Celmembraan laat niet alles door, enkel sommige dingen zoals bv. voedingstoffen voor de
cellen. Om dit te kunnen laten gebeuren is er communicatie nodig.
➔ Voedingstoffen en zuurstof IN.
➔ CO2 UIT.
Plasmamembraan = selectief permeabel (doorlaatbaarheid):
Transport doorheen de membraan (bijv. voor uitwisseling van voedingsstoffen en afvalstoffen
tussen het cytoplasma van de cel en de omgeving) wordt bepaald door de doorlaatbaarheid
(=permeabiliteit) van de membraan.
- Als er niets door een membraan kan is de membraan impermeabel (= ondoorlaatbaar)
- Als alles zonder problemen door de membraan kan is de membraan permeabel (doorlaatbaar)
- Als sommige stoffen vrij passeren en andere worden tegengehouden is de membraan semi-
permeable of selectief permeabel
Passief transport: Geen energie voor nodig
➔ Van hoge naar lage concentratie.
Bv. Zuurstof die zich buiten het lichaamscel bevind, daarvan is de concentratie hoog,
terwijl die in de cel laag is. Het verschil tussen die deeltjes (hoge concentratie naar lage
concentratie of omegekeerd) noemen we concentratiegradiënt.
Van hoge naar lage → ‘het gaat mee met de concentratiegradiënt’.
Van lage naar hoge → ‘het gaat tegen de concentratiegradiënt in’.
o Diffusie: Deeltjes verplaatsen van hoge naar lage concentratie.
Bv. Als je een suikerklontje in een glas water legt, dat suikerklontje bevat een
hoge concentratie van suiker → die suiker gaat oplossen in water en zich
verspreiden tot een lage concentratie in het water.
Wat kan nog ‘diffunderen’ zonder energie?
- Gassen; Zuurstof, CO2
- Dingen die vet oplosbaar zijn.
- Vetzuren
- Steroiden
- Alcohol
Inademen; Als we zuurstof inademen, komt het in de longblaasjes (alveoli) terecht, waar de
concentratie zuurstof hoog is (want we hadden gezegt ...) . De alveoli hebben een dun
membraan, en er lopen bloedvaten langs die klaar zijn om het zuurstof op te nemen. Zuurstof is
een gas → beweegt door diffusie van een hoge concentratie in de alveoli naar een lage
concentratie in de bloedvaten.
Uitademen; Zuurstofarm bloed is CO2 rijk. Hoge concentraie CO2 zit nu in het zuurstofarme
bloed. CO2 is een gas. Het is een deeltje dat door diffusie door een membraan kan van een
hoge naar een lage concentratie. CO2 gaat een omgekeerde richting maken omwille van het
concentratieverschil en gaat dus richting het alveool lopen en dat gaan we dan uitademen.
, ZSO 30 ; cytologie; cellulaire processen
o Osmose (diffusie van water): = transport (diffusie) van water van een oplossing
met lage concentratie deeltjes naar een oplossing met een hoge concentratie
deeltjes (“Water volgt de deeltjes”) totdat de totale concentratie aan opgeloste
deeltjes aan beide zijden van het membraan gelijk is.
Waarom is osmose passief (want passief was toch van hoge naar lage
concentratie)?
Hoewel het water van een gebied met lage concentratie opgeloste stoffen naar
een gebied met hoge concentratie opgeloste stoffen gaat, beweegt het nog
steeds volgens zijn eigen concentratiegradiënt, wat betekent van een plek met
veel water (verdunning) naar een plek met minder water. Dit maakt het passief,
omdat er geen energie aan te pas komt.
1. Linker diagram (3% vs. 9%): Water verplaatst zich naar de kant met 9% concentratie
opgeloste deeltjes, omdat de osmotische druk groter is aan die kant. Water "volgt de
deeltjes."
2. Midden diagram: Water stroomt door het membraan totdat er een evenwicht is bereikt,
aangedreven door de osmotische druk (het verschil in concentraties).
3. Rechter diagram (6% vs. 6%): Beide zijden hebben nu dezelfde concentratie, dus er is
geen netto verplaatsing van water.
Waarom gebruiken we in de praktijk 0,9% NaCL oplossing?
‘fysiologisch zout’
Ons lichaam is Natrium en Chloride gewend. Dus het is een
zoutoplossing die onze normale fysiologie (functie) behoud. Het
is doet dus niks met ons lijf.
Zoutoplossing = zout in water
0,9% (0,9 gram deeltjes in per 100 ml)
100 ml = 1dl
Zak is 1000ml en er staat 0,9%. Er zit dus 9gr zout opgelost in
1000ml water in de zak.
Isotoon= Iso (hetzelfde) toon (het aantal deeltjes). De gelijke hoeveelheid op de zelde aantal
deeltjes.