1
DEEL 1 — PSYCHOLOGEN &
THEORIEËN
Sigmund Freud
→ Psychoanalyse & psychoseksuele ontwikkeling
p. 23, 82–84, 110, 143–144, 175–177, 182–183, 223, 240, 276, 284
Kernidee
Freud geloofde dat ons gedrag grotendeels wordt gestuurd door onbewuste driften
(seksuele en agressieve).
De persoonlijkheid bestaat uit drie delen:
● Id = het “ik wil”-deel, de bron van instincten.
● Ich (Ego) = het redelijke deel dat bemiddelt tussen driften en realiteit.
● Über-Ich = het geweten dat bepaalt wat goed of fout is.
Psychoseksuele fasen
1. Orale fase (0–1 jaar): plezier via de mond (zuigen, eten).
→ Te weinig bevrediging = later kauw- of rookgewoonten.
2. Anale fase (1–3 jaar): controle over zindelijkheid.
→ Te strenge opvoeding = later overdreven ordelijkheid.
3. Fallische fase (3–6 jaar): ontdekking van geslacht.
→ Oedipuscomplex bij jongens; penisnijd bij meisjes.
4. Latentiefase (6–12 jaar): rustperiode; focus op school/vriendschap.
5. Genitale fase (puberteit+): volwassen seksualiteit.
Voorbeeld: Een kind dat liefdevol wordt opgevoed in de orale fase ontwikkelt vertrouwen
en veiligheid.
Erik Erikson
→ Psychosociale ontwikkeling
p. 110
, 2
Kernidee
Erikson bouwde voort op Freud maar legde de nadruk op sociale relaties.
Elke fase in het leven bevat een psychosociaal conflict dat moet worden opgelost.
Leeftijd Conflict Positief
resultaat
0-1 jr Vertrouwen ↔ Wantrouwen Hoop
1-3 jr Autonomie ↔ Wilskracht
Schaamte/twijfel
3-6 jr Initiatief ↔ Schuldgevoel Doelgerichtheid
6-12 jr IJver ↔ Minderwaardigheid Competentie
12-18 jr Identiteit ↔ Rolverwarring Trouw
Jongvolwassen Intimiteit ↔ Isolement Liefde
e
Volwassene Generativiteit ↔ Stagnatie Zorg
Ouderdom Integriteit ↔ Wanhoop Wijsheid
Voorbeeld: Een kleuter die initiatief mag tonen krijgt zelfvertrouwen in plaats van
schuldgevoel.
Jean Piaget
→ Cognitieve ontwikkeling
p. 24, 95–96, 98, 123, 126–133, 208, 210, 264, 299
Kernidee
Kinderen zijn actieve denkers die kennis opbouwen via ervaring.
Belangrijke begrippen
- Schema: mentaal patroon om ervaringen te begrijpen.
- Assimilatie: nieuwe info in bestaand schema plaatsen.
- Accommodatie: schema aanpassen aan nieuwe info.
- Equilibratie: zoeken naar evenwicht tussen de twee.
Vier stadia
1. Sensomotorisch (0–2 jr): leren via zintuigen; → objectpermanentie.
2. Preoperationeel (2–7 jr): symbolisch denken maar egocentrisch.
DEEL 1 — PSYCHOLOGEN &
THEORIEËN
Sigmund Freud
→ Psychoanalyse & psychoseksuele ontwikkeling
p. 23, 82–84, 110, 143–144, 175–177, 182–183, 223, 240, 276, 284
Kernidee
Freud geloofde dat ons gedrag grotendeels wordt gestuurd door onbewuste driften
(seksuele en agressieve).
De persoonlijkheid bestaat uit drie delen:
● Id = het “ik wil”-deel, de bron van instincten.
● Ich (Ego) = het redelijke deel dat bemiddelt tussen driften en realiteit.
● Über-Ich = het geweten dat bepaalt wat goed of fout is.
Psychoseksuele fasen
1. Orale fase (0–1 jaar): plezier via de mond (zuigen, eten).
→ Te weinig bevrediging = later kauw- of rookgewoonten.
2. Anale fase (1–3 jaar): controle over zindelijkheid.
→ Te strenge opvoeding = later overdreven ordelijkheid.
3. Fallische fase (3–6 jaar): ontdekking van geslacht.
→ Oedipuscomplex bij jongens; penisnijd bij meisjes.
4. Latentiefase (6–12 jaar): rustperiode; focus op school/vriendschap.
5. Genitale fase (puberteit+): volwassen seksualiteit.
Voorbeeld: Een kind dat liefdevol wordt opgevoed in de orale fase ontwikkelt vertrouwen
en veiligheid.
Erik Erikson
→ Psychosociale ontwikkeling
p. 110
, 2
Kernidee
Erikson bouwde voort op Freud maar legde de nadruk op sociale relaties.
Elke fase in het leven bevat een psychosociaal conflict dat moet worden opgelost.
Leeftijd Conflict Positief
resultaat
0-1 jr Vertrouwen ↔ Wantrouwen Hoop
1-3 jr Autonomie ↔ Wilskracht
Schaamte/twijfel
3-6 jr Initiatief ↔ Schuldgevoel Doelgerichtheid
6-12 jr IJver ↔ Minderwaardigheid Competentie
12-18 jr Identiteit ↔ Rolverwarring Trouw
Jongvolwassen Intimiteit ↔ Isolement Liefde
e
Volwassene Generativiteit ↔ Stagnatie Zorg
Ouderdom Integriteit ↔ Wanhoop Wijsheid
Voorbeeld: Een kleuter die initiatief mag tonen krijgt zelfvertrouwen in plaats van
schuldgevoel.
Jean Piaget
→ Cognitieve ontwikkeling
p. 24, 95–96, 98, 123, 126–133, 208, 210, 264, 299
Kernidee
Kinderen zijn actieve denkers die kennis opbouwen via ervaring.
Belangrijke begrippen
- Schema: mentaal patroon om ervaringen te begrijpen.
- Assimilatie: nieuwe info in bestaand schema plaatsen.
- Accommodatie: schema aanpassen aan nieuwe info.
- Equilibratie: zoeken naar evenwicht tussen de twee.
Vier stadia
1. Sensomotorisch (0–2 jr): leren via zintuigen; → objectpermanentie.
2. Preoperationeel (2–7 jr): symbolisch denken maar egocentrisch.