1. Wat is democratie?
Politiek= Maken van keuzes die belangrijk zijn voor de hele staat.
- Efficiënt besturen Kijken naar doelmatig resultaat.
- Max. participatie Proces van democratische besluitvorming + afweging van belangen.
Soeverein= Staat die op gebied hoogste gezag uitoefent.
Democratie Het volk regeert (directe democratie, referendum, volksstemming).
Representatieve democratie= Volk kiest vertegenwoordigers die beslissingen nemen.
Dictatuur= Wetgevende/uitvoerende/rechtelijke macht in handen van een kleine groep mensen.
Kenmerken van een democratie:
- Onafhankelijke rechtsstaat zijn. (Rechters staan los van parlement/regering.)
- Er is individuele vrijheid. (vrijheid van meningsuiting)
- Gelden politieke grondrechten. (Burgers kiezen zelf vertegenwoordigers kiezen )
- Politie en leger hebben wettelijk beperkte bevoegdheden.
- Persvrijheid.
Representatieve democratie:
- Parlementaire stelsel= Gekozen parlement is het hoogste machtsorgaan.
o Constituele monarchie= Koning is staatshoofd, taken/bevoegdheden in grondwet.
- Presidentiële democratie= Bevolking kiest een parlement +president.
Regels in grondwet over democratie:
- Taken/bevoegdheden van de 3 politieke machten staan nauwkeurig omschreven.
- Alle Nederlanders vanaf 18 jaar hebben stemrecht.
- Regels voor de politieke besluitvorming zijn vastgelegd.
- De overheid laat de media vrij.
Kenmerken van een dictatuur:
- Beperkte individuele vrijheid.
- Geen politieke vrijheid (Politieke tegenstanders gevangen/gemarteld.)
- Veel overheidsgeweld.
- Geen onafhankelijke rechtspraak.
- Er is censuur.
Soorten dictaturen:
- Ideologische= Communistische partij heeft macht en burgers hebben geen tot weinig
individuele vrijheden. (Noord-Korea)
o Indoctrinatie: Bevolking krijgt de partij-ideologie met de paplepel ingegoten.
- Religieuze (theocratie): Godsdienst is verheven tot staatsideologie. (Iran)
- Militaire: leger heeft alle macht. (Na wo2 in Midden/Zuid Amerika).
, 2. Politieke stromingen
Ideologie= Samenhangend geheel van ideeen en de gewenste richting van de samenleving.
- Normen en waarden die voor iedereen zouden moeten gelden.
- Gewenste sociaaleconomische verhoudingen van de samenleving.
o Links: Wil ongelijkheid verminderen (met goede uitkeringen/andere voorzieningen).
o Rechts: Wil weinig bemoeienis van de overheid op sociaaleconomisch gebied.
o Politieke midden= Ideologie tussen links/rechts in.
Progressief= Vooruitstrevend, veranderingsgezind en gericht op de toekomst.
Conservatief= Behoudend en is gericht op verleden/heden.
Conservatieven= Willen dat situatie naar vroeger terugkeert.
Politieke ideologieën of stromingen:
- Liberalisme= Ieder individu moet optimaal kunnen ontplooien (Vrijheid, verantwoordelijkheid)
o Vrijemarkteconomie, rechts, VVD/D66
- Socialisme: Mogelijkheden om te ontplooien ongelijk verdeeld (wil gelijkheid).
o Wil geen armoede/ongelijkheid, links, PvdA/SP/GroenLinks
- Confessionalisme= Politieke opvattingen gebaseerd op geloofsovertuiging (solidareit/harmonie).
o Maatschappelijke middenveld moet regeren (welzijnsinstellingen, schoolbesturen).
o Het gaat om zorg voor kwetsbaren midden CDA/Christenunie/SGP
Andere politieke richtingen:
Pragmatische partijen= Hebben geen vaste uitgangspunten. Oplossing afhankelijk van probleem. D66
Ecologisme= Benadrukt wederzijdse afhankelijkheid van mensen en natuurlijke omgeving. Groenlinks
Populisme= Wil stem van wolk laten horen (nationalistische standpunten). PVV
Kosmopolieten= Wil het eigen land openhouden en meekomen in geglobaliseerde wereld.
Nationalisten= Zien globalisering juist als bedreiging voor de eigen banen, cultuur en identiteit en
willen de natiestaat daarom op meerdere gebieden afsluiten.