Voorkennis:
Signaal transductieketen: Respons
Het gaat dus vooral nu over 3: respons. Signaaltransductie ketens reguleren dus eigenlijk de
synthese van nieuwe eiwitten door het uit en aan zetten van specifieke genen (proteïne
kinase en -fosfatase)
Tweede boodschappers reguleren een of meer cellulaire activiteiten. In de meeste gevallen
omvatten deze reacties (de responsen) een verhoogde activiteit van specifieke enzymen. Er
zijn twee hoofdmechanismen waarmee een signaalroute een enzymatische stap in een
biochemische route kan verbeteren: transcriptieregulatie en post-translationele
modificatie.
Bouw van chromosomen
Opbergen van DNA:
Het DNA is in alle lichaamscellen in de kern op een speciale manier verpakt, namelijk
ontzettend compact opgerold om speciale eiwitten heen, wat uiteindelijk leidt tot een
structuur dat een chromosoom wordt genoemd.
Een chromosoom is dus een celstructuur die bestaat uit een DNA-molecuul en bijbehorende
eiwitten. Een gedupliceerd chromosoom telt twee DNA-moleculen.
Opbouw chromosomen:
Elk chromosoom bestaat uit erg lange DNA moleculen met honderden tot duizenden
genen.
Homologen chromosomen (of homologen): is een paar chromosomen dat dezelfde lengte,
centromeerpositie en hetzelfde kleuringspatroon heeft en dat genen voor hetzelfde
kenmerk op overeenkomende loci (dat is de plaats van bepaald gen, enkelvoud locus) zitten
(bijvoorbeeld blauw ogen van je moeder en bruine ogen van je vader).
,In die homologe chromosoomparen heb je dezelfde type genen. Een gen is een eenheid van
erfelijke informatie die bestaat uit een specifieke nucleotide volgorde in DNA (of RNA bij
sommige virussen (zie voor verdere info structuur DNA streng)). Voor dezelfde type genen
heb je wel verschillende varianten! Dit wordt een allel genoemd. Een allel is dus een variant
op een gen. Een gen kan bijvoorbeeld staan voor oogkleur, in een homoloog paar heb je dit
gen op dezelfde plek in het chromosoompaar (zie afbeelding). Je hebt alleen een ander allel
gekregen van je moeder, bijvoorbeeld het allel dat codeert voor een blauwe oogkleur en
van je vader heb je een allel dat codeert voor een bruine oogkleur.
Het genotype is de verzameling van alle erfelijke informatie, dus dan hebben we het over
wat vastligt in je chromosomen/DNA. Het fenotype is de verzameling van alle
waarneembare eigenschappen van een individu (oftewel het uiterlijk). Het fenotype komt
tot stand door een samenspel van het genotype en omgevingsfactoren
,Dit diagram laat een paar van homologe chromosomen zien, een chromosoom van de
moeder en een chromosoom van de vader. Na de verdubbeling van chromosomen bestaan
ze uit twee chromatiden (zie alleronderste plaatje). De paarse bloemen hebben wel een C
en de witte bloemen hebben een A (verschil in DNA-volgorde)
Dit plaatje is na de s fase:
, Bouw/functie/werking van DNA/RNA
DNA:
Iedere cel van een organisme bevat DNA. DNA fungeert als een soort code, die specifiek kan
worden afgelezen, waardoor er biologische processen in gang kunnen worden gezet. Er
wordt dus een actie uitgevoerd of ontstaat.
DNA slaat al jouw genetische informatie op en hierdoor is het ook mogelijk om deze
informatie uiteindelijk weer door te geven aan de volgende generatie.
BASIS: De structuur van een DNA streng:
DNA bestaat uit strengen (de nucleïnezuren). Een nucleïnezuur is weer opgebouwd uit
nucleotiden. Elk DNA-nucleotide bestaat uit het suiker desoxyribose (blauw) die vastzit aan
een stikstofhoudende base (A, T, G of C) en een fosfaat groep (geel). Je hebt vier
verschillende soorten nucleotiden omdat er vier verschillende stikstofbasen zijn. De fosfaat
groep van een nucleotide zit vast aan de suiker van de volgende nucleotide. Dit vormt een
‘backbone’ van afwisselende fosfaten en suikers waaruit de basen uitsteken (zie twee titels
boven in het plaatje).
Specifieke volgorde van de vier nucleotiden coderen de informatie van een gen. Denk aan
het woord ‘rat’, dezelfde letters, maar een andere volgorde maken het woord ‘art’.
Een streng eindigt met een fosfaatgroep of een suikergroep (desoxyribose in DNA). Dit
betekent dat beide uiteinden verschillend zijn (5' en 3').
5’ en 3’ verwijzen naar de nummers die zijn toegewezen aan de C-atoom van desoxyribose
(zie kleine roze cijfers bij de desoxyribose).