Economie samenvatting markt en overheid hoofdstuk 1 en 2
Hoofdstuk 1
• Homogeen product: Goederen en diensten waarvan alle exemplaren in de ogen van de
consument identiek zijn. Het maakt niet uit van welke aanbieder het product afkomstig is.
• Volkomen concurrentie/volledige mededinging: Marktvorm met een groot aantal vragers en
aanbieders, homogene producten, vrije toe- en uittreding en volledige transparantie. De
individuele vrager of individuele aanbieder heeft geen invloed op de prijs.
• Heterogeen goed: goederen en diensten waarvan de exemplaren in de ogen van de
consument verschillen. Het maakt uit van welke aanbieder het product afkomstig is.
• Transparante markt: De vragers naar en aanbieders van een product zijn op de hoogte van
het totale aanbod (prijs en andere voorwaarden). De belangrijkste gegevens over de markt
zijn helder en duidelijk te verkrijgen.
• Vrije toe- en uittreding: Er zijn geen belemmeringen om tot een markt toe te treden, zoals
vestigingseisen en er zijn geen belemmeringen om uit een markt te stappen.
• Prijselasticiteit van de vraag: De relatieve verandering van de vraag als gevolg van een
verandering van de prijs.
• Marktmechanisme: De prijs en de verhandelde hoeveelheid van een product komt tot stand
door het vrije spel van vraag en aanbod. Er wordt precies evenveel aangeboden als
gevraagd.
• Prijsmechanisme: De prijs en de verhandelde hoeveelheid van een product komt tot stand
door het vrije spel van vraag en aanbod. Er wordt precies evenveel aangeboden als
gevraagd.
• Break-evenafzet: De afzet waarbij de totale opbrengst gelijk is aan de totale kosten: er wordt
geen winst gemaakt.
• Constante kosten: Kosten die niet veranderen als de omvang van de productie/afzet
verandert.
• Totale variabele kosten: De som van alle kosten die veranderen als de productieomvang
verandert.
• Gemiddelde variabele kosten: De variabele kosten per stuk. Berekening: de totale variabele
kosten gedeeld door de geproduceerde hoeveelheid.
• Gemiddelde constante kosten: De gemiddelde constante kosten (GCK) worden berekend
door de totale constante kosten (TCK) te verdelen over het totale aantal producten: TCK/q.
Hetzelfde bedrag wordt zo uitgesmeerd over meer producten: GCK daalt dus als de
productieomvang toeneemt.
• Marginale kosten: De extra kosten als de productie met één product wordt uitgebreid.
• Marginale opbrengst: De extra opbrengst als de productie (en afzet) met één product wordt
uitgebreid.
• Totale winst: Het verschil tussen de totale opbrengst (TO) en de totale kosten (TK).
Hoofdstuk 2
• Monopolist: de enige aanbieder op een markt
• Collectieve vraaglijn: Geeft het verband weer tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid
van een product door alle consumenten samen. Bij een monopolist is deze lijn tevens de
prijsafzetlijn
Hoofdstuk 1
• Homogeen product: Goederen en diensten waarvan alle exemplaren in de ogen van de
consument identiek zijn. Het maakt niet uit van welke aanbieder het product afkomstig is.
• Volkomen concurrentie/volledige mededinging: Marktvorm met een groot aantal vragers en
aanbieders, homogene producten, vrije toe- en uittreding en volledige transparantie. De
individuele vrager of individuele aanbieder heeft geen invloed op de prijs.
• Heterogeen goed: goederen en diensten waarvan de exemplaren in de ogen van de
consument verschillen. Het maakt uit van welke aanbieder het product afkomstig is.
• Transparante markt: De vragers naar en aanbieders van een product zijn op de hoogte van
het totale aanbod (prijs en andere voorwaarden). De belangrijkste gegevens over de markt
zijn helder en duidelijk te verkrijgen.
• Vrije toe- en uittreding: Er zijn geen belemmeringen om tot een markt toe te treden, zoals
vestigingseisen en er zijn geen belemmeringen om uit een markt te stappen.
• Prijselasticiteit van de vraag: De relatieve verandering van de vraag als gevolg van een
verandering van de prijs.
• Marktmechanisme: De prijs en de verhandelde hoeveelheid van een product komt tot stand
door het vrije spel van vraag en aanbod. Er wordt precies evenveel aangeboden als
gevraagd.
• Prijsmechanisme: De prijs en de verhandelde hoeveelheid van een product komt tot stand
door het vrije spel van vraag en aanbod. Er wordt precies evenveel aangeboden als
gevraagd.
• Break-evenafzet: De afzet waarbij de totale opbrengst gelijk is aan de totale kosten: er wordt
geen winst gemaakt.
• Constante kosten: Kosten die niet veranderen als de omvang van de productie/afzet
verandert.
• Totale variabele kosten: De som van alle kosten die veranderen als de productieomvang
verandert.
• Gemiddelde variabele kosten: De variabele kosten per stuk. Berekening: de totale variabele
kosten gedeeld door de geproduceerde hoeveelheid.
• Gemiddelde constante kosten: De gemiddelde constante kosten (GCK) worden berekend
door de totale constante kosten (TCK) te verdelen over het totale aantal producten: TCK/q.
Hetzelfde bedrag wordt zo uitgesmeerd over meer producten: GCK daalt dus als de
productieomvang toeneemt.
• Marginale kosten: De extra kosten als de productie met één product wordt uitgebreid.
• Marginale opbrengst: De extra opbrengst als de productie (en afzet) met één product wordt
uitgebreid.
• Totale winst: Het verschil tussen de totale opbrengst (TO) en de totale kosten (TK).
Hoofdstuk 2
• Monopolist: de enige aanbieder op een markt
• Collectieve vraaglijn: Geeft het verband weer tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid
van een product door alle consumenten samen. Bij een monopolist is deze lijn tevens de
prijsafzetlijn