W.O Exploreer en leer (aardrijkskunde)
HF 1.1: De aarde en de ruimte
1.1.1 Het heelal
- 13,8 miljard jaar geleden = oerknal/big bang
1.1.2 Sterrenstelsel
- Na de oerknal daalde de temperatuur van het heelal.
- Zo ontstonden de eerste atomen.
- Zwaartekracht = een kracht die zich tussen alle materie op aarde
voordoet.
- Melkwegstelsel = spiraalvormig, het sterrenstelsel waaronder onze aarde
deel uitmaakt.
1.1.3 Onze zonnestelsel
- Zonnestelsel = planetenstelsel, in de Melkwegstelsel
'Maak Van
Acht Meter
Japanse Stof
Uw Nachthemd'
- Pluto is geen planeet
- Planetenstelsel = een verzameling van hemellichamen die om een centrale
ster ( de zon) draaien.
Zon
- = grootste, warmste en zwaarste hemellichaam in ons zonnestelsel.
- Ontstaan door een gaswolk (kleine atomen: waterstof en helium) ->
samenkrimpen door eigen zwaartekracht. Te dicht op elkaar = grote druk=
veel warmte.
- E= m x c2
- Zonnevlekken= plekken die minder warm zijn
, - Fakkelvelden= plekken die veel warmer zijn
- Zon draait rond zijn eigen as
- Poollicht ontstaat er ontploffingen gebeuren op de zon -> zonnewind
ontstaan. Geladen deeltjes worden naar de ruimte gestuurd. Als ze de
atmosfeer van de aarde binnendringen dan ontstaat het poollicht.
Planeten
Mercurius ( verjaardagplaneet)
- Staat het dichts bij de zon.
- Heeft geen atmosfeer
- Een dag = 176 aardse dagen
- Een dag is 2x langer dan een jaar
Venus (snelkookpan)
- Helderste object na de zon en de maan
- Hoge temperatuur
- Wolkenpakken (CO2)-> zwavelzuur regent
Mars ( rode planeet)
- Waarnemen als rode ster
- Overeenkomsten met de aarde
Jupiter (zwaargewicht)
- Grootste planeet in ons zonnestelsel
- Bestaat uit gas
- Gebandeerd uiterlijk -> condensatie van verschillende gassen
- + 60 manen
Saturnus ( geringde gasreus)
- Ringstelsel -> duizenden ringen van brokken vervuild waterijs
- Verst afgelegen planeet die met de blote oog zichtbaar is
- + 60 manen
Uranus ( seizoenextemist)
- Rotatieas bijna evenwijdig met het baanvlak van de zon
- 1jaar = 84 aardse jaren
, Neptunus ( ijskelder)
- Kleur blauw -> hoge concentraties methaan
- 14 manen
1.1.4 Aarde, zon en maan
- Vroeger dacht men -> aarde = centrum van het heelal ( Geocentrisme)
- Zon = centrum van het heelal ( heliocentrisme)
- Aarde draait met 1OOOkm/h
- Richting de evenaar neemt de snelheid toe
- Aan de polen neemt hij af en staat hij stil
- Aardas staat scheef
Relatie tussen aarde en maan
- Maan draait tegenwijzersin rond de aarde (30dagen)
- Omlooptijd = De tijd die de maan voor rond de aarde nodig heeft
- Siderische maand = referentiepunt in de hemel
- Synodische maand = positie van de maan
De maan en haar schijngestalten
- De verschillende vormen van de maan
- Nieuwe maan= geen maan zien
- Eerste kwartier= rechterdeel belicht
- Volle maan = helft belicht
- Laatste kwartier= linkerdeel belicht
- Wassende maan= periode tussen
nieuwe en volle maan
- Krimpende maan = periode tussen volle
en nieuwe maan
Maansverduistering
- Schaduw bestaat waar het zonlicht niet komt.
- De zon belicht de aarde, achter de aarde ontstaat schaduw, waarin geen
zonnestralen terechtkomen = kernschaduw
- Bijschaduw = slechts een gedeelte van de
zonnestralen invalt
- Totale maansverduistering = wanneer de maan
zich in de kernschaduw bevindt.
- Gedeeltelijke maansverduistering= wanneer de
maan zich in de bijschaduw van de aarde
bevindt. ( zien we niet)
- Maansverduistering doet zich voor bij volle maan.
HF 1.1: De aarde en de ruimte
1.1.1 Het heelal
- 13,8 miljard jaar geleden = oerknal/big bang
1.1.2 Sterrenstelsel
- Na de oerknal daalde de temperatuur van het heelal.
- Zo ontstonden de eerste atomen.
- Zwaartekracht = een kracht die zich tussen alle materie op aarde
voordoet.
- Melkwegstelsel = spiraalvormig, het sterrenstelsel waaronder onze aarde
deel uitmaakt.
1.1.3 Onze zonnestelsel
- Zonnestelsel = planetenstelsel, in de Melkwegstelsel
'Maak Van
Acht Meter
Japanse Stof
Uw Nachthemd'
- Pluto is geen planeet
- Planetenstelsel = een verzameling van hemellichamen die om een centrale
ster ( de zon) draaien.
Zon
- = grootste, warmste en zwaarste hemellichaam in ons zonnestelsel.
- Ontstaan door een gaswolk (kleine atomen: waterstof en helium) ->
samenkrimpen door eigen zwaartekracht. Te dicht op elkaar = grote druk=
veel warmte.
- E= m x c2
- Zonnevlekken= plekken die minder warm zijn
, - Fakkelvelden= plekken die veel warmer zijn
- Zon draait rond zijn eigen as
- Poollicht ontstaat er ontploffingen gebeuren op de zon -> zonnewind
ontstaan. Geladen deeltjes worden naar de ruimte gestuurd. Als ze de
atmosfeer van de aarde binnendringen dan ontstaat het poollicht.
Planeten
Mercurius ( verjaardagplaneet)
- Staat het dichts bij de zon.
- Heeft geen atmosfeer
- Een dag = 176 aardse dagen
- Een dag is 2x langer dan een jaar
Venus (snelkookpan)
- Helderste object na de zon en de maan
- Hoge temperatuur
- Wolkenpakken (CO2)-> zwavelzuur regent
Mars ( rode planeet)
- Waarnemen als rode ster
- Overeenkomsten met de aarde
Jupiter (zwaargewicht)
- Grootste planeet in ons zonnestelsel
- Bestaat uit gas
- Gebandeerd uiterlijk -> condensatie van verschillende gassen
- + 60 manen
Saturnus ( geringde gasreus)
- Ringstelsel -> duizenden ringen van brokken vervuild waterijs
- Verst afgelegen planeet die met de blote oog zichtbaar is
- + 60 manen
Uranus ( seizoenextemist)
- Rotatieas bijna evenwijdig met het baanvlak van de zon
- 1jaar = 84 aardse jaren
, Neptunus ( ijskelder)
- Kleur blauw -> hoge concentraties methaan
- 14 manen
1.1.4 Aarde, zon en maan
- Vroeger dacht men -> aarde = centrum van het heelal ( Geocentrisme)
- Zon = centrum van het heelal ( heliocentrisme)
- Aarde draait met 1OOOkm/h
- Richting de evenaar neemt de snelheid toe
- Aan de polen neemt hij af en staat hij stil
- Aardas staat scheef
Relatie tussen aarde en maan
- Maan draait tegenwijzersin rond de aarde (30dagen)
- Omlooptijd = De tijd die de maan voor rond de aarde nodig heeft
- Siderische maand = referentiepunt in de hemel
- Synodische maand = positie van de maan
De maan en haar schijngestalten
- De verschillende vormen van de maan
- Nieuwe maan= geen maan zien
- Eerste kwartier= rechterdeel belicht
- Volle maan = helft belicht
- Laatste kwartier= linkerdeel belicht
- Wassende maan= periode tussen
nieuwe en volle maan
- Krimpende maan = periode tussen volle
en nieuwe maan
Maansverduistering
- Schaduw bestaat waar het zonlicht niet komt.
- De zon belicht de aarde, achter de aarde ontstaat schaduw, waarin geen
zonnestralen terechtkomen = kernschaduw
- Bijschaduw = slechts een gedeelte van de
zonnestralen invalt
- Totale maansverduistering = wanneer de maan
zich in de kernschaduw bevindt.
- Gedeeltelijke maansverduistering= wanneer de
maan zich in de bijschaduw van de aarde
bevindt. ( zien we niet)
- Maansverduistering doet zich voor bij volle maan.