Week 1
Het privaatrecht is het recht wat geld voor burgers/particulieren onderling.
Het omvat regels met betrekking tot onder andere contracten, eigendom,
aansprakelijkheid, familierecht, en erfrecht. Privaatrechtelijke geschillen
worden vaak beslecht tussen individuen, bedrijven of andere private
entiteiten, en de rechterlijke procedures vinden plaats in civiele
rechtbanken. Het vermogensrecht valt onder privaatrecht en valt te
verdelen in:
1. Verbintenissenrecht: Boek 6 (Algemeen deel). Bronnen hiervan zijn de wet,
overeenkomsten, onrechtmatige en rechtmatige daad.
2. Goederenrecht: Art. 3:1 BW en 3:2 BW Goederen omvatten zowel
zaken als vermogensrechten. Zaken zijn materiele, tastbare objecten die
onder menselijke beheersing vallen.
3. Aansprakelijkheidsrecht
4. Contractenrecht
Bronnen van het privaatrecht
- Verdragen
- Europees recht
Voorbeelden: richtlijn oneerlijke handelspraktijken, afd. 6.3.3A
BW, verordeningen op terrein internationaal privaatrecht (ipr)
- Grondwet (grondrechten)
- Burgerlijk Wetboek
- Faillissementswet & restant Wetboek van Koophandel
- Bijzondere wetten (IE-recht, functionele wetten)
Voorbeelden: Auteurswet, Octrooiwet, Wet financieel toezicht
- Jurisprudentie
- Ongeschreven recht: normen van maatschappelijke
betamelijkheid, redelijkheid en billijkheid, goede zeden
Schema’s: Rechtsobjecten en vermogensrechten
,Absoluut recht: Deze rechten gelden tegenover iedereen. Eigendom is absoluut
recht en heeft twee kenmerken:
1. Droit de suite: Eigendomsrecht blijft op een zaak rusten, zelfs wanneer
de zaak in andere handen terecht komt (art. 5:2 BW)
2. Exclusiviteit: De eigenaar heeft het exclusieve recht om het object te
gebruiken en hoeft niet te accepteren dat anderen gebruik maken hiervan.
Dit is niet onbeperkt. Denk aan hinder, publiekrecht en misbruik van
bevoegdheid. (art. 5:1 lid 2 BW)
Absoluut recht op een zaak moet individueel bepaald zijn: Het recht heeft dus
betrekking op een specifiek object en omvat ook de bestanddelen daarvan (art.
3:4 BW)
Relatieve rechten: recht wat geld tegen een specifiek persoon
Objectief recht: geheel van rechtsregels
Subjectief recht: toekomende bevoegdheid
Zaak: vatbare stoffelijke objecten
Onroerende zaak: iets wat niet verplaatst kan worden, huis, grond en
hypotheekrecht op een stuk grond.
Vermogensrecht: alles wat waarde vertegenwoordigd, eigendomsrecht,
vorderingsrecht etc. en regelt de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen
personen.
Rechtenfeitenschema
,Overeenkomst
Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling: Een verbintenis
scheppende overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (art.
6:217 BW). In de regel vormvrij, maar soms vormvereisten.
- Aanbod: de wilsverklaring is de rechtshandeling die aan de
overeenkomst voorafgaat. Er is sprake van een aanbod als deze
wilsverklaring een voorstel bevat die het sluiten van een
overeenkomst presenteert. (Hofland/Hennis)
- Aanvaarding Het is de instemming van de ontvanger met
het aanbod. Geldig:
● de aanvaarding moet in overeenstemming zijn met de
inhoud van het aanbod.
● De aanvaarding dient te zijn gedaan op een moment dat
aanbod nog van kracht was.
Zowel aanbod als aanvaarding moeten rechtshandelingen zijn in de zin
van art. 3:33 en 3:35 BW.
Als beide wilsverklaringen overeenkomen met elkaar, is sprake van
wilsovereenstemming: De wilsleer houdt in dat de verklaring
rechtsgeldig is als deze overeenkomt met de werkelijke wil van de
afzender; de verklaringsleer houdt in dat de verklaring de
rechtsgevolgen bepaalt, ongeacht de werkelijke wil. Dit moet dus voor
zowel het aanbod als de aanvaarding.
- Een mondeling aanbod moet meteen worden geaccepteerd en een
schriftelijk aanbod is geldig gedurende een periode die de ander
benodigd te gebruiken om tot een beslissing te komen. Om werking
te hebben moet de verklaring de persoon hebben bereikt tot wie dit
gericht is (ontvangsttheorie 3:37 lid 3 BW). Een aanbod kan ook
worden herroepen (tot aanvaarding of verzending daarvan)
- Indien niet anders is overeengekomen, vloeien bijkomstige rechten
en verplichtingen voort uit de wet, de gewoonte of de eisen van
redelijkheid en billijkheid. (6:248 BW)
Intrekken en herroepen
De aanbieder kan zijn aanbod intrekken of herroepen. Intrekken betekent dat de
aanbieder zijn aanbod terugneemt voordat de ontvanger het heeft ontvangen.
Volgens artikel 6:219 lid 1 BW kan een aanbod worden ingetrokken zolang de
ontvanger nog niet op de hoogte is van het aanbod.
Herroepen daarentegen verwijst naar het terugtrekken van het aanbod nadat de
ontvanger het aanbod heeft ontvangen, maar vóór de aanvaarding. Volgens
artikel 6:219 lid 2 BW kan een aanbod worden herroepen zolang de
aanvaarding nog niet heeft plaatsgevonden. Dit houdt in dat de aanbieder het
aanbod kan herroepen tot het moment dat de ontvanger instemt met de
voorwaarden. Dit kan niet als het aanbod een termijn voor aanvaarding
heeft.
, Handelingsonbekwaamheid
Wie niet ertoe in staat is om zelfstandig rechtshandelingen uit te voeren zonder
toestemming daarvoor, is handelingsonbekwaam. Je dient dan te worden
bijgestaan door een vertegenwoordiger. Een rechtshandeling die door een
handelingsonbekwame wordt verricht is vernietigbaar en wordt dus ongeldig
verklaard. Een onbekwame mag dit pas zelf doen tot drie jaar na einde van
onbekwaamheid. Een eenzijdige rechtshandeling die ongericht is, kan
daarentegen nietig worden verklaard.
In beginsel zijn minderjarigen handelingsonbekwaam, tenzij (veronderstelde)
toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger (art 1:234 lid 1 en lid 3
BW). Handlichting (art. 1:235 BW) is het middel waarmee de bekwaamheid bij
minderjarige wordt verleend, met toestemming van de kantonrechter.
Een meerderjarige kan handelingsonbekwaam zijn als zij niet in staat zijn om hun
eigen belangen goed te behartigen, als zij bijvoorbeeld lijden onder
drankmisbruik, verkwisting of geestelijke stoornissen. Zij worden onder curatele
gesteld en de rechtbank benoemt een curator als wettelijke vertegenwoordiger.
Een onder curatele gestelde is bekwaam rechtshandelingen te verrichten met
toestemming van zijn curator, voor zover deze bevoegd is die rechtshandelingen
voor de onder curatele gestelde te verrichten. Ook mag hij/zij beschikken over
gelden levensonderhoud en beslissen om familierechtelijke rechtsverhoudingen,
zolang een geestelijke stoornis niet van sprake is (art. 1:381 BW). Iemand kan
alleen als handelingsonbekwaam worden behandeld als hij onder
curatele is gesteld.
Opmerkelijk:
Handelingsonbekwaamheid is iets anders dan feitelijke onbekwaamheid ( =
fysieke beperkingen)
Handelingsonbekwaamheid is geen beschikkingsonbevoegdheid
Handelingsonbekwaamheid geldt alleen bij rechtshandelingen (dus niet bij
onrechtmatige daad) Handelingsonbekwaamheid is geen
handelingsonbevoegdheid ( = specifiek onvermogen)
- Ontbreken bevoegdheid om bepaalde rechtshandelingen te verrichten:
aankoop door rechter van huis dat onderwerp van geschil is (art. 3:43
BW)
- Sanctie soms nietigheid, soms vernietigbaarheid
Typen overeenkomsten
- Verbintenis scheppend
- Liberatoire
- Familierechtelijk (Huwelijk)
- Bewijsovereenkomst
Het privaatrecht is het recht wat geld voor burgers/particulieren onderling.
Het omvat regels met betrekking tot onder andere contracten, eigendom,
aansprakelijkheid, familierecht, en erfrecht. Privaatrechtelijke geschillen
worden vaak beslecht tussen individuen, bedrijven of andere private
entiteiten, en de rechterlijke procedures vinden plaats in civiele
rechtbanken. Het vermogensrecht valt onder privaatrecht en valt te
verdelen in:
1. Verbintenissenrecht: Boek 6 (Algemeen deel). Bronnen hiervan zijn de wet,
overeenkomsten, onrechtmatige en rechtmatige daad.
2. Goederenrecht: Art. 3:1 BW en 3:2 BW Goederen omvatten zowel
zaken als vermogensrechten. Zaken zijn materiele, tastbare objecten die
onder menselijke beheersing vallen.
3. Aansprakelijkheidsrecht
4. Contractenrecht
Bronnen van het privaatrecht
- Verdragen
- Europees recht
Voorbeelden: richtlijn oneerlijke handelspraktijken, afd. 6.3.3A
BW, verordeningen op terrein internationaal privaatrecht (ipr)
- Grondwet (grondrechten)
- Burgerlijk Wetboek
- Faillissementswet & restant Wetboek van Koophandel
- Bijzondere wetten (IE-recht, functionele wetten)
Voorbeelden: Auteurswet, Octrooiwet, Wet financieel toezicht
- Jurisprudentie
- Ongeschreven recht: normen van maatschappelijke
betamelijkheid, redelijkheid en billijkheid, goede zeden
Schema’s: Rechtsobjecten en vermogensrechten
,Absoluut recht: Deze rechten gelden tegenover iedereen. Eigendom is absoluut
recht en heeft twee kenmerken:
1. Droit de suite: Eigendomsrecht blijft op een zaak rusten, zelfs wanneer
de zaak in andere handen terecht komt (art. 5:2 BW)
2. Exclusiviteit: De eigenaar heeft het exclusieve recht om het object te
gebruiken en hoeft niet te accepteren dat anderen gebruik maken hiervan.
Dit is niet onbeperkt. Denk aan hinder, publiekrecht en misbruik van
bevoegdheid. (art. 5:1 lid 2 BW)
Absoluut recht op een zaak moet individueel bepaald zijn: Het recht heeft dus
betrekking op een specifiek object en omvat ook de bestanddelen daarvan (art.
3:4 BW)
Relatieve rechten: recht wat geld tegen een specifiek persoon
Objectief recht: geheel van rechtsregels
Subjectief recht: toekomende bevoegdheid
Zaak: vatbare stoffelijke objecten
Onroerende zaak: iets wat niet verplaatst kan worden, huis, grond en
hypotheekrecht op een stuk grond.
Vermogensrecht: alles wat waarde vertegenwoordigd, eigendomsrecht,
vorderingsrecht etc. en regelt de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen
personen.
Rechtenfeitenschema
,Overeenkomst
Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling: Een verbintenis
scheppende overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (art.
6:217 BW). In de regel vormvrij, maar soms vormvereisten.
- Aanbod: de wilsverklaring is de rechtshandeling die aan de
overeenkomst voorafgaat. Er is sprake van een aanbod als deze
wilsverklaring een voorstel bevat die het sluiten van een
overeenkomst presenteert. (Hofland/Hennis)
- Aanvaarding Het is de instemming van de ontvanger met
het aanbod. Geldig:
● de aanvaarding moet in overeenstemming zijn met de
inhoud van het aanbod.
● De aanvaarding dient te zijn gedaan op een moment dat
aanbod nog van kracht was.
Zowel aanbod als aanvaarding moeten rechtshandelingen zijn in de zin
van art. 3:33 en 3:35 BW.
Als beide wilsverklaringen overeenkomen met elkaar, is sprake van
wilsovereenstemming: De wilsleer houdt in dat de verklaring
rechtsgeldig is als deze overeenkomt met de werkelijke wil van de
afzender; de verklaringsleer houdt in dat de verklaring de
rechtsgevolgen bepaalt, ongeacht de werkelijke wil. Dit moet dus voor
zowel het aanbod als de aanvaarding.
- Een mondeling aanbod moet meteen worden geaccepteerd en een
schriftelijk aanbod is geldig gedurende een periode die de ander
benodigd te gebruiken om tot een beslissing te komen. Om werking
te hebben moet de verklaring de persoon hebben bereikt tot wie dit
gericht is (ontvangsttheorie 3:37 lid 3 BW). Een aanbod kan ook
worden herroepen (tot aanvaarding of verzending daarvan)
- Indien niet anders is overeengekomen, vloeien bijkomstige rechten
en verplichtingen voort uit de wet, de gewoonte of de eisen van
redelijkheid en billijkheid. (6:248 BW)
Intrekken en herroepen
De aanbieder kan zijn aanbod intrekken of herroepen. Intrekken betekent dat de
aanbieder zijn aanbod terugneemt voordat de ontvanger het heeft ontvangen.
Volgens artikel 6:219 lid 1 BW kan een aanbod worden ingetrokken zolang de
ontvanger nog niet op de hoogte is van het aanbod.
Herroepen daarentegen verwijst naar het terugtrekken van het aanbod nadat de
ontvanger het aanbod heeft ontvangen, maar vóór de aanvaarding. Volgens
artikel 6:219 lid 2 BW kan een aanbod worden herroepen zolang de
aanvaarding nog niet heeft plaatsgevonden. Dit houdt in dat de aanbieder het
aanbod kan herroepen tot het moment dat de ontvanger instemt met de
voorwaarden. Dit kan niet als het aanbod een termijn voor aanvaarding
heeft.
, Handelingsonbekwaamheid
Wie niet ertoe in staat is om zelfstandig rechtshandelingen uit te voeren zonder
toestemming daarvoor, is handelingsonbekwaam. Je dient dan te worden
bijgestaan door een vertegenwoordiger. Een rechtshandeling die door een
handelingsonbekwame wordt verricht is vernietigbaar en wordt dus ongeldig
verklaard. Een onbekwame mag dit pas zelf doen tot drie jaar na einde van
onbekwaamheid. Een eenzijdige rechtshandeling die ongericht is, kan
daarentegen nietig worden verklaard.
In beginsel zijn minderjarigen handelingsonbekwaam, tenzij (veronderstelde)
toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger (art 1:234 lid 1 en lid 3
BW). Handlichting (art. 1:235 BW) is het middel waarmee de bekwaamheid bij
minderjarige wordt verleend, met toestemming van de kantonrechter.
Een meerderjarige kan handelingsonbekwaam zijn als zij niet in staat zijn om hun
eigen belangen goed te behartigen, als zij bijvoorbeeld lijden onder
drankmisbruik, verkwisting of geestelijke stoornissen. Zij worden onder curatele
gesteld en de rechtbank benoemt een curator als wettelijke vertegenwoordiger.
Een onder curatele gestelde is bekwaam rechtshandelingen te verrichten met
toestemming van zijn curator, voor zover deze bevoegd is die rechtshandelingen
voor de onder curatele gestelde te verrichten. Ook mag hij/zij beschikken over
gelden levensonderhoud en beslissen om familierechtelijke rechtsverhoudingen,
zolang een geestelijke stoornis niet van sprake is (art. 1:381 BW). Iemand kan
alleen als handelingsonbekwaam worden behandeld als hij onder
curatele is gesteld.
Opmerkelijk:
Handelingsonbekwaamheid is iets anders dan feitelijke onbekwaamheid ( =
fysieke beperkingen)
Handelingsonbekwaamheid is geen beschikkingsonbevoegdheid
Handelingsonbekwaamheid geldt alleen bij rechtshandelingen (dus niet bij
onrechtmatige daad) Handelingsonbekwaamheid is geen
handelingsonbevoegdheid ( = specifiek onvermogen)
- Ontbreken bevoegdheid om bepaalde rechtshandelingen te verrichten:
aankoop door rechter van huis dat onderwerp van geschil is (art. 3:43
BW)
- Sanctie soms nietigheid, soms vernietigbaarheid
Typen overeenkomsten
- Verbintenis scheppend
- Liberatoire
- Familierechtelijk (Huwelijk)
- Bewijsovereenkomst