Economie hoofdstuk 4 tm 6
Hoofdstuk 4 de lucht in
• Welke dingen hebben invloed op de vraag naar vliegtickets?
• Prijs (daling van de prijzen geleid tot sterke groeiende vraag)
• Stand van de economie (als de economie sterker groeit, stijgt de vraag
naar vliegreizen)
• Inkomen (stijging van de inkomens heeft invloed)
• Globalisering (doordat er steeds meer contacten komen tussen landen
beïnvloedt de behoefte aan het vliegverkeer)
• Bevolkingsomgang (hoe groter de bevolking, hoe meer reizigers)
• Behoefte (doordat er meer vrije tijd en geld is)
• Prijzen van andere vervoersmiddelen (ligt eraan hoe erg de prijzen bij
bijvoorbeeld een auto stijgt of daalt)
• Prijzen van aanvullende goederen (door het tarief om te parkeren bij
een vlieghaven)
• Subsitutiegoederen: goederen die elkaar kunnen vervangen
• Complementaire goederen: goederen die elkaar aanvullen, ze horen bij
elkaar
• Consumentensurplus: welvaartsvoordeel van consumenten
• Als de prijs stijgt daalt de gevraagde hoeveelheid en als de prijs daalt
gaat de gevraagde hoeveelheid omhoog.
• Ceteris-paribusvoorwaarde: het negatieve verband tussen prijs en de
gevraagde hoeveelheid geldt alleen onder de voorwaarde dat alle
andere factoren die invloed hebben op de vraag gelijk blijven.
• Redenen verschuiving van de vraaglijn:
➢ Het aantal vragers verandert
➢ De prijzen van andere goederen en diensten veranderen
➢ Het inkomen van de consument verandert
➢ De behoeften en voorkeuren van consument veranderen
• Producentensurplus: welvaartsvoordeel voor de producent
• Als de prijs stijgt stijgt het aangeboden hoeveelheid ook en als de prijs
daalt dan daalt de aangeboden hoeveelheid ook.
• Marktevenwicht: bij de prijs waar de gevraagde hoeveelheid en
aangeboden hoeveelheid aan elkaar gelijk zijn.
, • Je kunt op de verticale as de evenwichtsprijs aflezen en op de
horizontale as de evenwichtshoeveelheid.
• Betalingsbereidheid: het maximale bedrag dat je voor iets wilt betalen
• Vraagfunctie: geeft het verband weer tussen de prijs en de gevraagde
hoeveelheid.
• Negatief verband: Een verband tussen twee grootheden waarbij het
gevolg tegengesteld reageert op de oorzaak.
• Positief verband: Een verband tussen twee grootheden waarbij het
gevolg in dezelfde richting reageert als de oorzaak.
• Aanbodfunctie: geeft het verband weet tussen de prijs en de
aangeboden hoeveelheid.
• Evenwichtsprijs: De prijs die tot stand komt op een markt als vraag en
aanbod aan elkaar gelijk zijn.
Formules:
• Consumentensurplus: verschil tussen de betalingsbereidheid van de
consument en de prijs die hij moet betalen.
• Hoogte van consumentensurplus of het welvaartsvoordeel voor de
consument: oppervlakte rechthoekige driehoek. (0,5 x basis x hoogte)
• Producentensurplus: de prijs die een aanbieder minimaal wil ontvangen
- de marktprijs.
• Totale surplus: consumentensurplus + producentensurplus
• Marktevenwicht= qa=qv
Hoofdstuk 5 het beroepsgoederenvervoer over de weg
• Op de arbeidsmarkt komen vraag naar arbeid en aanbod van arbeid
samen.
• Beroepsbevolking: Alle personen tussen de 15 en 65 jaar die betaald
werk kunnen en willen verrichten (voor 12 of meer uur per week) en
daarvoor op korte termijn beschikbaar zijn. De beroepsbevolking bestaat
uit werknemers, werklozen en zelfstandigen en wordt onderscheiden in
de werkzame beroepsbevolking en de werkloze beroepsbevolking.
• Aanbod van arbeid > werklozen, werknemers en zelfstandigen
• Vraag naar arbeid > werknemers, zelfstandigen en vacatures.
Hoofdstuk 4 de lucht in
• Welke dingen hebben invloed op de vraag naar vliegtickets?
• Prijs (daling van de prijzen geleid tot sterke groeiende vraag)
• Stand van de economie (als de economie sterker groeit, stijgt de vraag
naar vliegreizen)
• Inkomen (stijging van de inkomens heeft invloed)
• Globalisering (doordat er steeds meer contacten komen tussen landen
beïnvloedt de behoefte aan het vliegverkeer)
• Bevolkingsomgang (hoe groter de bevolking, hoe meer reizigers)
• Behoefte (doordat er meer vrije tijd en geld is)
• Prijzen van andere vervoersmiddelen (ligt eraan hoe erg de prijzen bij
bijvoorbeeld een auto stijgt of daalt)
• Prijzen van aanvullende goederen (door het tarief om te parkeren bij
een vlieghaven)
• Subsitutiegoederen: goederen die elkaar kunnen vervangen
• Complementaire goederen: goederen die elkaar aanvullen, ze horen bij
elkaar
• Consumentensurplus: welvaartsvoordeel van consumenten
• Als de prijs stijgt daalt de gevraagde hoeveelheid en als de prijs daalt
gaat de gevraagde hoeveelheid omhoog.
• Ceteris-paribusvoorwaarde: het negatieve verband tussen prijs en de
gevraagde hoeveelheid geldt alleen onder de voorwaarde dat alle
andere factoren die invloed hebben op de vraag gelijk blijven.
• Redenen verschuiving van de vraaglijn:
➢ Het aantal vragers verandert
➢ De prijzen van andere goederen en diensten veranderen
➢ Het inkomen van de consument verandert
➢ De behoeften en voorkeuren van consument veranderen
• Producentensurplus: welvaartsvoordeel voor de producent
• Als de prijs stijgt stijgt het aangeboden hoeveelheid ook en als de prijs
daalt dan daalt de aangeboden hoeveelheid ook.
• Marktevenwicht: bij de prijs waar de gevraagde hoeveelheid en
aangeboden hoeveelheid aan elkaar gelijk zijn.
, • Je kunt op de verticale as de evenwichtsprijs aflezen en op de
horizontale as de evenwichtshoeveelheid.
• Betalingsbereidheid: het maximale bedrag dat je voor iets wilt betalen
• Vraagfunctie: geeft het verband weer tussen de prijs en de gevraagde
hoeveelheid.
• Negatief verband: Een verband tussen twee grootheden waarbij het
gevolg tegengesteld reageert op de oorzaak.
• Positief verband: Een verband tussen twee grootheden waarbij het
gevolg in dezelfde richting reageert als de oorzaak.
• Aanbodfunctie: geeft het verband weet tussen de prijs en de
aangeboden hoeveelheid.
• Evenwichtsprijs: De prijs die tot stand komt op een markt als vraag en
aanbod aan elkaar gelijk zijn.
Formules:
• Consumentensurplus: verschil tussen de betalingsbereidheid van de
consument en de prijs die hij moet betalen.
• Hoogte van consumentensurplus of het welvaartsvoordeel voor de
consument: oppervlakte rechthoekige driehoek. (0,5 x basis x hoogte)
• Producentensurplus: de prijs die een aanbieder minimaal wil ontvangen
- de marktprijs.
• Totale surplus: consumentensurplus + producentensurplus
• Marktevenwicht= qa=qv
Hoofdstuk 5 het beroepsgoederenvervoer over de weg
• Op de arbeidsmarkt komen vraag naar arbeid en aanbod van arbeid
samen.
• Beroepsbevolking: Alle personen tussen de 15 en 65 jaar die betaald
werk kunnen en willen verrichten (voor 12 of meer uur per week) en
daarvoor op korte termijn beschikbaar zijn. De beroepsbevolking bestaat
uit werknemers, werklozen en zelfstandigen en wordt onderscheiden in
de werkzame beroepsbevolking en de werkloze beroepsbevolking.
• Aanbod van arbeid > werklozen, werknemers en zelfstandigen
• Vraag naar arbeid > werknemers, zelfstandigen en vacatures.