Hoorcollege 2.1: Personeel en Organisatie, wet- en
regelgeving
Waarom P&O?
De organisatie is een hulpmiddel voor de pedagoog om pedagogische
doelen te bereiken. Zonder een organisatie kan je niet veel.
Management (is een ruim begrip)
Fayol heeft rond 1900 al de belangrijkste functie van de manager
geformuleerd en die zijn nog steeds van toepassing:
- Plannen -> het bepalen van doelen en de acties die nodig zijn om
die doelen te bereiken. Dit omvat het vooruitdenken en
voorbereiden op de toekomst.
- Organiseren -> het structureren van middelen (mensen, geld, tijd)
en taken op een efficiëntie manier, zodat het werk goed uitgevoerd
kan worden.
- Leidinggeven -> het aansturen en motiveren van medewerkers om
hun werk goed te doen. Dit vraagt om communicatie, coaching en
besluitvaardigheid.
- Coördineren -> het afstemmen van activiteiten en mensen zodat
alles soepel samenwerkt en doelen efficiënt worden bereikt.
- Controleren -> het volgen en beoordelen van de voortgang en
prestaties, en waar nodig bijsturen. Dit zorgt ervoor dat de
organisatie op koers blijft.
- Innoveren (moderne toevoeging) -> Het bedenken en doorvoeren
van vernieuwingen in producten, processen of strategieën en
concurrentievoordeel te behouden
- Representeren (moderne toevoeging) -> het optreden als gezicht
van de organisatie naar buiten toe, bijvoorbeeld bij klanten, partners
of in de media.
Concepten, organisaties
- Organisatie (-soorten)
- Profitorganisaties
- Non-profitorganisatie
- Not-for-profitorganisaties
- Dienstverlenende organisatie
- Stichting
- Vereniging
, - Professionalisering
- Organisatieleer, organizational behavior of organisatietheorie
- Organisatiekunde
- Model
Een maatschappij vol organisaties
Je kunt de relatie tussen maatschappij en organisatie op twee manieren
bekijken:
1. Vanuit de organisatie is de maatschappij de omgeving waarop de
organisatie goed moet zijn afgestemd om te kunnen functioneren (of
het nu gaat om een product of een dienst, met of zonder winstdoel).
2. Vanuit de maatschappij gezien zijn organisaties nodig om allerlei
maatschappelijke doelen te realiseren: zorg, onderwijs etc.
Soorten organisaties
Goederen = tastbare producten, Diensten = niet-tastbare producten of
hulp
Commercieel/ Maatschappelijk: Commercieel = gericht op winst;
maatschappelijk = gericht op welzijn of doel buiten winst.
Monopolie = Een aanbieder van een product of dienst
Statuten = Officiële regels en doelstellingen van een organisatie
,Profitorganisaties – commercieel, ondernemingen
- Ondernemingen die goederen of diensten verkopen aan klanten met
het doel er winst aan over te houden.
- Bv: Albert Heijn -> Verkoopt producten als doel winst te maken.
Non-profitorganisatie – maatschappelijk
- Een organisatie die zonder winstoogmerk (=winstdoel) ideële doelen
nastreeft.
- Bv: Het Rode Kruis -> Helpt mensen in nood zonder winst te willen
maken.
Not-for-profitorganisatie – mengvorm van profit en non-profit
- Organisaties die een ideëel doel proberen te realiseren aan de hand
van bedrijfseconomische principes.
- Bv: Ziekenhuis -> Biedt zorg (maatschappelijk doel), maar werkt met
bedrijfsmatige aanpak om kosten te dekken.
Dienstverlenende organisatie
- Een organisatie die diensten levert in plaats van tastbare producten.
Het draait bij deze organisaties vooral om het helpen, adviseren of
ondersteunen van klanten of cliënten. De waarde die zij beiden, zit
in de service en niet in een fysiek product.
- Bv: Horeca, zorginstellingen, adviesbureaus
Organisatie rechtsvormen
Rechtspersoon = organisatie die zelfstandig rechten en plichten heeft
, Stichting = een rechtspersoon waarin een bestuur een vermogen of
andere middelen aanwendt voor een ideëel doel.
- Bv: Stichting Leergeld -> Helpt kinderen uit arme gezinnen met
schoolspullen of sportclubs.
Vereniging = een samenwerkingsverband van leden die een
gemeenschappelijk ideëel doel nastreven (vereniging is ook
rechtspersoon).
- Bv: Voetbalvereniging Ado -> Leden (spelers, vrijwilligers) werken
samen voor hun gedeelde passie: voetbal.
Beide zijn rechtspersonen, maar het verschil zit in de aanwezigheid van
leden (bij eenb vereniging) en het bestuur zonder leden (bij een stichting).
Professionaliteit en kwaliteit
Professionalisering = de ontwikkeling van vrijwillige inspanning om een
ideëel doel te bereiken naar betaald werk van geschoolde en
gespecialiseerde hulpverleners binnen een instelling.
Instelling = een organisatie met een vast doel, vaak in zorg of onderwijs
Instituut/ inrichting = zelfde als instelling, formele organisatievorm
Beleid = een gedragslijn voor het handelen van een organisatie.
Organisatiekunde = de leer die zich richt op de vaardigheden die nodig
zijn om goed te kunnen organiseren of goed te kunnen werken in een
organisatiemodel, een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid.
Organisatieleer, organizational behavior of organisatietheorie =
de tak van wetenschap die iets zegt over de feitelijke structuren van
organisaties en de processen binnen organisaties.
Coöptatie = Wanneer nieuwe bestuursleden worden gekozen door de
huidige leden.