MCOS-A Vragen
Wat zijn de voor‐ en nadelen van het meten met open vragen?
Voordeel=
- Je stuurt de respondent niet, dus geen bias
Nadeel=
- Antwoorden invoeren/coderen veel werk
- Antwoorden verduidelijken de vraag niet – meer moeite voor de respondent
Wat zijn voor‐ en nadelen van een vraag met antwoordcategorieën?
Voordeel =
- Makkelijk voor respondent
- Makkelijk voor data-invoer
Nadeel =
- Mogelijke beïnvloeding door antwoordopties (meer sturing)
Geef een definitie voor de begrippen: Externe validiteit en interne validiteit.
Externe validiteit is de mate waarin de conclusies van een wetenschappelijk onderzoek
gegeneraliseerd kan worden naar andere situaties, mensen etc.
Interne validiteit is de mate waarin conclusies van een wetenschappelijk onderzoek geldig zijn
binnen de context van die specifieke studie. Het omvat de mate waarin alternatieve verklaringen
voor onderzoeksresultaten uitgesloten kunnen worden.
Geef een definitie voor de begrippen: Ecologische validiteit en populatie validiteit. Onder welk
type validiteit vallen deze?
Ecologische validiteit is de mate waarin de onderzoeksresultaten gegeneraliseerd kunnen worden
naar andere plaatsen en tijden: De mate waarin de testomstandigheden van een onderzoek lijken op
de omstandigheden in de ‘echte’ wereld.
Populatie validiteit is de mate waarin de onderzoeksresultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar
de populatie waarover we uitspraken willen doen. De mate waarin de groep deelnemers van een
onderzoek lijkt op de groep mensen in de ‘echte’ wereld.
Ecologische validiteit en populatie validiteit vallen beiden onder externe validiteit: ze gaan beide over
de mate waarin conclusies van een onderzoek geldig zijn buiten dat onderzoek.
Geef een definitie voor de begrippen: Selectie en Uitval. Voor welk type validiteit hebben deze
begrippen gevolgen?
Selectie is een bias die kan optreden ten gevolge van de toewijzingsprocedure aan groepen. Het zijn
de verschillen tussen de groepen bij de start van een onderzoek. Deze groepsverschillen kunnen een
effect hebben op de afhankelijke variabelen in een onderzoek en kunnen daarmee een alternatieve
,verklaring (confound) zijn voor eventuele uiteindelijke verschillen. In een experiment kan selectie op
deze wijze leiden tot incorrecte conclusies over effecten van de manipulaties binnen het onderzoek.
Uitval is het uitvallen van bepaalde participanten, dit kan leiden tot bias in de groepssamenstelling
van het onderzoek. Het kan een mogelijke alternatieve verklaring (confound) zijn voor het vinden van
effecten op een afhankelijke variabele. In een experiment kan uitval op deze wijze leiden tot
incorrecte conclusies over effecten van de manipulaties binnen het onderzoek.
Selectie en uitval kunnen een bedreiging zijn voor de interne validiteit van een onderzoek: ze gaat
vooral over de mate waarin conclusies van een onderzoek geldig zijn binnen dat onderzoek.
Geef een definitie voor de volgende begrippen: Steekproeftrekking en toewijzing. Voor welk type
validiteit hebben deze begrippen gevolgen?
Steekproeftrekking is de procedure die ingezet zal worden bij onderzoek om participanten te
selecteren. De steekproeftrekking heeft gevolgen voor de mate waarin de steekproef representatief
zal zijn voor de populatie waarover een onderzoek uitspraken wil doen en heeft dus effect op de
externe validiteit van een onderzoek.
Toewijzing is de procedure die ingezet zal worden om participanten toe te wijzen aan experimentele
condities. Toewijzing heeft gevolgen voor de mate waarin experimentele groepen onderling zullen
verschillen op achtergrondkenmerken en heeft dus effect op de interne validiteit van een onderzoek.
Creëer een ‘conceptmap’ met "validiteit" als kern, waarin je de begrippen uit deze opdracht (i.e.,
externe validiteit-, interne validiteit, ecologische validiteit, populatievaliditeit, selectie, uitval,
steekproeftrekking en toewijzing) ordent en onderling verbind.
Beschrijf in eigen woorden de verschillen tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek wat betreft
de volgende aspecten:
Onderzoeksvraag en –doelstelling
Kwalitatief onderzoek = Iets begrijpen
Kwantitatief onderzoek = Toetsend, cijfermatig van aard, verbanden in kaart brengen
Gebruik conceptueel model/hypothesen
Kwalitatief onderzoek = Niet toetsend, geen hypothesen, theorie kan juist ontstaan uit
dataverzameling.
, Kwantitatief onderzoek = Theorie wordt gebruikt om hypothesen te toetsen adh
dataverzameling.
Steekproeftrekking
Kwalitatief onderzoek = Het gaat om saturatie in de antwoorden en dat bereik je bij
verschillende aantallen, je stopt als er geen nieuwe informatie meer bij komt.
Kwantitatief onderzoek = Veel data nodig om je conclusie te kunnen trekken en er wordt
veel nagedacht over de externe validiteit
Dataverzameling
Kwalitatief onderzoek = Onderzoeker heeft invloed door vraagstelling, houding en
interpretatie, dataverzameling niet met vaste methoden, vaak via interview, focusgroep
of participerende observatie, vaak kleine samples.
Kwantitatief onderzoek = Onderzoeker heeft minder invloed door standardisering
dataverzameling.
Data-analyse
Kwalitatief onderzoek = Met een open blik vanuit de data werken
Kwantitatief onderzoek = Cijfermatige analyse om te beschrijven, vergelijken of verklaren
Het verschil zit in de random toewijzing van participanten aan de experimentele groepen. Zuiver
experiment heeft een random toewijzing en dat sluit selectiebias uit en bij pre-experimenteel heeft
dat niet.
Verschil pre & quasi experiment = Hoeveelheid controle;
Pre-experiment is een groep met een voor- en nameting of twee groepen met alleen een nameting.
Quasi heeft zowel voor als na, als een controlegroep: meer vergelijken
Steekproefeenheden = Alles wat je gaat analyseren (tweets)
Codeereenheden = Kenmerken die je uit de steekproefeenheid gaat zoeken (hastags)
Analyse-eenheden = alle extra informatie die je niet uit de steekproefeenheden zelf kan
halen, maar wel nodig hebt in je analyse (jaar van een tweet gepost)
Externe validiteit = Mate waarin bevindingen uit het onderzoek gelden buiten het onderzoek.
Interne validiteit = In hoeverre kloppen onze bevindingen binnen het onderzoek?
Doelgerichte steekproef = Samenstellen van een steekproef om aan een bepaald doel te voldoen.
Theoretische steekproef = Samenstelling van een steekproef op basis van een bepaalde theorie.
Reactief onderzoek = De manier van onderzoek doen kan effect hebben op je data
Non-reactief onderzoek = Wat je doet voor een onderzoek heeft geen effect op je data – De data is
er al.
Wat zijn de verschillende soorten literatuuronderzoek (meta-analyse, literatuur review)
1. Narratief literatuuronderzoek = Onderzoek naar literatuur, maar heel selectief om iets te
ondersteunen
2. Systematisch literatuuronderzoek = Zelfde idee, maar je zoekstrategie is heel specifiek
3. Meta-analyses = Je stopt niet, je gaat door om een gemiddelde effectsize te krijgen
Wat zijn de voor‐ en nadelen van het meten met open vragen?
Voordeel=
- Je stuurt de respondent niet, dus geen bias
Nadeel=
- Antwoorden invoeren/coderen veel werk
- Antwoorden verduidelijken de vraag niet – meer moeite voor de respondent
Wat zijn voor‐ en nadelen van een vraag met antwoordcategorieën?
Voordeel =
- Makkelijk voor respondent
- Makkelijk voor data-invoer
Nadeel =
- Mogelijke beïnvloeding door antwoordopties (meer sturing)
Geef een definitie voor de begrippen: Externe validiteit en interne validiteit.
Externe validiteit is de mate waarin de conclusies van een wetenschappelijk onderzoek
gegeneraliseerd kan worden naar andere situaties, mensen etc.
Interne validiteit is de mate waarin conclusies van een wetenschappelijk onderzoek geldig zijn
binnen de context van die specifieke studie. Het omvat de mate waarin alternatieve verklaringen
voor onderzoeksresultaten uitgesloten kunnen worden.
Geef een definitie voor de begrippen: Ecologische validiteit en populatie validiteit. Onder welk
type validiteit vallen deze?
Ecologische validiteit is de mate waarin de onderzoeksresultaten gegeneraliseerd kunnen worden
naar andere plaatsen en tijden: De mate waarin de testomstandigheden van een onderzoek lijken op
de omstandigheden in de ‘echte’ wereld.
Populatie validiteit is de mate waarin de onderzoeksresultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar
de populatie waarover we uitspraken willen doen. De mate waarin de groep deelnemers van een
onderzoek lijkt op de groep mensen in de ‘echte’ wereld.
Ecologische validiteit en populatie validiteit vallen beiden onder externe validiteit: ze gaan beide over
de mate waarin conclusies van een onderzoek geldig zijn buiten dat onderzoek.
Geef een definitie voor de begrippen: Selectie en Uitval. Voor welk type validiteit hebben deze
begrippen gevolgen?
Selectie is een bias die kan optreden ten gevolge van de toewijzingsprocedure aan groepen. Het zijn
de verschillen tussen de groepen bij de start van een onderzoek. Deze groepsverschillen kunnen een
effect hebben op de afhankelijke variabelen in een onderzoek en kunnen daarmee een alternatieve
,verklaring (confound) zijn voor eventuele uiteindelijke verschillen. In een experiment kan selectie op
deze wijze leiden tot incorrecte conclusies over effecten van de manipulaties binnen het onderzoek.
Uitval is het uitvallen van bepaalde participanten, dit kan leiden tot bias in de groepssamenstelling
van het onderzoek. Het kan een mogelijke alternatieve verklaring (confound) zijn voor het vinden van
effecten op een afhankelijke variabele. In een experiment kan uitval op deze wijze leiden tot
incorrecte conclusies over effecten van de manipulaties binnen het onderzoek.
Selectie en uitval kunnen een bedreiging zijn voor de interne validiteit van een onderzoek: ze gaat
vooral over de mate waarin conclusies van een onderzoek geldig zijn binnen dat onderzoek.
Geef een definitie voor de volgende begrippen: Steekproeftrekking en toewijzing. Voor welk type
validiteit hebben deze begrippen gevolgen?
Steekproeftrekking is de procedure die ingezet zal worden bij onderzoek om participanten te
selecteren. De steekproeftrekking heeft gevolgen voor de mate waarin de steekproef representatief
zal zijn voor de populatie waarover een onderzoek uitspraken wil doen en heeft dus effect op de
externe validiteit van een onderzoek.
Toewijzing is de procedure die ingezet zal worden om participanten toe te wijzen aan experimentele
condities. Toewijzing heeft gevolgen voor de mate waarin experimentele groepen onderling zullen
verschillen op achtergrondkenmerken en heeft dus effect op de interne validiteit van een onderzoek.
Creëer een ‘conceptmap’ met "validiteit" als kern, waarin je de begrippen uit deze opdracht (i.e.,
externe validiteit-, interne validiteit, ecologische validiteit, populatievaliditeit, selectie, uitval,
steekproeftrekking en toewijzing) ordent en onderling verbind.
Beschrijf in eigen woorden de verschillen tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek wat betreft
de volgende aspecten:
Onderzoeksvraag en –doelstelling
Kwalitatief onderzoek = Iets begrijpen
Kwantitatief onderzoek = Toetsend, cijfermatig van aard, verbanden in kaart brengen
Gebruik conceptueel model/hypothesen
Kwalitatief onderzoek = Niet toetsend, geen hypothesen, theorie kan juist ontstaan uit
dataverzameling.
, Kwantitatief onderzoek = Theorie wordt gebruikt om hypothesen te toetsen adh
dataverzameling.
Steekproeftrekking
Kwalitatief onderzoek = Het gaat om saturatie in de antwoorden en dat bereik je bij
verschillende aantallen, je stopt als er geen nieuwe informatie meer bij komt.
Kwantitatief onderzoek = Veel data nodig om je conclusie te kunnen trekken en er wordt
veel nagedacht over de externe validiteit
Dataverzameling
Kwalitatief onderzoek = Onderzoeker heeft invloed door vraagstelling, houding en
interpretatie, dataverzameling niet met vaste methoden, vaak via interview, focusgroep
of participerende observatie, vaak kleine samples.
Kwantitatief onderzoek = Onderzoeker heeft minder invloed door standardisering
dataverzameling.
Data-analyse
Kwalitatief onderzoek = Met een open blik vanuit de data werken
Kwantitatief onderzoek = Cijfermatige analyse om te beschrijven, vergelijken of verklaren
Het verschil zit in de random toewijzing van participanten aan de experimentele groepen. Zuiver
experiment heeft een random toewijzing en dat sluit selectiebias uit en bij pre-experimenteel heeft
dat niet.
Verschil pre & quasi experiment = Hoeveelheid controle;
Pre-experiment is een groep met een voor- en nameting of twee groepen met alleen een nameting.
Quasi heeft zowel voor als na, als een controlegroep: meer vergelijken
Steekproefeenheden = Alles wat je gaat analyseren (tweets)
Codeereenheden = Kenmerken die je uit de steekproefeenheid gaat zoeken (hastags)
Analyse-eenheden = alle extra informatie die je niet uit de steekproefeenheden zelf kan
halen, maar wel nodig hebt in je analyse (jaar van een tweet gepost)
Externe validiteit = Mate waarin bevindingen uit het onderzoek gelden buiten het onderzoek.
Interne validiteit = In hoeverre kloppen onze bevindingen binnen het onderzoek?
Doelgerichte steekproef = Samenstellen van een steekproef om aan een bepaald doel te voldoen.
Theoretische steekproef = Samenstelling van een steekproef op basis van een bepaalde theorie.
Reactief onderzoek = De manier van onderzoek doen kan effect hebben op je data
Non-reactief onderzoek = Wat je doet voor een onderzoek heeft geen effect op je data – De data is
er al.
Wat zijn de verschillende soorten literatuuronderzoek (meta-analyse, literatuur review)
1. Narratief literatuuronderzoek = Onderzoek naar literatuur, maar heel selectief om iets te
ondersteunen
2. Systematisch literatuuronderzoek = Zelfde idee, maar je zoekstrategie is heel specifiek
3. Meta-analyses = Je stopt niet, je gaat door om een gemiddelde effectsize te krijgen
