-HC 1 - algemene inleiding hypothese toetsen denken
Boek: Diagnostische cyclys H 1-4
-HC2 – modellen van diagnostiek
Boek: DC H5,6
HC5 – jeugdggz I (ggz)
Boek DC H7,8
HC6 – jeugdggz II (gehandicapten)
Boek DC H9-12
HC1
•Wat is het verschil tussen theorie en modellen?
• Waar heb je ze voor nodig?
• Wat is iatrogene schade en wat is bias? hier sowieso tentamenvraag over
• Besliskunde = wetenschap
• Hypothese toetsend denken onmisbaar bij evidence
based werken
• Gebaseerd op theorie, met behulp van een model
• Verschil tussen classificatie en diagnose
Conclusie
- Diagnostiek en behandeling / begeleiding moeten zorgvuldig gebeuren
- Het is geen baat-het-niet-schaadt-het-niet - geeft schade als je het niet zorgvuldig doet
- Onze oordeelsvorming is feilbaar
- Besliskunde = wetenschap
- Hypothese toetsend denken onmisbaar bij evidence based werken – helpen begrijpen wat er gebeurt,
waarom iets werkt ofniet en welke factoren (verklarend, instandhoudend) invloed hebben =
objectieve benadering
- Gebaseerd op theorie
- Met behulp van een model
Theorie = waarom – onderliggende mechanismen verklaren, gebaseerd op wetensch onderz
Model = hoe – hulpmiddel, hoe iets werkt of in elkaar zit, vereenvoudiging complexe processen om te
begrijpen wat er geberut en hoe onderdelen samenhangen, beschrijft, visueel.
model kan gebaseerd zijn op theorie, theorie verduidelijkt door model
Iatrogene schade – schade die wordt toegediend door behandeling
Bias
Achnroing/primacy – info die je het eerst kreeg is leidend
,Affect – beinvloed door eigen opvattingen etc
Exc data collection – meer info vezamelen dan nodig (oa schieten mert hagel)
Cirkelredenering – fouten in denk/argumentatie - bv classificatie is verklaring/ oorzaak=gevolg (burnout is
classificatie, niet verklaring van klachten, en is gevolg, niet oorzaak van klachten)
Confirmation/bevestigingsbias – zoeken naar info die je eigen hypothese ondersteunt
Beschikbaarheidsbias – recent gelezen/meeste kennis van beinvloed je redenering
Evidence based practice = combi van wetenschappelijke basis + ervaring clinicus + beste voor client. Dit in
evenwicht helpt tegen bias
Kijken naar kind en de systemen: ouders en school
Individu: ontwikkelbehoeften – ontwikkeldoelen – methoden/interventies
Opvoeders/gezin/thuis: opvoedingsbehoeften – opvoedingsdoelen – methoden/interventies
Leerkracht / klas / school / peers – onderwijsbehoeften – onderwijsdoelen – methoden/interventies
Oorzaak vs verklaring. Je spreekt niet vaak van een oorzaak maar van trigger (gebeurtenis) en verklarende
factoren (bv diathese of omgevingsfactor) en in stand houdende factoren (bv geen steun omgeving)
Classificatie vs diagnose
Diagnose = hele persoonlijke verhaal (kenmerken, triggers, in stand houdende en verklarende factoren
Classificatie = naam voor groep met vergelijkbare kenmerken
(hc2)
Classificatie is geen verklaring voor gedrag, is naam voor klachten+kenmerken (je bent niet slecht in spellen
omdat je dyslextie hebt, dyslexie is naam voor slecht spellen en lezen en andere kenmerken, maar de oorzaak
zit in hersenen).
Deze denkfout wordt veel gemaakt, daarom hypothesetoetsend denken (onderzoeken hoe probleem in elkaar
zit) belangrijk, om echte verklaring te vinden voor clienten, zodat je daarmee aan de slag kunt
Hypothesetoetsend denken/werken – gericht hypotheses opstellen itt schieten met hagel
- Niet efficient, belasting voor persoon en kosten
- Schieten met hagel vind je altijd wel wat, maar of dat verklaring voor probleem is is dan niet duidelijk,
je vindt mss kleine dingen maar niet duidelijk wat je ermee moet, of het relevant is
- Bij hypothese gericht zoeken naar info die hypothese ontkracht of bevestigt.
o Bv kan deze persoon sociale problemen hebben door hechtingsstoornis
o Zoeken naar bewijs voor of tegen hypothese
o Voorkomt willekeurige verbanden
o Helpt evidence based werken
Label/class heeft voor en nadelen
Introductie (h1-3)
Vroeger: afnemen van tests en interpreteren resultaten – klinisch/ongewapende oordeel
Besliskunde – rationeel verantw beslissingen maken – beste handelen met oog op doel
, Prescriptief kader – visie van wat voldoet aan eisen van veantw diagnostiek concreet maken
Prescriptieve diagnostiek – fundering ligt in analyseren en blootleggen vd grondkenmerken vh proff diagn
proces – hoe dit proces beste vormgeven? Empirische cyclus – hypothese toetsende diagnostische modellen =
welke stappen, welke voglorde, op welke manier doorlopen. Conceptueel, geen kant en klaar model
normatieve diagnostiek = methodologie v funderen, formuleren en onderzoeken van diagn regels en
procedures
Empirisch-analytische aanpak
Diagnostiek wordt gepresenteerd als een empirisch toetsbaar proces, waarbij hypothesen worden
geformuleerd en getest.
De Groot's psychodiagnostische cyclus wordt als basis gebruikt: observatie, inductie, deductie, toetsing en
evaluatie.
Transparantie in argumentatie en procedurele onderbouwing is essentieel voor wetenschappelijke
diagnostiek.
hulpvraag (client) type diagn hulpvraag (diagnosticus) type vraagstelling (cl en d) type onderzoek
(diagn)
diagn cyclus biedt prescriptief kader op conceptueel niveau
diagn hulpvraag typen vraagstelling: verheldering , onderkenning, verklaring, indicatie
met bijpassende typen onderzoek: verhelderend, onderkennend, etc
Verhelderend hoe kan ik problemen goed veroowrden, hoe moet ik het overbrengen, op rijtje
krijgen
Onderkennend → Wat is er aan de hand? (Bijv. heeft Jan een taalontwikkelingsstoornis?
Verklarend → Waarom is dit aan de hand? Waardoor zou klacht/stoornis kunnen zijn ontstaan? Hoe
kan ik de gedragsproblemen verklaren? (Bijv. komt taalstoornis door zwakke auditieve verwerking? Is
angst een gevolg van.., komen problemen door peer pressure? Waarom plast mijn zoon in bed?)
Indicerend → Welke begeleiding of behandeling is nodig? Hoe probleem te beinvloeden? Wat kunnen
we doen om te helpen (Bijv. heeft Jan baat bij logopedie? Is een intensieve leesbehndeling een goede
aanpak van? Hoe kunnen we rekenachterstand inhalen?)
Evaluatief → Werkt de ingezette interventie? (Bijv. is de luistertraining effectief geweest?)
doel v diagn onderzoek – optimaal antw geven op vraag client
sprake van ordening (bv eerst onderkennend dan indicerend) = diagn scenario
0-scenario = alleen verhelderend onderzoek
3-scenario = verheldering, onderkenning, verklaring en indicatie
Cyclisch iteratief verloop
Soms alleen deel diagn scenario doorlopen voldoende / door elkaar lopen
Hypothesen – om voorlopige uitspraken te toetsen –verhelderende, onderkennende, verklarende of
indicerende hypothese
Vuistregels die rol spelen bij toepassing van klinische oordeelsvorming
- Causale attributie – observeerder verklaart handelen v actor vanuit interne disposities
- Gedragsconfirmatie – diagn lokt informatie met bepaalde manier v gedragen die eigen denkbeelden
ondersteunt
- Beschikbaarheid (zie hierboven)