belang van het aangeboren taalleervermogen, maar men
benadrukt dat het taalaanbod van de omgeving en de interac?e tussen een kind en andere
moedertaalsprekers belangrijk is bij het leren van een taal. Wel is het zo dat het taalaanbod
afgestemd moet zijn op de mogelijkheden van het kind. Ouders passen dit vaak onbewust toe als ze
tegen kinderen praten: hogere tonen, duidelijk ar?culeren, korte zinnen, herhalen.

Eerste taalverwerving
Taal bestaat uit verschillende niveaus, op al die niveaus van de taal ontwikkelt een kind zich. De
taalontwikkeling van kinderen begint op het fonologisch niveau met het vormen van spraakklanken.


4

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
mickiekortz Haagse Hogeschool
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
52
Member since
7 year
Number of followers
31
Documents
4
Last sold
1 month ago

4.0

9 reviews

5
2
4
5
3
2
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions