100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Class notes

Hoorcolleges Hersenen en Gedrag

Rating
-
Sold
-
Pages
31
Uploaded on
31-10-2025
Written in
2024/2025

De hoorcolleges van het vak Hersenen en Gedrag.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
October 31, 2025
Number of pages
31
Written in
2024/2025
Type
Class notes
Professor(s)
-
Contains
All classes

Subjects

Content preview

Hoorcollege 1
Hoe meten we: door verschillen in gedrag (met metingen vergelijken)
VB1: verschillende reactietijden van Helmholtz; reactietijd van teen langer dan van heup;
zenuwbaan tot hersenen is langer)
VB2: Donders: stel je krijgt 4 letters te zien & zie je een X? Langer zoeken bij F C Q T dan
bij F T. Dan weten we hoe lang het zoeken per letter duurt. (weer vergelijking)
→ Hieruit kun je een mentaal proces infereren

Klassiek conditioneren (Pavlov): relatie tussen prikkel (stimulus) en een response
verandert (iets wordt gekoppelt aan prikkel en blijft dus bepaalde reactie geven bij die
prikkel)

Operant / instrumenteel conditioneren: relatie tussen gedrag en daarop volgende
stimulus (reinforcement = zorgt dat het gedrag herhaald wordt (bijv een beloning) Dit zorgt
dat het gedrag voor de stimulus herhaald wordt (correct gedrag bijv).

Nature (genes) versus nurture (environment)(omgevingsinvloed wat leidt tot leren):
Alles wat in hersenen verandert = biologisch = nature
Alles wat daardoor in gedrag uit = psychologisch = nurture

Filmpje (van dna/genen & eiwit):
-​ omgevingsinvloeden net zo belangrijk als genen, dus heeel soms lijkt een verband
met gedrag onverbiddelijk, maar komt niet alleen door genen
Definitie Gen: een gen codeert voor een eiwit

Ribosome is het fabriekje waarin de code wordt gelezen

-​ Verschillende 20000 genen in DNA
-​ In 1 gen zitten 1000en letters
-​ 3 letters = code voor 1 aminozuur

Eiwitten: dienen als functie (enzym/receptor/boodschapper-stof) van (zenuw)cellen

Elke ouder heeft dus 2 allelen, als bijv vader huntington heeft hoop je dat kind het goede
allel van hem krijgt

MAO A gen is het geslachts gen.
MAO-A low = zwak werkend MAO enzym
MAO-A high = goed/sterk werkend MAO enzym

Hoorcollege 2
Mannen meer kans op kapotte variant van kleurenblind rood/groen, want maar 1 X allel.
Vrouwen kunnen of goede of kapotte variant krijgen. Rood/groen kleurenblind ligt op sex
linked chromosomen. Als het X-chromosoom van een man het gen voor kleurenblindheid
bevat, wordt hij kleurenblind, omdat hij geen tweede X-chromosoom heeft om dit te
compenseren. Vrouw met X(kleurenblind)X(gezond) = gezond / niet kleurenblind want
gezond dominant en kleurenblind recessief.
Sex-linked genen komen op geslachtschromosomen.

,Sex-limited genen kunnen op alle chromosomen voorkomen, op de autosomen (niet
geslachtschromosomen). Bij mannen en vrouwen anders afgelezen, ze hebben die genen
allebei wel maar komen niet bij beide tot expressie → verschillen in eigenschappen of bouw
bijv.

Epigenetica: er kan toch wel iets veranderen in genen wat langdurig effect kan hebben
Stukje DNA van een eiwit, bestaat uit een gen met promotor regio: moleculair apparaat die
vanaf start code bindt en het gen/aminozuur afleest. Het verdwijnt dan naar de rest van de
cel. Een enzym EHMT bindt chemische methylgroep aan dat stuk van het DNA, op de
promotor regio. Die chemische groep zorgt ervoor dat het gen niet meer kan worden
afgelezen, je hebt hem wel maar kan niet meer worden afgelezen. Dan wordt het gen
soortvan uitgezet. Zonder EHMT kan dat gen niet worden uitgezet (VB met fruitvliegjes).

Ervaring kan niet de genen veranderen maar de manier waarop ze tot expressie komen.
Ervaring verandert chromosoom bij promotor regio.

Epigenetica (wat voor verandering in expressie zorgt):
-​ Methylering
-​ Acetylering
-​ Andere mechanismen

Evolutie is de verandering in kernmerken van een soort over generaties.
Kunnen gunstig zijn voor overleving bijvoorbeeld. Originele allel kan uiteindelijk niet meer
bestaan en nieuwe betere zijn. → Mutaties in DNA zorgen voor genetische variatie (allelen)

Ovre hele lange tijdschalen leiden de accumulatie van geselecteerde mutaties tot grote
veranderingen (bijv bij apen)
Reproductieve isolatie en verschillen in omgeving leiden tot verschillende soorten.

Iedereen deelt dus voorouders. AL het leven is verwant. Heel veel overeenkomsten in genen
tussen mensen, dieren en andere organismen.

Hoe kunnen we zien:
-zintuig oog → verbinding met strengen via thalamus onder cortex naar achterkant hersenen
/ visuele cortex. Kruising want dingen die je links ziet komen in rechterdeel van hersenen
terecht.

Cellichaam heeft dikke uitloper en kleinere uittakkingen. Thalamus stuurt uitloper naar
visuele cortex. Is een elektrische puls die over zogenaamde axon loopt (de dikkere lange
uitloper). Dendrieten zijn de kleinere uittakkingen. Soma is begineiland / rondje / bolletje,
waar de axon uit loopt.
Neuron: input- en output-faciliteit.

Hoe wordt input omgezet in output (bij zenuwcellen):

Uitgaande axon is afferent aan waar die vandaan komt. Wegaande axon is efferent aan
waar die naartoe gaan.

,Neuron is een soort buis, gescheiden door membraan. Door membraan kan niks doorheen.
Natrium ionen (Na) zit dicht tegen cel aan. Ionen (geladen deeltjes) in verschillende
concentraties binnen en buiten de buisjes/zenuwcellen (vooral aan buitenkant). Door
verschillende krachten komt er een potentiaalverschil = rustpotentiaal (want membraam zit in
de weg dus er kan niks gebeuren). Natrium aan de buitenkant wilt naar binnen, want ze
willen naar plek waar weinig plus is, maar aan buitenkant zit veel plus, en aan binnenkant
minder plus (bijv -70).
Rustpotentiaal berust dus op verschil in lading tussen binnenkant en buitenkant, wordt
gescheiden door membraan.

Depolarisatie:
In het membraan zitten eiwitmoleculen die steken door het membraan heen. Er loopt een
kanaaltje doorheen die open en dicht kunnen. Door die kanalen kan Natrium (Na+) door
naar binnen ALS ze open zijn.
→ kunnen open door neurotransmissie: als elektrisch signaal aan uiteinde van axon komt,
komen moleculen los uit axon en doen iets met receptor in plek B. Ze binden aan receptor
(chemische reactie) en het kanaal gaat open waardoor de Natrium ionen naar binnen
kunnen stromen.

Balans gaat van -70 richting 0 = depolarisatie (het potenitaal verschil wordt kleiner)

Meten:
2 pinnen in stopcontact steken, pin in stukje van soma steken, andere blijft buiten, je kan de
rustpotentiaal / elektrische voltage meten. Is maar even, zakt daarna weer in.

Hersenpotentialen meet je met electroencephalogram (EEG).

Omzetten waarneming in beweging:
Genoeg depolarisatie → actiepotentiaal. -70 komt uiteindelijk bij drempel, dan kan er
explosie van nog meer natriumionen die cel binnentreden = actiepotentiaal. Zorgt voor
output naar volgende neuron. Naar andere delen van brein. Naar bijv motorcortex, waardoor
we gedrag kunnen vertonen. Genoeg signalen van visuele cortex naar motorcortex →
voldoende depolarisatie in motor-neuron en produceert zelf actiepotentiaal (dan naar
ruggenmerg dan naar spier). Efferent vanuit visuele cortex (weg van), ten opzichte van
motor afferent (naartoe).

Hoorcollege 3
Depolarisatie doordat Na+ binnenstroomt. Actiepotentiaal begint als drempelwaarde wordt
bereikt, komt bij input. Hier zitten speciale ionenkanalen, voltage gated
(spanningsafhankelijke) kanalen. Rustpotentiaal = -70. Voltage-gated Na+ kanalen op
axonheuvel reageren op binnenkomende depolarisatie van dendriet als de depolarisatie de
drempel bereikt. Alleen dan ontstaat er een actiepotentiaal.

Kalium en Natrium zijn ionen.
Concentratieverschil:
Binnen cel: meer Kalium t.o.v. buitenkant

, Concentratiegradiënt (van hoge naar lage concentratie):
-​ Kalium: er zit binnen in de cel meer kalium dan buiten dus wilt de kalium naar buiten
-​ Natrium:
Elektrische gradiënt (aantrekking van tegengestelde lading bij potentiaalverschil)

Kalium is bijna in evenwicht. Natrium wilt wel heel grag door membraan stromen. Kalium wilt
eig naar buiten maar negatieve kalium trekt positieve weer de cel in in rust. Natrium zal cel
IN willen (concentratie) + natrium is buitenkant positief geladen en binnenkant is negatief,
dus negatieve trekt kalium naar binnen (versterking).

Ionkanalen gaan open als drempelwaarde bereikt is (natriumkanalen en kaliumkanalen). Ze
liggen op axonheuvel en axon, NIET op dendriet. Natriumkanalen gaan HEEL SNEL open
als ze getriggerd worden, maar kaliumkanalen zijn trager.
Natriumkanaal
in rust: dicht met klepje in
als drempelwaarde bereikt wordt: klepje open (snel). Kanaal kan ook geïnactiveerd EN
gesloten worden door balletje, kanaal kan dan niks doen. Daarna komt balletje er weer uit en
gaat het kanaal weer gesloten, maar kan wel weer geopend worden.
Kaliumkanaal heeft geen balletje en gaat gewoon weer open als het klepje dicht is.

Bij depolarisatie die drempelwaarde bereikt worden beide kanalen geactiveerd. Natrium wilt
graag cel in (zowel concentratie en elektrisch perspectief). Als natrium cel binnenstroomt →
meer positiviteit in binnenkant van cel / minder negatief → depolarisatie wordt meer
doorgezet → natrium blijft stromen → zelfs positief boven nul → evenwicht veranderd →
concentratie verandert niet maar elektriciteit wel → bij ong +30 wilt natrium weer terug naar
buiten + door balletje kan er niet meer natrium in → kalium kanalen ondertussen openen
(niet in rust) → qua concentratie wilt kalium cel uit (want meer binnen cel) en qua elektriciteit
ook want binnenkant cel is positief en kalium ook dus stoot elkaar af → Kalium stroomt cel
uit → Kaliumkanalen ook dicht → Boog komt even onder rustpotentiaal maar daarna weer
wat kalium de cel in. (afterpotential)
Er komt dus geen kalium BINNEN tijdens het ACTIEPOTENTIAAL. daarna weer wel.

Membraan is beetje lek voor kalium dus kunnen die ionen toch de cel uit.

Actiepotentiaal beweegt zich / regenereert naar volgende membraan, depolarisatie beweegt
voort over axon. Zo komt hij aan de andere kant. Kan niet terug door balletje. Dit proces kan
versneld worden door myeline rondom axon met knopen van Ranvier. Zo beweegt de sprong
veel sneller/verder over axon = saltatory conduction
Hoe meer myeline, hoe sneller.

Multiple Sclerose (MS): ziekte waarbij myeline is aangetast → timing van signalen werkt niet
meer goed

Alles of niets wet: actiepotentiaal vindt plaats of vindt niet plaats, grootte en snelheid is
altijd even groot.
Depolarisatie op dendrieten zijn wel ‘graded’

Aantal actiepotentialen per tijdseenheid bepaalt informatie. (niet grootte of vorm)
$9.79
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
andreagalesloot2

Also available in package deal

Get to know the seller

Seller avatar
andreagalesloot2 Universiteit Utrecht
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
2
Member since
1 month
Number of followers
0
Documents
18
Last sold
1 day ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions