Hoofdstuk 1: Ziekenhuishygiëne en infectiepreventie
1. Hygiëne en ziekenhuishygiëne:
o Hygiëne is het geheel van maatregelen om de gezondheid te behouden door
ziekteverwekkers (zoals bacteriën) te bestrijden. In zorginstellingen wordt
hygiëne extra belangrijk vanwege de kwetsbare patiëntenpopulatie.
o Ziekenhuishygiëne is gericht op het voorkomen van infecties bij patiënten
tijdens hun verblijf in het ziekenhuis. Het omvat maatregelen om te voorkomen
dat patiënten bijkomende schade oplopen, zoals infecties, als gevolg van hun
verblijf.
2. Fysiek, psychisch en sociaal hospitalisme:
o Fysiek hospitalisme verwijst naar schade aan het lichaam, zoals infecties of
doorligwonden. Voorbeeld: een patiënt die decubitus oploopt door langdurig
bedrust.
o Psychisch hospitalisme is mentale schade door verblijf in het ziekenhuis, zoals
depressie of apathie. Voorbeeld: een patiënt ontwikkelt depressieve gevoelens
door langdurig verblijf in een klinische omgeving zonder sociale interactie.
o Sociaal hospitalisme betekent verlies van sociale vaardigheden of isolatie.
Voorbeeld: een patiënt voelt zich geïsoleerd en verliest het contact met zijn
sociale netwerk.
3. Acht ziekmakende factoren bij psychosociaal hospitalisme:
o Verlies van contact met sociale omgeving.
o Inactiviteit en verlies van zelfstandigheid.
o Gebruik van kalmeringsmiddelen en slaapmedicatie.
o Zakelijke houding van personeel en gebrek aan huiselijke sfeer.
o Verlies van persoonlijke bezittingen.
o Angst, hulpeloosheid en onwetendheid.
o Verlies van toekomstperspectief.
o Geluidshinder(.
4. Patiëntengroepen met groter risico op psychosociaal hospitalisme:
o Kinderen
o Chronisch zieke patiënten
o Patiënten op psychiatrische afdelingen
o Patiënten op intensieve zorg (IC).
5. Meest voorkomende vormen van fysiek hospitalisme:
, ZSO 13 ; hygiene en infectiepreventie
o Decubitus (doorligwonden): bijvoorbeeld door langdurig liggen zonder
beweging.
o Chirurgische fouten: bijvoorbeeld als er materiaal wordt achtergelaten in een
patiënt tijdens een operatie.
o Ongevallen: zoals het vallen van een patiënt uit bed.
Hoofdstuk 2: Zorginfecties
1. Besmetting, kolonisatie, infectie, ziekenhuisinfectie, endogene- en exogene
infectie:
o Besmetting: het overdragen van micro-organismen (MO) van een bron naar
iemand of iets.
o Kolonisatie: MO blijven aanwezig zonder dat er ziekteverschijnselen zijn.
o Infectie: ziekteverschijnselen ontstaan door de aanwezigheid van MO.
o Ziekenhuisinfectie: infectie die ontstaat tijdens een verblijf in een zorginstelling.
o Endogene infectie: veroorzaakt door MO die al aanwezig waren in het lichaam,
bijvoorbeeld bij verzwakte weerstand.
o Exogene infectie: MO komen van buitenaf tijdens het verblijf in de zorginstelling.
2. Synoniemen voor ziekenhuisinfectie:
o Nosocomiale infectie
o Secundaire infectie
o Iatrogene infectie
o Hospital-acquired infection (HAI)
3. Elementen van de besmettingscyclus:
o Kiemen: de ziekteverwekkende MO.
o Besmettingsbronnen: bijvoorbeeld de patiënt, zorgverlener of voorwerpen.
o Overdrachtswegen: lucht, direct contact, of indirect contact.
o Ingangspoorten: huid, luchtwegen, wondjes, katheters.
o Ontvankelijke gastheer: patiënt met verzwakte immuniteit