Inhoud
Hoofdstuk 1 + hoofdstuk 2..................................................................................... 2
Sociologie, sociologisch perspectief en sociologische verbeeldingskracht..........2
Processen modernisering en rationalisering........................................................2
Belangrijke sociologische theorieën (Durkheim, Marx, Weber, Tonnies)..............2
Sociologische perspectieven............................................................................... 3
Vanuit sociologische perspectieven naar de werkelijkheid kijken........................3
Hoofdstuk 4............................................................................................................ 4
Socialisatie: begrip, proces en theorieën.............................................................4
Sociale instituties: werking en betekenis............................................................5
Hoofdstuk 5............................................................................................................ 5
Sociale interactie, rol en status...........................................................................5
Sociale constructie van de werkelijkheid................................................................6
Aspecten van zelfpresentatie.............................................................................. 6
Hoofdstuk 6............................................................................................................ 7
Soorten groepen, functioneren en leiderschapsstijlen.........................................7
Kenmerken van verschillende organisatie structuren..........................................8
Hoofdstuk 8............................................................................................................ 8
Sociale stratificatie en perspectieven..................................................................8
Sociale ongelijkheid en armoede.........................................................................9
Sociale klasse in Nederland en sociale mobiliteit................................................9
Hoofdstuk 14........................................................................................................ 10
Seksualiteit: biologisch & cultureel bepaald + ontwikkeling van seksuele
oriëntaties......................................................................................................... 10
Seksuele vraagstukken, genderongelijkheid, seksisme & homofobie................10
Seksualiteit vanuit sociologische perspectieven...............................................11
Hoofdstuk 15........................................................................................................ 11
Gezinspatronen en mogelijke problemen in het gezin.......................................11
Theoretische analyses en fasen van gezinsleven..............................................12
Samenvatting geheel........................................................................................... 13
1
,Hoofdstuk 1 + hoofdstuk 2
Sociologie, sociologisch perspectief en sociologische
verbeeldingskracht.
Sociologie:
Onderzoekt hoe mensen samenleven: interacties, cultuur, instituties,
ongelijkheid.
Helpt sociaal werkers het grotere geheel te zien achter individuele
problemen.
Sociologisch perspectief:
Laat zien hoe samenleving invloed heeft op individueel gedrag.
Gedrag = wisselwerking met omgeving.
Helpt om gedrag in context te begrijpen in plaats van oordelen.
Bevat ook een mondiaal bewustzijn: onze plek in de wereld beïnvloedt
iedereen.
Sociologische verbeeldingskracht (C. Wright Mills):
Het vermogen om persoonlijke problemen (private troubles) te
verbinden met maatschappelijke kwesties (public issues).
Helpt structurele oorzaken van problemen herkennen.
Processen modernisering en rationalisering
Modernisering
Het sociale veranderingen door de industrialisering.
Gevolgen: verdwijning traditionele gemeenschappen (Tonnies), meer
keuzes en diversiteit, toekomstgericht denken.
Gevaren: verlies van sociale cohesie (Tonnies) en normloosheid/anomie
(Durkheim).
Rationalisering (Weber)
Meer dingen worden geregeld via regels, protocollen en efficiëntie.
Maakt samenleven efficiënte, maar minder menselijk.
Belangrijke sociologische theorieën (Durkheim, Marx,
Weber, Tonnies).
Durkheim:
Onderzocht hoe samenlevingen bij elkaar blijven (sociale cohesie).
Mechanische solidariteit: traditionele samenlevingen, mensen lijken op
elkaar (vroeger).
Organische solidariteit: moderne samenlevingen, mensen verschillen
maar hebben elkaar nodig (nu).
2
, Vreesde voor anomie (normloosheid) in moderne samenlevingen.
Marx:
Samenleving = strijd tussen klassen.
Kapitalisme veroorzaakt ongelijkheid en uitbuiting.
Dacht dat sociale conflicten uiteindelijk tot verandering en gelijkheid
zouden leiden.
Weber:
Richtte zich op rationalisering: denken wordt steeds zakelijker en
rationeler.
Vreesde dat mensen in een íjzeren kooi’ van regels en bureaucratie
zouden belanden.
Moderniteit betekent ook een ‘onttoverde wereld’, waarin religie en traditie
minder betekenis hebben.
Tonnies:
Overgang van Gemeinschaft (hechte, traditionele gemeenschap) naar
Gesellschaft (moderne, zakelijke, maatschappij).
Moderne samenleving leidt tot vervreemding en individualisme.
Sociologische perspectieven
Structureel functionalisme (Durkheim)
Samenleving = systeem van samenwerkende onderdelen (zoals familie,
onderwijs, zorg).
Elk onderdeel heeft een functie voor het geheel.
Problemen ontstaan als iets niet goed werkt.
Conflict sociologie (Marx)
Samenleving = arena van ongelijkheid en machtsstrijd
Focus op macht, bezit en emancipatie.
Ongelijkheid moet worden aangepakt.
Symbolisch interactionisme (Weber & Mead)
Samenleving = resultaat van dagelijks interacties tussen mensen.
Betekenis ontstaat in contact.
Belangrijk: begrijpen hoe cliënten zelf hun situatie zien.
Vanuit sociologische perspectieven naar de
werkelijkheid kijken
Structureel functionalisme: kijk naar hoe sociale instituties (zoals gezin,
onderwijs, zorg) bijdragen aan stabiliteit. Hoe houden instituties de samenleving
stabiel?
3