Werkgroep 1
Learning goals:
1. Explain the plan and regulations of the tutorials to another student
of your group.
2. Relate what it is like to participate in a free recall task on human
memory.
3. Explain what is meant by replication and why replication is
important in research.
Replicatie is belangrijk omdat het de betrouwbaarheid en validiteit van wetenschappelijke
resultaten verhoogt door de resultaten van een eerder onderzoek te bevestigen of te
weerleggen.
4. Sketch a serial position curve in a free recall memory task.
5. Explain the most important elements of the modal model – the
memory theory of Atkinson and Shiffrin.
De belangrijkste elementen van het modal model zijn het werkgeheugen en het
langetermijngeheugen. Het werkgeheugen is actief en heeft een beperkte capaciteit en tijd.
Het langetermijngeheugen is passief en heeft een onbeperkte capaciteit en tijd. De
controleprocessen zijn opslaan, terughalen, herhalen en verval. Informatie kan opgeslagen
worden van het WM in het LTM en het kan worden teruggehaald van LTM naar WM om de
informatie te gebruiken. Door herhaling blijft de informatie langer in WM, waardoor de kans
groter wordt dat het wordt opgeslagen in LTM, maar de informatie kan ook vervallen.
6. Argue what shape of the serial position curve follows from the modal
model.
Replicatie = Zelfde methode gebruiken om te kijken of er dezelfde
resultaten uit het onderzoek komen.
Replicatiecrisis = Wanneer er niet dezelfde resultaten uit de replica
komen als uit het oorspronkelijke onderzoek. Dit is zorgelijk, want het
oorspronkelijke onderzoek was dus niet betrouwbaar en niet geldig. De
resultaten uit het oorspronkelijke onderzoek waren toevallig zo
uitgekomen. Maar 40% van de originele studies kan gerepliceerd worden.
Intuïtie is een belangrijke start om een theorie te ontwikkelen en om een
voorspelling te doen.
The modal model (Atkinson and Shiffrin, 1968): a theory of human
memory
Werkgeheugen: met het werkgeheugen kun je actief een kleine
hoeveelheid informatie over een korte periode (15-30 seconden)
onthouden. Het werkgeheugen is beperkt in de capaciteit (hoeveelheid
informatie, 4 dingen -> 7 dingen door chunking) en in de tijd (tijd dat je de
informatie kan onthouden). Wanneer je informatie langer wilt onthouden
moet je het herhalen.
Lange termijn geheugen: in je lange termijn geheugen kun je passief
veel informatie en skills opslaan. Het lange termijn geheugen heeft een
,oneindige capaciteit en een levenslange duratie (het kan een beetje
vervagen over tijd).
Interactie tussen WG en LTG: WG en LTG staan constant in interactie met
elkaar. We kunnen relevante informatie terughalen uit het LTG naar het
WG om te gebruiken in een gesprek. Ook kunnen we informatie weer
opslaan vanuit het WG in het LTG. Wanneer iets nieuws in het WG terecht
komt, gaat het of weer verloren of het wordt opgeslagen in het LTG.
Wanneer je een ding blijft herhalen in het WG, blijft het langer in het WG
en heeft het een hogere kans om in het LTG te worden opgeslagen.
Questions over the modal model
- What is the capacity and duration of information in short-term
memory?
De capaciteit is heel beperkt en de duratie is 15-30 seconden zonder
herhaling.
- What is the capacity and duration of information in long-term
memory?
De capaciteit is onbeperkt en de duratie is levenslang.
- By what alternative name is short-term memory better known
today?
De alternatieve naam van het kortetermijngeheugen is het
werkgeheugen
- What are the relevant control processes in the modal model? How do
short-term and long-term memory interact?
De controle processen zijn herhaling, opslaan, verval en terughalen.
Als je informatie herhaald in het kortetermijngeheugen kan het naar
het lange termijn geheugen gaan (het gaat niet automatisch).
- Why is it justified to call the modal model “a theory”?
, Het is een complexe hypothese met een logische, samenhangende
structuur en neemt verschillende constructen aan -> karakteristieke
van een theorie.
- Is this theory scientifically acceptable? Why or Why not?
Ja de theorie is wetenschappelijk acceptabel omdat de theorie
falsifieerbaar is. Voorspellingen op basis van de theorie moeten waar
zijn.
Thuiswerkopdracht week 1 (voorbereiding voor week 2)
1. Drie wetenschappelijke bronnen:
- Het vaakst in wetenschappelijke tijdschriften: empirische
wetenschappelijk tijdschriften bevatten details over de
onderzoeksmethode, de resultaten en de statistische testen die
gebruikt zijn.
- In hoofdstukken van bewerkte boeken: collectie van hoofdstukken
over een gemeenschappelijk onderwerp van verschillende
wetenschappers.
- Wetenschappers schrijven een heel boek: gebeurt niet vaak.
4. Het artikel van Glanzer & Cunitz zou ik indelen in een Research
Article, bestaande uit een introductie, methode, resultaten en discussie.
Boven het artikel staat ook de naam van het tijdschrift waar dit artikel
vandaan komt namelijk: journal of verbal learning and verbal beviour.
Het artikel van Atkinson & Shiffrin zou ik indelen in een review article.
Er wordt wel nieuwe theorie gepresenteerd, maar geen nieuwe
experimenten gedaan, maar alleen experimenten van andere laten
zien. Het doel is om een overview te geven over bestaande literatuur.
5. In welke tekstgedeelten kun je de volgende informatie vinden:
a. het algemene doel van het onderzoek = in het begin van de
introductie
b. de hypothese van de auteurs = laatste paragraaf van introductie
c. de details van de onderzoekaanpak van elk experiment = bij
methoden
d. de belangrijkste bevindingen van elk experiment = bij resultaten
e. de conclusie van het onderzoek = bij discussie
6.
A. In de inleiding schetsen Glanzer en Cunitz hun visie op het menselijk
geheugen. Zie je overeenkomsten en verschillen met het modale model
, van Atkinson en Shiffrin (1968) dat in de videopresentatie in Tutorial 1
werd geïntroduceerd?
Een verschil is dat Glanzer en Cunitz het niet hebben over controle
processen. De theorie van Atkinson en Shiffrin is veel uitgebreider, zij
hebben het ook over het sensorische register, waar de informatie
binnenkomt voordat het naar het kortetermijngeheugen gaat. Glanzer &
Cunitz specificeren ook het lange termijn en korte termijn geheugen
niet (bijvoorbeeld hoe groot de capaciteit is).
Ze maken allebei onderscheid tussen twee geheugensystemen,
namelijk het korte- en het langetermijngeheugen.
B. Noem een paar belangrijke verschillen tussen de methode van Glanzer
en Cunitz, Experiment 2 en de methode van het onderzoek in de
werkgroep. Als je één verschil als het belangrijkste moet aanwijzen, welk
verschil zou je dan kiezen?
De test van Glanzer en Cunitz is uitgevoerd op 46 mannelijke militairen,
terwijl de test in de werkgroep is uitgevoerd op alle psychologie studenten
van het eerste jaar (ongeveer 600). De groep participanten is dus anders.
De test van Glanzer en Cunitz gebruikt verschillende condities vertraging
(0,10 en 30 seconden) tussen het opschrijven van de woorden en de
projectie van de woorden op het bord.
De test van Glanzer en Cunitz test meerdere woordenlijsten terwijl wij er
maar een hadden getest.
De woorden werden naast dat ze werden geprojecteerd ook uitgesproken.
Bij de test van Glanzer en Cunitz stonden de woorden in het zwart op een
lichtblauwe achtergrond, terwijl de woorden bij de test in de werkgroep in
het zwart op een witte achtergrond stonden.
In het onderzoek van G&C moesten de mannen hardop vooruit tellen in de
delayed conditie ipv achteruit tellen en in stilte.
In het onderzoek van G&C kregen paticipanten beiden condities, zij
gebruikte een binnen proefpersonen ontwerp en wij een tussen
proefpersonen ontwerp.
Het belangrijkste verschil is dat ze in het onderzoek verschillende
condities vertraging hadden getest, namelijk geen vertraging, 10 seconde
vertraging en 30 seconde vertraging.
C. Kijk goed naar Figuur 2. Welk kenmerk van de data geeft de sterkste
ondersteuning voor de geheugentheorie die Glanzer en Cunitz in de
Learning goals:
1. Explain the plan and regulations of the tutorials to another student
of your group.
2. Relate what it is like to participate in a free recall task on human
memory.
3. Explain what is meant by replication and why replication is
important in research.
Replicatie is belangrijk omdat het de betrouwbaarheid en validiteit van wetenschappelijke
resultaten verhoogt door de resultaten van een eerder onderzoek te bevestigen of te
weerleggen.
4. Sketch a serial position curve in a free recall memory task.
5. Explain the most important elements of the modal model – the
memory theory of Atkinson and Shiffrin.
De belangrijkste elementen van het modal model zijn het werkgeheugen en het
langetermijngeheugen. Het werkgeheugen is actief en heeft een beperkte capaciteit en tijd.
Het langetermijngeheugen is passief en heeft een onbeperkte capaciteit en tijd. De
controleprocessen zijn opslaan, terughalen, herhalen en verval. Informatie kan opgeslagen
worden van het WM in het LTM en het kan worden teruggehaald van LTM naar WM om de
informatie te gebruiken. Door herhaling blijft de informatie langer in WM, waardoor de kans
groter wordt dat het wordt opgeslagen in LTM, maar de informatie kan ook vervallen.
6. Argue what shape of the serial position curve follows from the modal
model.
Replicatie = Zelfde methode gebruiken om te kijken of er dezelfde
resultaten uit het onderzoek komen.
Replicatiecrisis = Wanneer er niet dezelfde resultaten uit de replica
komen als uit het oorspronkelijke onderzoek. Dit is zorgelijk, want het
oorspronkelijke onderzoek was dus niet betrouwbaar en niet geldig. De
resultaten uit het oorspronkelijke onderzoek waren toevallig zo
uitgekomen. Maar 40% van de originele studies kan gerepliceerd worden.
Intuïtie is een belangrijke start om een theorie te ontwikkelen en om een
voorspelling te doen.
The modal model (Atkinson and Shiffrin, 1968): a theory of human
memory
Werkgeheugen: met het werkgeheugen kun je actief een kleine
hoeveelheid informatie over een korte periode (15-30 seconden)
onthouden. Het werkgeheugen is beperkt in de capaciteit (hoeveelheid
informatie, 4 dingen -> 7 dingen door chunking) en in de tijd (tijd dat je de
informatie kan onthouden). Wanneer je informatie langer wilt onthouden
moet je het herhalen.
Lange termijn geheugen: in je lange termijn geheugen kun je passief
veel informatie en skills opslaan. Het lange termijn geheugen heeft een
,oneindige capaciteit en een levenslange duratie (het kan een beetje
vervagen over tijd).
Interactie tussen WG en LTG: WG en LTG staan constant in interactie met
elkaar. We kunnen relevante informatie terughalen uit het LTG naar het
WG om te gebruiken in een gesprek. Ook kunnen we informatie weer
opslaan vanuit het WG in het LTG. Wanneer iets nieuws in het WG terecht
komt, gaat het of weer verloren of het wordt opgeslagen in het LTG.
Wanneer je een ding blijft herhalen in het WG, blijft het langer in het WG
en heeft het een hogere kans om in het LTG te worden opgeslagen.
Questions over the modal model
- What is the capacity and duration of information in short-term
memory?
De capaciteit is heel beperkt en de duratie is 15-30 seconden zonder
herhaling.
- What is the capacity and duration of information in long-term
memory?
De capaciteit is onbeperkt en de duratie is levenslang.
- By what alternative name is short-term memory better known
today?
De alternatieve naam van het kortetermijngeheugen is het
werkgeheugen
- What are the relevant control processes in the modal model? How do
short-term and long-term memory interact?
De controle processen zijn herhaling, opslaan, verval en terughalen.
Als je informatie herhaald in het kortetermijngeheugen kan het naar
het lange termijn geheugen gaan (het gaat niet automatisch).
- Why is it justified to call the modal model “a theory”?
, Het is een complexe hypothese met een logische, samenhangende
structuur en neemt verschillende constructen aan -> karakteristieke
van een theorie.
- Is this theory scientifically acceptable? Why or Why not?
Ja de theorie is wetenschappelijk acceptabel omdat de theorie
falsifieerbaar is. Voorspellingen op basis van de theorie moeten waar
zijn.
Thuiswerkopdracht week 1 (voorbereiding voor week 2)
1. Drie wetenschappelijke bronnen:
- Het vaakst in wetenschappelijke tijdschriften: empirische
wetenschappelijk tijdschriften bevatten details over de
onderzoeksmethode, de resultaten en de statistische testen die
gebruikt zijn.
- In hoofdstukken van bewerkte boeken: collectie van hoofdstukken
over een gemeenschappelijk onderwerp van verschillende
wetenschappers.
- Wetenschappers schrijven een heel boek: gebeurt niet vaak.
4. Het artikel van Glanzer & Cunitz zou ik indelen in een Research
Article, bestaande uit een introductie, methode, resultaten en discussie.
Boven het artikel staat ook de naam van het tijdschrift waar dit artikel
vandaan komt namelijk: journal of verbal learning and verbal beviour.
Het artikel van Atkinson & Shiffrin zou ik indelen in een review article.
Er wordt wel nieuwe theorie gepresenteerd, maar geen nieuwe
experimenten gedaan, maar alleen experimenten van andere laten
zien. Het doel is om een overview te geven over bestaande literatuur.
5. In welke tekstgedeelten kun je de volgende informatie vinden:
a. het algemene doel van het onderzoek = in het begin van de
introductie
b. de hypothese van de auteurs = laatste paragraaf van introductie
c. de details van de onderzoekaanpak van elk experiment = bij
methoden
d. de belangrijkste bevindingen van elk experiment = bij resultaten
e. de conclusie van het onderzoek = bij discussie
6.
A. In de inleiding schetsen Glanzer en Cunitz hun visie op het menselijk
geheugen. Zie je overeenkomsten en verschillen met het modale model
, van Atkinson en Shiffrin (1968) dat in de videopresentatie in Tutorial 1
werd geïntroduceerd?
Een verschil is dat Glanzer en Cunitz het niet hebben over controle
processen. De theorie van Atkinson en Shiffrin is veel uitgebreider, zij
hebben het ook over het sensorische register, waar de informatie
binnenkomt voordat het naar het kortetermijngeheugen gaat. Glanzer &
Cunitz specificeren ook het lange termijn en korte termijn geheugen
niet (bijvoorbeeld hoe groot de capaciteit is).
Ze maken allebei onderscheid tussen twee geheugensystemen,
namelijk het korte- en het langetermijngeheugen.
B. Noem een paar belangrijke verschillen tussen de methode van Glanzer
en Cunitz, Experiment 2 en de methode van het onderzoek in de
werkgroep. Als je één verschil als het belangrijkste moet aanwijzen, welk
verschil zou je dan kiezen?
De test van Glanzer en Cunitz is uitgevoerd op 46 mannelijke militairen,
terwijl de test in de werkgroep is uitgevoerd op alle psychologie studenten
van het eerste jaar (ongeveer 600). De groep participanten is dus anders.
De test van Glanzer en Cunitz gebruikt verschillende condities vertraging
(0,10 en 30 seconden) tussen het opschrijven van de woorden en de
projectie van de woorden op het bord.
De test van Glanzer en Cunitz test meerdere woordenlijsten terwijl wij er
maar een hadden getest.
De woorden werden naast dat ze werden geprojecteerd ook uitgesproken.
Bij de test van Glanzer en Cunitz stonden de woorden in het zwart op een
lichtblauwe achtergrond, terwijl de woorden bij de test in de werkgroep in
het zwart op een witte achtergrond stonden.
In het onderzoek van G&C moesten de mannen hardop vooruit tellen in de
delayed conditie ipv achteruit tellen en in stilte.
In het onderzoek van G&C kregen paticipanten beiden condities, zij
gebruikte een binnen proefpersonen ontwerp en wij een tussen
proefpersonen ontwerp.
Het belangrijkste verschil is dat ze in het onderzoek verschillende
condities vertraging hadden getest, namelijk geen vertraging, 10 seconde
vertraging en 30 seconde vertraging.
C. Kijk goed naar Figuur 2. Welk kenmerk van de data geeft de sterkste
ondersteuning voor de geheugentheorie die Glanzer en Cunitz in de