Tentamenstof Ontwikkelingspsychologie
, Planning
Week Contactmoment Zelf leren Gedaan?
36 06-09 H2 + opdracht
Introductievideo + video H2
37 13-09 H4 + H5 + opdracht
Video H4+H5
38 20-09 H6 + H7 + opdracht
Contactmoment opdracht
39 27-09 H8 + H9 + opdracht
Video H6 - 9
40 04-10 H10 + 11 + opdracht
Video H10 - 12
41 17-10
Deadline schrijfopdracht
H12 + opdracht
42 18-10 Herhalen
Video responsie
43 Herhalen
44 03-11 Tentamen
Aantekeningen
1
,Hoofdstuk 2
Theory=An interconnected, logical system of concepts that provides a framework
for organizing and understanding observations. Function: to allow us to understand
and predict the behaviour of some aspect of the world (Een theorie helpt ons om
gedrag te voorspellen en te begrijpen. Formele theorieën zijn vaststaande zaken
zoals natuurwetten, informele theorieën zijn minder vaststaand en worden gebruikt
in de ontwikkelingspsychologie.
- Formal theory=Zijn samengesteld uit onderling verbonden set van
hypothesen, definities, beweringen en wetten, allemaal expliciete concepten
die passen bij of worden afgeleid uit de algemene theorie. Formele theorieën
worden uitgedrukt op verschillende manieren: met behulp van gewone taal,
in wiskundige vorm of soms als logische principes. In het ideale geval zijn
formele theorieën logisch en hebben geen tegenstrijdigheden, passen goed
bij empirische waarnemingen, zijn testbaar, zijn zo eenvoudig mogelijk en
hebben betrekking op een redelijke waaier van fenomenen.
- Informal theory= Daarentegen zijn informele theorieën minder streng; het
is vaak niet meer dan een georganiseerde, ingestelde intuïties of
verwachtingen over de wereld (vaak aangeduid als impliciete theorieën). In
de ontwikkelingspsychologie hebben we geen formele theorieën over
menselijke ontwikkeling, hoewel de meeste theorieën wat betreft de
ontwikkeling van het kind enigszins meer ontwikkeld zijn dan de intuïtieve
verwachtingen van menselijk gedrag die we allemaal hadden.
Range of applicability=Het bereik van kenmerken die bij een theorie horen. It
helps to understand the focus of a theory.
Assumptions=Leidende garanties die ten grondslag liggen aan de logica van een
theorie. Can be influenced by cultural context and belief systems, by the sample the
researcher was observing of by the current knowledge base of the field.
What do theories do?
1. Helpt bij het onderscheiden van bepaalde factoren die centraal zijn voor het
begrip van een bepaald gedrag van andere factoren. Onze theorieën geven
betekenis aan de geiten die we ontdekken over de wereld
2. Leidt tot nieuwe kennis. De formulering van een theorie kan ertoe leiden dat
we zorgvuldiger gaan kijken naar factoren die we eerder als vanzelfsprekend
hebben genoemd of juist hebben genegeerd.
Miller argues that any developmental theory should manage 3 tasks:
1. It needs to describe change within a given domain
2. It needs to describe changes in the relationships between domains
3. It should explain how the changes in behaviour that have been described
take place
Ontwikkelingstheorieën
- Psychodynamische theorie (Sigmund Freud, 1856-1939)
Theorie van menselijk gedrag en ontwikkeling. Dwang/dynamiek zijn
2
, verantwoordelijk voor gedrag. Nadruk op vroegere ervaring en biologische
krachten. Freud gaat uit van innerlijke krachten. Persoonlijkheid bestaat uit 3
delen
● Id
Gaat over pleasure principle, het maximaliseren van plezier.
Bevrediging van zichzelf, num plezier principe. Voorbeeld: baby. Doet
waar die zin in heeft
● Ego
Wilt Id tevreden stellen, maar op sociaal acceptabele manier.
Voorbeeld: wachten totdat college is afgelopen, voordat je gaat eten
● Superego
Het accepteren van normen en waarden van hun ouders en de sociale
omgeving. Ego neemt rol als bemiddelaar tussen id en superego en
doet poging om te voldoen aan eisen van beide structuren. Gedrag ligt
bij ideale zelf.
Freud ging er niet vanuit dat iedere drift in iedere levensfase vene belangrijk
is, onderbroken proces. Bedacht 5 stadia gebaseerd op erogene zones. Als
iemand een stadium van psychoseksuele ontwikkeling niet goed verloopt,
kan er sprake zijn van fixatie rondom die zone. Vroegkinderlijke ervaringen
zijn belangrijk voor hun latere ontwikkeling. Dit gaat niet altijd bewust, juist
onbewuste. De onbewuste is helder te interpreteren mbv droomanalyse.
Echter wetenschappelijk niet betrouwbaar te onderzoeken.
● Orale stadium (1 tot 21 maanden)
Plezier draait om het in de mond stoppen van spullen en hierop te
bijten, kauwen, zuigen, voelen
● Anale stadium (15 maanden tot 3 jaar)
Zindelijkheidstraining. Kind leert om te wachten op toilet. Dit vormt
conflict tussen de Id, Ego en Superego
● Fallische stadium (3 tot 6 jaar)
Ontdekt eigen genitalien, geeft hen gevoel van plezier. Doktertje
spelen, oedipuscomplex (meisjes trekken naar vaders, jongens naar
moeders)
● Latentie stadium (6 tot 11 a 12 jaar)
Interesse van kind heeft minder seksueel karakter, nadruk op sociale
ontwikkeling en intelligentie.
● Genitale fase (11 jaar tot volwassenheid)
Sexuele verlangens worden weer aangewakkerd en zoekt
leeftijdsgenoot om seksuele drift mee te delen. Ontwikkeling van
geslachtsdrift
Sterke punten:
● Vroege ervaringen bij de vorming van persoonlijkheid.
● Visie op ontwikkeling is gevormd door de dynamiek van conflicten
tussen biologische driften van individu en de beperkingen van de
samenleving op deze driften (Erikson was hierop geïnspireerd).
● Rijke bron van hypothesen over de ontwikkeling
Kritiekpunten:
3
, Planning
Week Contactmoment Zelf leren Gedaan?
36 06-09 H2 + opdracht
Introductievideo + video H2
37 13-09 H4 + H5 + opdracht
Video H4+H5
38 20-09 H6 + H7 + opdracht
Contactmoment opdracht
39 27-09 H8 + H9 + opdracht
Video H6 - 9
40 04-10 H10 + 11 + opdracht
Video H10 - 12
41 17-10
Deadline schrijfopdracht
H12 + opdracht
42 18-10 Herhalen
Video responsie
43 Herhalen
44 03-11 Tentamen
Aantekeningen
1
,Hoofdstuk 2
Theory=An interconnected, logical system of concepts that provides a framework
for organizing and understanding observations. Function: to allow us to understand
and predict the behaviour of some aspect of the world (Een theorie helpt ons om
gedrag te voorspellen en te begrijpen. Formele theorieën zijn vaststaande zaken
zoals natuurwetten, informele theorieën zijn minder vaststaand en worden gebruikt
in de ontwikkelingspsychologie.
- Formal theory=Zijn samengesteld uit onderling verbonden set van
hypothesen, definities, beweringen en wetten, allemaal expliciete concepten
die passen bij of worden afgeleid uit de algemene theorie. Formele theorieën
worden uitgedrukt op verschillende manieren: met behulp van gewone taal,
in wiskundige vorm of soms als logische principes. In het ideale geval zijn
formele theorieën logisch en hebben geen tegenstrijdigheden, passen goed
bij empirische waarnemingen, zijn testbaar, zijn zo eenvoudig mogelijk en
hebben betrekking op een redelijke waaier van fenomenen.
- Informal theory= Daarentegen zijn informele theorieën minder streng; het
is vaak niet meer dan een georganiseerde, ingestelde intuïties of
verwachtingen over de wereld (vaak aangeduid als impliciete theorieën). In
de ontwikkelingspsychologie hebben we geen formele theorieën over
menselijke ontwikkeling, hoewel de meeste theorieën wat betreft de
ontwikkeling van het kind enigszins meer ontwikkeld zijn dan de intuïtieve
verwachtingen van menselijk gedrag die we allemaal hadden.
Range of applicability=Het bereik van kenmerken die bij een theorie horen. It
helps to understand the focus of a theory.
Assumptions=Leidende garanties die ten grondslag liggen aan de logica van een
theorie. Can be influenced by cultural context and belief systems, by the sample the
researcher was observing of by the current knowledge base of the field.
What do theories do?
1. Helpt bij het onderscheiden van bepaalde factoren die centraal zijn voor het
begrip van een bepaald gedrag van andere factoren. Onze theorieën geven
betekenis aan de geiten die we ontdekken over de wereld
2. Leidt tot nieuwe kennis. De formulering van een theorie kan ertoe leiden dat
we zorgvuldiger gaan kijken naar factoren die we eerder als vanzelfsprekend
hebben genoemd of juist hebben genegeerd.
Miller argues that any developmental theory should manage 3 tasks:
1. It needs to describe change within a given domain
2. It needs to describe changes in the relationships between domains
3. It should explain how the changes in behaviour that have been described
take place
Ontwikkelingstheorieën
- Psychodynamische theorie (Sigmund Freud, 1856-1939)
Theorie van menselijk gedrag en ontwikkeling. Dwang/dynamiek zijn
2
, verantwoordelijk voor gedrag. Nadruk op vroegere ervaring en biologische
krachten. Freud gaat uit van innerlijke krachten. Persoonlijkheid bestaat uit 3
delen
● Id
Gaat over pleasure principle, het maximaliseren van plezier.
Bevrediging van zichzelf, num plezier principe. Voorbeeld: baby. Doet
waar die zin in heeft
● Ego
Wilt Id tevreden stellen, maar op sociaal acceptabele manier.
Voorbeeld: wachten totdat college is afgelopen, voordat je gaat eten
● Superego
Het accepteren van normen en waarden van hun ouders en de sociale
omgeving. Ego neemt rol als bemiddelaar tussen id en superego en
doet poging om te voldoen aan eisen van beide structuren. Gedrag ligt
bij ideale zelf.
Freud ging er niet vanuit dat iedere drift in iedere levensfase vene belangrijk
is, onderbroken proces. Bedacht 5 stadia gebaseerd op erogene zones. Als
iemand een stadium van psychoseksuele ontwikkeling niet goed verloopt,
kan er sprake zijn van fixatie rondom die zone. Vroegkinderlijke ervaringen
zijn belangrijk voor hun latere ontwikkeling. Dit gaat niet altijd bewust, juist
onbewuste. De onbewuste is helder te interpreteren mbv droomanalyse.
Echter wetenschappelijk niet betrouwbaar te onderzoeken.
● Orale stadium (1 tot 21 maanden)
Plezier draait om het in de mond stoppen van spullen en hierop te
bijten, kauwen, zuigen, voelen
● Anale stadium (15 maanden tot 3 jaar)
Zindelijkheidstraining. Kind leert om te wachten op toilet. Dit vormt
conflict tussen de Id, Ego en Superego
● Fallische stadium (3 tot 6 jaar)
Ontdekt eigen genitalien, geeft hen gevoel van plezier. Doktertje
spelen, oedipuscomplex (meisjes trekken naar vaders, jongens naar
moeders)
● Latentie stadium (6 tot 11 a 12 jaar)
Interesse van kind heeft minder seksueel karakter, nadruk op sociale
ontwikkeling en intelligentie.
● Genitale fase (11 jaar tot volwassenheid)
Sexuele verlangens worden weer aangewakkerd en zoekt
leeftijdsgenoot om seksuele drift mee te delen. Ontwikkeling van
geslachtsdrift
Sterke punten:
● Vroege ervaringen bij de vorming van persoonlijkheid.
● Visie op ontwikkeling is gevormd door de dynamiek van conflicten
tussen biologische driften van individu en de beperkingen van de
samenleving op deze driften (Erikson was hierop geïnspireerd).
● Rijke bron van hypothesen over de ontwikkeling
Kritiekpunten:
3