Reinigen (handboek hfstk 4)
1. Omschrijving van reinigen, ontsmetten en steriliseren:
o Reinigen: Het verminderen van het aantal levende micro-organismen (MO) en
verwijderen van zichtbaar vuil. Het doodt geen micro-organismen.
o Ontsmetten: Verwijdert pathogene kiemen (ziekteverwekkende MO) en reduceert
deze tot een kiemarme toestand.
o Steriliseren: Het volledig elimineren van alle MO, inclusief sporen, wat leidt tot een
kiemvrije toestand.
2. Niet-kritische voorwerpen en reiniging:
o Niet-kritische voorwerpen, zoals oppervlakken die enkel in contact komen met
intacte huid, hebben een lager besmettingsrisico. Deze worden voornamelijk
gereinigd, omdat er geen directe besmetting plaatsvindt met gevoelige weefsels.
Soms worden ze ook ontsmet bij blootstelling aan lichaamsvochten.
3. Vier factoren die het resultaat van het reinigingsproces bepalen:
o Mechanische actie: Verwijdert vuil door wrijving, druk of waterstroom.
o Chemische actie: Reinigingsmiddelen lossen vuil op en vergemakkelijken de
verwijdering van MO.
o Temperatuur: Hogere temperaturen verhogen de efficiëntie van reiniging en
ontsmetting.
o Tijd: De blootstellingsduur aan reinigingsmiddelen en mechanische actie is cruciaal
voor een grondige reiniging.
4. Producten voor wondreiniging:
o NaCl 0.9% (fysiologische oplossing), steriel water en wound cleaner worden vaak
gebruikt voor het reinigen van wonden
5. Waarom reiniging noodzakelijk is vóór ontsmetting of sterilisatie:
o Reiniging verwijdert vuil en organisch materiaal, wat kan interfereren met de
werking van ontsmettingsmiddelen en steriliserende methoden. Vuil kan bijvoorbeeld
ontsmettingsmiddelen afschermen van micro-organismen.
Ontsmetten (handboek hfstk 4)
6. Verschil tussen ontsmetten en reinigen:
o Reinigen verwijdert zichtbaar vuil en vermindert het aantal MO, terwijl ontsmetten
pathogene MO doodt, waardoor een kiemarme toestand ontstaat.
7. Semi-kritische voorwerpen en ontsmetting:
o Semi-kritische voorwerpen, zoals endoscopen, komen in contact met slijmvliezen of
niet-intacte huid en moeten worden gereinigd en ontsmet om kruisinfecties te
voorkomen.
, ZSO 14 ; ziekenhuishygiene ; reinigen, ontsmetten
8. Uitgangspunten voor efficiënte ontsmetting van materialen:
o Gebruik altijd het juiste ontsmettingsmiddel in de juiste concentratie en tijd.
Ontsmettingsmiddelen mogen niet te pas en te onpas worden gebruikt; thermische
ontsmetting heeft bijvoorbeeld de voorkeur boven chemische wanneer mogelijk.
9. Methoden voor ontsmetting van materiaal:
o Blootstellen aan temperaturen: Bijvoorbeeld thermische ontsmetting boven 70°C.
o Onderdompelen in ontsmettingsoplossingen: Bij gebruik van chemische middelen
met een specifieke inwerktijd.
o Afwrijven met een doek: Een doek gedrenkt in ontsmettingsmiddel kan gebruikt
worden voor oppervlakken.
10. Verschil tussen 'antiseptica' en 'desinfectantia':
o Antiseptica zijn middelen die worden gebruikt op levende weefsels, zoals de huid,
om MO te doden zonder weefsel te beschadigen.
o Desinfectantia worden gebruikt op oppervlakken en materialen om pathogene MO
te doden.
11. Voorwaarden voor een ontsmettingsmiddel:
o Een ontsmettingsmiddel moet effectief zijn tegen specifieke pathogenen, zoals:
▪ Tuberculocide: Doodt tuberculosebacteriën.
▪ Fungicide: Doodt schimmels.
▪ Virucide: Doodt virussen.
▪ Sporocide: Doodt sporen.
12. Factoren die de effectiviteit van chemische ontsmetting bepalen:
o De concentratie van het ontsmettingsmiddel, de inwerktijd, de uitgangsbesmetting
en de zuiverheid van het te ontsmetten materiaal zijn van belang.
13. Soorten ontsmettingsmiddelen voor verschillende situaties:
o Intacte huid: Alcohol 70% of Chloorhexidine. o Open en gesloten wonden:
Waterige oplossingen zoals chlooramine.
o Slijmvliezen, genitaliën: Chloorhexidine 0.2% in water.
14. Juiste omgang met ontsmettingsflacons:
o Nooit flacons bijvullen, altijd gesloten houden, stoppen niet verwisselen, en rekening
houden met de vervaldatum.
Steriliseren (handboek hfstk 4)
15. Verschil tussen ontsmetten en steriliseren: